312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
komenden tijd groote werken te financieren. Ik vind
het voor mij niet verantwoord, ten opzichte van den
toestand een beslissing te nemen, waardoor zonder meer
dergelijke groote uitgaven worden gevoteerd bij den
kapitaaldienst, zonder dat ik overtuigd ben daarom
trent hebben de stukken weinig licht gegeven dat
werkelijk hier een belangrijke werkloosheidsbestrijding
in het spel is. Ik geloof daaraan voorloopig nog niet,
vandaar dat ik voorstel de posten Westersingel, Wir-
dumerdijk en Nieuwestad van de begrooting af te
voeren wat de cijfers betreft, doch ze pro memorie uit
te trekken.
De Voorzitter: Den Westersingel ook?
De heer Vromen: Ja.
De Voorzitter: Mag ik even deze opmerking maken,
dat U formeel het recht heeft bij den kapitaaldienst van
de begrooting een voorstel te doen, een post te schrap
pen. maar dat deze posten eigenlijk al aangenomen zijn
bij de vaststelling van de begrooting van den dienst van
Gemeentewerken. Ik betwist U echter het formeele
recht niet: inderdaad staan die posten op den kapitaal
dienst. maar zij worden gefourneerd uit het straten-
fonds.
De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter Ik wil over deze zaak het volgende zeggen. De
geheele eerste dag van de begrooting is gewijd aan het
uitvoeren van werken in verband met de werkloosheid
en de werkverschaffing. De begrooting van Gemeente
werken is zonder een woord gepasseerd en nu komt een
Raadslid plotseling in den Raad en zet de geheele zaak
op losse schroeven, iemand, die niets van de debatten
heeft gehoord en nu beweert, dat de werkloosheid niet
zoo erg is. Dat is een manier van optreden, die niet aan
gaat. Er zitten in deze werken belangrijke bedragen
voor werkverruiming. Doch uit dat oogpunt is het niet
alleen gebeurd. De Wirdumerdijk is iets beter dan de
Nieuwestad; de Nieuwestad is slecht, doch beide wer
ken zijn noodig. Ik heb er korten tijd voor de begrooting
met de menschen van Gemeentewerken over gesproken,
die mij hebben verklaard dat, als wij den boel in orde
willen hebben, wij het volgende jaar eenige duizenden
guldens aan onderhoud zullen moeten besteden. Beide
posten staan reeds lang pro memorie op de begrooting
en het vorige jaar is beslist, dat dit jaar de Wirdumer
dijk en de Nieuwestad aan de orde zouden komen. Ik
zou dus den Raad met aandrang willen verzoeken, niet
op het voorstel van den heer Vromen, die de verga
dering niet heeft meegemaakt en niet weet, wat er te
redden is en daar de begrooting van Gemeentewerken
is aangenomen, in te gaan. Men kan zeggen: formeel
heeft de heer Vromen het recht bij den kapitaaldienst
op die posten terug te komen, maar ik zou den Raad
ernstig willen afraden voor zijn voorstel te stemmen,
immers dan weet Gemeentewerken niet, of de plannen
moeten worden gemaakt of niet. Dat kost ook veel tijd:
Gemeentewerken heeft het druk en zij kunnen maar niet
terloops plannen opzetten zonder te weten, hoe de Raad
er over denkt. Ik ben er voor nu te stemmen, dan weten
wij, waaraan wij ons te houden hebben. Ik ontraad den
Raad echter het voorstel aan te nemen.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter! Ik meen niet,
dat het juist is om nu nog hierover te stemmen. Wij
hebben de begrooting van Gemeentewerken behandeld
en die is in haar geheel aangenomen. Daarop zijn de
posten uitgetrokken, die nu door den heer Vromen
worden besproken: met ernst heeft de Raad die be
grooting behandeld en de betreffende posten aangeno
men. Wel komt formeel de zaak nu nog eens aan de
orde, maar het is m. i. al in kalk en cement.
De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil
er even op attent maken, dat de opmerkingen van de
tafel van Burgemeester en Wethouders niet juist zijn.
Er wordt net gedaan, of de heer Vromen het eerst met
deze opmerkingen komt, doch dat is absoluut onjuist.
Er is door mij bij de algemeene beschouwingen uitdruk
kelijk gezegd, dat wij den tijd nog niet gekomen, of al
thans nog niet gunstig achten, om groote werken uit te
voeren en dat wij ons dus voorbehielden, telkens, wan
neer dergelijke werken werden voorgesteld, in verband
met het arbeidsloon, dat daarin zat, te beoordeelen, of
wij onze stemmen al of niet aan die voorstellen zouden
geven. Dat is door mij bij de algemeene beschouwingen
uitdrukkelijk gezegd. Nu wordt door den Voorzitter
medegedeeld, dat, wanneer wij den kapitaaldienst aan
nemen, wij ons zonder meer principieel gebonden heb
ben. Daarom is het volkomen logisch, dat de heer Vro
men of ik kom met een voorstel, om die twee posten
van den kapitaaldienst af te voeren. Dit is een gevolg
van wat bij de algemeene beschouwingen is aange
kondigd.
De VoorzitterZou het niet het beste zijn, er nu
maar over te stemmen. Ik erken wat de heer Ooster
hoff gezegd heeft, maar Burgemeester en Wethouders
hebben het voorgesteld bij de begrooting voor Ge
meentewerken en toen was het moment voor LI geweest,
om, als U aan Uw woorden gevolg hadt willen geven,
te zeggen: daar hebt U groote werken, nu wil ik deze
bekijken. Dat hebt U niet gedaan. Acht U het niet beter
tot stemming over te gaan. of denkt LI nog iemand te
kunnen overtuigen
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb het
zelfde gezegd bij de algemeene beschouwingen. Ik heb
uitdrukkelijk gezegd, dat onze fractie zich voorbehield
ten opzichte van groote werken een beslissing te nemen
welke verband zou houden met de vraag, of daardoor
werkverruiming zou tot stand komen. Nu ben ik daarin
nog versterkt door het antwoord van den heer Rit
meester, die zich in dezen zin heeft uitgelaten. Nu de
kapitaaldienst aan de orde kwam, heb ik gemeend, dat
wij ons niet moeten binden. Ik zeg daarom namens mijn
fractie, dat wij geen groote werken willen, tenzij daarir.
inderdaad zit werkverruiming en dat wij daarop die
werken stuk voor stuk zullen bekijken. Het is dus geen
afwijzing, maar alleen nader bekijken, om ons daarna
uit te spreken. Dat heb ik Maandag uitdrukkelijk
gezegd.
De Voorzitter: Ter voorkoming van misverstand wil
ik nog dit zeggen. Burgemeester en Wethouders steller,
voor in het jaar 1932, waarover deze begrooting loopt,
den Wirdumerdijk, de Nieuwestad en den Westersingei
te verbeteren tot de bedragen, als op de begrooting
staan. Als dat wordt aangenomen, dan is het zooals
het altijd is geweest dat de Raad zich principieel
heeft uitgesproken voor een verbetering van deze
straten. Dan wordt door Burgemeester en Wethouders
aan Gemeentewerken opdracht gegeven de zaak nader
uit te werken en dan komt het nader uitgewerkte voor
stel in den Raad voor goedkeuring en de Raad zal er
dan zijn goedkeuring ai dan niet maar denkelijk wèl
j aan kunnen hechten. Maar dat dit zoo zal gaan, is
principieel uitgemaakt door de beschikbaarstelling voor
die drie werken van een bepaald bedrag. Dan kan men
achteraf niet, zooals de heer Weima wil, terugkomen
als een bepaald voorstel omtrent de Nieuwestad word:
gedaan en zeggen wij doen het niet. Dus dit is het
oogenblik, dat de Raad zich moet uitspreken; laat men
het op de begrooting staan, dan worden plannen ge
maakt, welke over 9 of 10 maanden, want het is niet
onmiddellijk voor elkaar, bij den Raad zullen komen.
Nu is het met een straat nog iets anders dan met eer.
brug. Laat ik daarom als voorbeeld nemen de Vrouwen-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 14 December 1931. 313
Voortzetting der vergadering op Woensdag 16 December 1931.
poortsbrug. Daarvoor zou de zaak ernstig en op tech
nische wijze moeten worden bekeken, om na te gaan.
wat de beste uitwerking is, zoodat het een klein jaar
kan duren eer de zaak uitgewerkt is. Als nu de Raad
100.000.heeft uitgetrokken op de begrooting en
achteraf blijkt, dat het niet moet worden gemaakt, dan
is een klein jaar gewerkt voor het ontwerpen van een
bepaalde electrisch bewogen klep- of basculebrug, ter
wijl het werk niet uitgevoerd wordt. Natuurlijk kunnen
er in dien tijd dingen gebeuren, zoo gewichtig, dat de
meerderheid van den Raad meent, dat niet doorgewerkt
moet worden, dan is dat nog mogelijk, maar dan zou ik
aeggen, dat daarvoor werkelijk ernstige redenen moe
ten zijn; veranderingen, die op het oogenblik absoluut
niet te overzien zijn; deze kunnen den Raad het recht
geven en misschien den plicht om te zeggen: het is heel
jammer, dat al die kosten en teekeningen en uitgaven
door Gemeentewerken zijn gedaan, maar het lijkt ons
beter het werk aan te houden; doch dan moeten er ook
werkelijk ernstige dingen zijn gebeurd. Indien de Raad
echter op het oogenblik aanneemt, om die gelden op de
begrooting te laten, dan is voor mij daarvan de con
clusie, dat, als er niets bijzonders, niets ernstigs, ge
beurt tusschen den tijd van dit oogenblik en den tijd,
waarop Burgemeester en Wethouders de uitgewerkte
teekeningen en plannen, de soort bestrating en derge
lijke in den Raad brengen, de Raad ook zeggen zal
ga daarmede door.
Zoo zie ik de zaak en ik geloof, dat dat het juiste
inzicht in dezen is. Indien er dus niets bijzonders ge
beurt tusschen nu en over zooveel maanden, zou het
moeten doorgaan. Wil men het anders, dan zou ik zeg
gen dat wij deze zaken beter nog even kunnen aan
houden, maar als dat niet gebeurt, moeten ze uitgevoerd
worden.
Ten slotte zou ik nog iets willen zeggen. Het college
weet wel hoe ik over deze werken denk, daarover be
hoef ik in den Raad niet te spreken, maar indien wij de
posten pro memorie uittrekken, wat moeten Burge
meester en Wethouders dan voor opdracht geven aan
Gemeentewerken Om door te werken
De heer Vromen: Neen
De Voorzitter: Ik zou ook zeggen van niet; dan moet
de opdracht niet worden gegeven; dan gebeurt het niet,
totdat hetzij Burgemeester en Wethouders in den loop
van het jaar met voorstellen komen om den kapitaal
dienst te wijzigen, hetzij een van de Raadsleden een
initiatiefvoorstel doet, om deze posten er weer op te
brengen. Maar dan zou ik willen zeggen, kunnen Bur
gemeester en Wethouders het niet meer brengen op de
begrooting voor 1932. Als de Raad deze posten dus
afstemt, dan is het voor 1932 positief van de baan. Nu
weten wij precies waaraan wij toe zijn met voor of
tegen stemmen en daarom zou ik willen voorstellen tot
stemming over te gaan.
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter! In beginsel
rijn wij er voor deze werken, omdat wij wel gevoelen,
dat zij in afzienbaren tijd moeten gebeuren, doch het
gaat er om, of inderdaad bereikt wordt, dat Leeuwarder
arbeiders werk krijgen. Want als het werk wordt uit
gevoerd door menschen van buiten, dan vragen wij ons
af, of het wel noodzakelijk is, dat die werken in dezen
tijd worden uitgevoerd.
De Voorzitter: Misschien kom ik op technisch gebied.
De heeren hebben ook wel eens staan kijken naar de
Peperstraat en de heeren kunnen ook wel, al is het niet
precies, beoordeelen wat voor cijfers voor werkloonen
en materialen zullen gelden. Ik zou die bedragen niet
gaarne ramen; dat kan ik niet en weet ik niet, doch men
veet toch wel, wat voor soort arbeid het is. Burge
meester en Wethouders willen wel de toezegging doen,
dat bij deze werken Leeuwarder arbeiders aan het werk
zullen worden gesteld, tenzij men arbeiders noodig
heeft, die zoo gespecialiseerd zijn in dit vak, of bijv.
bij een asphalt- of betonfirma, dat zij hun eigen asphalt-
menger willen hebben, die al jaren bij de firma werkt
en die hier niet te vinden is. In dat geval zullen Bur
gemeester en Wethouders natuurlijk zeggen, dat zij be
grijpen, dat bij de groote asphaltmachine de eigen
asphaltmenger moet zijn, die al tien jaar dat werk doet.
maar anders zullen zij Leeuwarder arbeiders voor
schrijven. Maar men zal zelf kunnen nagaan hoeveel
arbeidsloon er in zit. Natuurlijk niet zooveel als bij het
sportterrein, doch er zijn hier ook nog wel andere
werken uitgevoerd, waarbij nog al heel wat materiaal
te pas kwam, zooals de Harlingerstraatweg, de Peper
straat en de Stationsweg.
De heer Muller: Mag ik een vraag doen; hebben wij
de begrooting van Gemeentewerken aangenomen of
niét
De Voorzitter: Ja zeker, die is aangenomen.
De heer Muller: Staan daar die posten op of niet
De Voorzitter: Dat ontken ik niet, maar, mijnheer
Muller, ik geloof niet, dat U verder op dit pad moet
gaan. Ik geloof niet, dat U den heer Vromen formeel
het recht kunt ontnemen, deze posten van de begrooting
af te voeren.
De heer Muller: De begrooting is aangenomen en
daarop staan die posten: dan hebben zij ze laten pas-
seeren.
De Voorzitter: Maar als ze van den kapitaaldienst
afgaan, is daarvan automatisch het gevolg, dat de be
grooting van Gemeentewerken wordt gewijzigd.
De heer Vromen: Zoudt U mijn voorstel post voor
post in stemming willen brengen? Ik hoor hier en daar
stemmen, die daarop prijs stellen.
De Voorzitter: Dus dan splitst U Uw voorstel? Dan
wordt gestemd eerst over den Wirdumerdijk, dan over
de Nieuwestad en dan over den Westersingel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Vromen, om volgno. 862
Verbetering van den Wirdumerdijk op den kapitaal
dienst pro memorie uit te trekken, wordt verworpen
met 18 tegen 9 stemmen.
Voor stemmen: de heer Oosterhoff, mevrouw Van
Dijk—Smit, de heeren Hettinga, Vromen, Terpstra,
Van der Schoot, Stobbe, Wiersma en Visser.
Tegen stemmen: de heeren Ritmeester, Weima, Van
Kollem, Westerhuis, Botke, B. Molenaar, Muller, Van
der Meulen, Westra, Balk, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi, de heeren Dijkstra, Hofstra, De Vries, De
Boer, Koopal, Feitsma en Hooiring.
Aan de orde is de stemming over het voorstel in zake
de Nieuwestad.
De heer VromenNa deze stemming trek ik het
andere deel van mijn voorstel in.
De heer Weima: Dat moet U niet doen.
De heer Vromen: Dan kunt U die voorstellen op
nieuw indienen.
Volgno. 858 wordt onveranderd vastgesteld.