106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932.
aers zich eenigszins gemakkelijk hebben afgemaakt van
hetgeen deze materie geeft te onderzoeken. Maar ik kan
mij indenken, dat Burgemeester en Wethouders zich op
het standpunt stellen en ik wil dat op dit oogenblik
aanvaarden dat niet de bewijslast ligt op de schou
ders van Burgemeester en Wethouders dat er bijzon
dere omstandigheden zijn, maar dat die ligt op de
schouders van de voorstellers en dat die als zoodanig
dat hebben te doen. Ik heb het ook zoo begrepen en ik
zal het ook doen, maar ik acht -het toch niet overbodig
te wijzen op een uitlating van den Voorzitter in de
bekende samenspreking met de belanghebbenden, die
de heer Botke ook reeds ter sprake heeft gebracht. Op
hetgeen daar is gezegd door den heer Dasberg, indertijd
Opperrabijn in Friesland en nu nog Opperrabijn ad
interim, heeft de Voorzitter daar geantwoord
,,Op het verzoek van Joodschen kant wil ik nog
even terugkomen. Burgemeester en Wethouders zul
len deze zaak nader bekijken en zooals ik het de heer
Dasberg heb hooren voordragen, dan komt het mij
ook voor, dat deze wet speciaal voor de Joodsche
winkeliers nadeelig zal zijn
en verder heeft de Voorzitter gezegd
wij zullen ernstig onderzoeken of het mo
gelijk zal zijn de klachten van de Joodsche winkeliers
bij de bijzondere voorwaarden van artikel 9 onder
te brengen."
Ik zal nu de taak van Burgemeester en Wethouders
verlichten en ik zal trachten U die bijzondere omstan
digheden te doen zien. Ik heb daarbij, ik durf gerust
zeggen, de zaak geheel objectief beschouwd, voor zoo
ver ik dat kan. Het is bekend, dat ik zelf niet behoor
tot wie men speciaal noemt de wetsgetrouwen, maar
mede uit hoofde van mijn politieke overtuiging heb ik
speciaal ook de economische kant bekeken in hoofdzaak
ten opzichte van de economisch zwakkeren en daarom
gaat mijn wensch er ook naar uit om hen te helpen. En
dan zou ik zeggen, waarom niet deze latere sluiting
voor hen op den Zaterdagavond en dan ook nog maar
voor een gedeelte van het jaar.
Ik wil eerst den Raad mededeelen dat, als op 28 Mei
de zomertijd wordt ingevoerd, te beginnen op Zaterdag
28 Mei, waarop het einde van den Sabbath valt om
10.03 uur, en vanaf dien datum het practisch zoo is, dat
de wetsgetrouwe Joodsche winkeliers gedurende een
twaalftal weken hun zaken op Zaterdag niet meer
kunnen openen. Het uur, waarop de Sabbath eindigt,
loopt dan in de volgende weken op tot 10.10 uur, 10.17
uur, 10.21 uur, 10.22 uur en loopt vervolgens weer terug
tot 10.19 uur, 10.13 uur, enz., tot 13 Augustus, wanneer
dat einde valt om 9.18 uur. Op 20 Augustus eindigt de
Sabbath nog pas om 8.59 uur, dat is dus 1 minuut voor
negen en men kan alzoo spreken dat van deze winke
liers practisch gesproken gedurende 13 weken hun win
kels den geheelen Zaterdag gesloten moeten zijn.
Als men mij nu vraagt, welke bijzondere omstandig
heden hier ter plaatse zijn aan te geven, dan zijn dat
m. i. deze. Het is hier in Leeuwarden een bekend feit,
omdat het hier een centrum is van watersport, dat hier
op Zondag zeer veel menschen, hetzij dat zij doen aan
liefhebberij-visschen of dat zij gaan roeien of zeilen of
gaan varen met de motorboot, den geheelen dag weg
zijn. Die menschen doen allen op Zaterdagavond hun
inkoopen, maar zullen daartoe thans niet meer in de
gelegenheid zijn, voor zoover zij bestaan uit Joodsche
ingezetenen of uit menschen, die gebruik willen maken
van Joodsche winkels, omdat zij niet van den Zondag
gebruik kunnen maken om daar te koopen. Dit treft in
de eerste plaats de menschen, die hebben een fruit
winkel, de menschen, die hebben een chocoladewinkel
of een schoenwinkel. Als er op Zaterdag menschen zijn,
die nog bootschoenen willen koopen, dan kunnen zij
niet terecht en als dergelijke artikelen op Vrijdag zijn
gekocht en er moet vóór den Zondag nog iets aan ver
anderd worden, dan zal dat toch op Zaterdag moeten
gebeuren. Ik meen dat die dingen zeer zeker tot de
buitengewone omstandigheden moeten worden gere
kend. Het zal verder voorkomen dat kleeding en schoei
sel des Vrijdags wordt gekocht en laten wij nu aanne
men, dat blijken zal dat daaraan op de een of andere
manier iets moet worden veranderd. Ik stel nu het feit,
dit dit niet zijn Joodsche klanten, maar dat het zijn
klanten, die uit hoofde van hun godsdienstige over
tuiging ook niet willen hebben dat die veranderingen
des Zondags worden aangebracht; als die menschen nu
des Zondags van die artikelen gebruik willen maken
en zij ze voor dien dag veranderd willen hebben, dan
zijn ze daarvoor aangewezen op die paar uur des Zater
dagsavonds en als dat niet mogelijk is, zullen die inge
zetenen, die den Joodschen winkelier wel willen begun
stigen, daarvan om die reden worden weerhouden. Dan
noem ik nog speciaal die winkels, die artikelen hebben,
welke aan bederf onderhevig zijn, zooals fruitwinkels
en winkels in fijne vleeschwaren en waar men voor den
Zondag zijn inkoopen zou willen doen.
Verder is hier in Leeuwarden door verschillende
winkeliers geconstateerd, naar ik heb gehoord, dat
hier op Zondag een verminderde kooplust is, voor
zoover het niet betreft den verkoop, zooals genoemd
door den vorigen spreker, indien hier iets te doen is
op het gebied van meetings, vergaderingen, enz. Dat
valt hier dus buiten; die winkeliers mógen al geopend
zijn tot 8 uur. Dat zijn de winkels, waar uitsluitend of
in hoofdzaak brood, banket, suikerwerk en chocolade
wordt verkocht; deze kunnen, zonder dat er bijzondere
omstandigheden behoeven te zijn, reeds open blijven,
die Joodsche winkeliers krijgen op grond van de wet
vanzelfsprekend al vrijstelling tot 8 uur. Als ik dat
zeg dat staat hier toch ik zie den heer Turksma
hoofdschudden
De heer Turksma; Ze mogen vier uren open zijn.
De heer Van Kollem; Pardon, dat zijn de niet-
Joodsche winkeliers. U is niet op de hoogte. Ik lees
hier in de toelichting tot artikel 5
.Bij het eerste lid van dit artikel is in verband
daarmede dan ook voorgeschreven, dat het hoofd of
de bestuurder van een winkel, die tot een kerkge
nootschap behoort, hetwelk den wekelijkschen rust
dag viert op Sabbath of den Zevende dag, op zijn
daartoe tot Burgemeester en Wethouders gericht
verzoek vergunning zal worden verleend zijn winkel
op Zondag geopend te mogen houden tusschen 5 uur
des voormiddags en 2 uur des namiddags.
Wordt in den winkel uitsluitend of in hoofdzaa';
brood, banket, suikerwerk en chocolade verkocht, dan
zal vergunning verleend worden door voormeld col
lege om op Zondag de zaak geopend te mogen heb
ben tusschen 5 uur des voormiddags en 8 uur des
namiddags."
De heer Turksma; Sigarenwinkels ook
De heer Van Kollem; Neen, de sigarenwinkels niet.
Ik geloof dat ik duidelijk ben; ik geef aan, welke Jood
sche winkels volgens de wet reeds het recht hebben
om den geheelen Zondag open te zijn. Blijft dus nog
over de kwestie van de Zondagsluiting voor de Jood
sche winkels met die artikelen, welke buiten de zooeven
genoemde vallen.
Omdat ik als lid van den Raad meende hier te moeten
komen met inlichtingen voor mijn medeleden, die wer
kelijk steunen op argumenten en feiten, heb ik gemeend
een bespreking te moeten houden met de betrokken
winkeliers, om hen in de gelegenheid te stellen, mij hun
bezwaren mede te deelen. In die bijeenkomst nu, die
op mijn verzoek is belegd, is mij gebleken, dat hier in
Leeuwarden slechts 2 of 3 wetsgetrouwe Joodsche win
keliers zijn, die met de artikelen, welke zij verkoopen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. 107
vallen buiten de hier genoemde artikelen. Dat zijn een
winkelier in schoenen, een in manufacturen en geen een
in sigaren; onder de andere Joodsche winkeliers is er
géén, die op Sabbath sluit, en deze winkeliers sluiten
dus ook automatisch op Zondag
De heer Turksma; En Cohen op de Put dan?
De heer Van Kollem; Dat is een sigarenhandel als
bijbedrijf; dat is iemand, die alleen aan kennissen wel
eens sigaren verkoopt.
Als ik dus hier aan den Raad heb gevraagd, de be
langen van deze door mij bedoelde Joodsche winkeliers
in acht te nemen, dan meen ik daarbij te hebben vol
daan aan het verzoek van den Voorzitter, door te wij
zen op de speciale en bijzondere belangen en omstan
digheden, die hier in Leeuwarden gelden. En ik geloof,
wanneer ik hier een beroep doe op het rechtvaardig
heidsgevoel, dat dit beroep, dat ik hier doe op de leden
van den Raad, bij hen in goede aarde zal vallen.
Ik heb hier een uitlating van Mr. Van den Bergh,
een bekende specialiteit op het gebied van de winkel
sluiting, die bij de debatten in den Amsterdamschen
Raad heeft gezegd
..Daarentegen is het wel mogelijk, als straks het
sluitingsuur 10 uur zal zijn en de algemeene wensch
tot verdere vervroeging blijft bestaan, dezen wensch
t. z. t. als „bijzondere omstandigheid" aan te wijzen."
Ik keer deze uitspraak dus om, nu mij is gebleken, dat
hier een andere groote groep van winkeliers is het
is betrekkelijk maar een kleine groep, maar in verhouding
is het een groote groep, die een 16 tot 18 menschen
omvat -waarvoor op economisch gebied kan worden
aangetoond, dat het voor die menschen een onoverko
melijk bezwaar is, wanneer zij gedurende 13 weken in
het jaar absoluut niet op Zaterdag geopend kunnen zijn
en dat dit voor hen waarschijnlijk de doodsteek op
economisch gebied zal zijn.
En waar de Minister al het standpunt heeft inge
nomen, zooals ik heden morgen ben ingelicht, dat in
Amsterdam de verordening op de Winkelsluiting, zoo-
I als hij aan het Gemeentebestuur van /Amsterdam heeft
I bericht, opnieuw een punt van bespreking in den Raad
I zal moeten uitmaken in verband met de bezwaren, die
I daartegen zijn ontstaan en die gericht zijn tegen de
I afwijkingen van de Zondagsluiting en niet tegen langer
I open zijn op Zaterdag, daar meen ik, als de Raad mijn
I amendement, dat ik dringend zou willen aanbevelen.
I accepteert en de winkeliers, waarvan hier sprake is, een
I afvaardiging naar de Minister sturen, om toe te lichten
I dat hier zeer zeker kan worden gesproken van bijzon-
I dere omstandigheden ten opzichte van die winkeliers,
I de Minister de verordening wel zal goedkeuren. Ik zal
I het voorloopig hierbij laten, maar ik wil nogmaals mijn
I amendement, dat gegrondvest is op redelijke argumen-
I ten met allen aandrang bij den Raad aanbevelen.
De heer Terpstra; Mijnheer de Voorzitter, ik zal
I gaarne van de gelegenheid om het woord te voeren,
I die mij door U zoo vriendelijk wordt geboden, gebruik
I maken, maar als ik mij niet vergis heeft de heer Weima,
I wat li zeker is ontgaan, reeds twee maal het woord
I gevraagd en ik zou hem dus gaarne de gelegenheid
I willen geven om vóór mij het woord te voeren.
De Voorzitter verleent dan eerst het woord aan den
I heer Weima.
De heer Weima; Mijnheer de Voorzitter, ik kan, na
I alles wat wij hier al gehoord hebben, wel kort zijn. Ik
I wil graag beginnen met te zeggen dat ik in groote lijnen
I niet gedeeltelijk maar vrijwel geheel accoord kan gaan
I met hetgeen de heer Van der Schoot heeft gezegd, met
I name over het adres, dat is binnengekomen van de
I kruideniers, hoewel ik heel goed voel, dat er toch ook
I wel eenige moeilijkheden aan zullen zijn verbonden.
Ik juich het toe, dat er bepalingen worden opge
nomen, die den winkelstand ten goede komen, maar ik
waag mij daarbij niet zoo ver als de heer Botke heeft
gedaan. Immers, als ik het goed begrijp, dan komen wij
daarmee zoo ver, dat de winkels zooveel mogelijk ge
sloten zullen worden, want de heer Botke pleit voor een
middagsluiting, maar ook voor het adres van den heer
Van der Schoot; hij wil dus niet alleen een middag
sluiting, maar ook heel graag, dat de winkels 's avonds
vroeger worden gesloten en ook moet nog worden af
gewacht of hij niet heelemaal accoord gaat met wat
door enkele winkeliers is gevraagd ten opzichte van
een Maandagmorgensluiting. Op die wijze zouden wij
misschien straks een heele sluitingsdag krijgen.
Ik moet absoluut bestrijden wat hier door den heer
Botke betoogd is. Hij heeft zich gewaagd op een ter
rein, dat hier naar mijn meening niet thuis hoort; hij
heeft zich beroepen op de Arbeidswet en ik ben van
oordeel, dat die hier niets mee te maken heeft en dat
wij de Winkelsluitingswet geheel los moeten zien van
de Arbeidswet. En waar dat het geval is, meen ik dat
de heer Botke geheel onjuist is, waar hij hier voor het
personeel iets wil bereiken op dat terrein. Wenscht hij
een vrijen middag of andere gunsten voor het personeel,
laat hij dan naar den Minister gaan om wijziging van
de Arbeidswet. Ik meen, dat ik mij bij die opvatting in
goed gezelschap bevind, omdat ook Burgemeester en
Wethouders er zoo over denken, dat deze wet uitslui
tend en alleen bedoeld is voor de winkeliers.
Ook de heer Van der Meulen heeft aanvankelijk ge
tracht anders te redeneeren, maar hij heeft, gelezen en
gehoord de laatste circulaire van den Minister, moeten
erkennen, dat wel degelijk in eerste instantie ernstig
rekening moet worden gehouden met de algemeene
belangen, in dit geval het winkeliersbelang.
De heer Botke tracht te betoogen, dat een sluiting
op middag geen schade zal doen. Dat kan men hier in
de Raadszaal wel zeggen, maar ik sta op het standpunt,
dat de practijk het tegendeel zal aantoonen; ik ben van
oordeel dat Leeuwarden als centraal punt van de ge-
heele provincie en gezien de ontwikkeling van het ver
keer, geen sluiting kan hebben op middag. De heer
Botke heeft zelf ook gezegd dat dan eigenlijk de stad
stil zou liggen en dat er dan geen auto's meer zullen
komen. Ten slotte zal men dan geen enkel boodschap
meer kunnen doen, dan is het afgeloopen, maar men
moet niet onderschatten de concurrentie die men daar
door van andere plaatsen zal ondervinden. De heer
Turksma heeft reeds gewezen op de Schrans, ik meen
met name te moeten wijzen op Sneek, vooral ten op
zichte van de menschen, die wonen tusschen Leeu
warden en Sneek en voor wie het misschien hetzelfde
is of zij hun inkoopen doen in Leeuwarden of in Sneek.
Ik beweer dat Sneek dan een sterke concurrent is voor
Leeuwarden en dat die menschen doodgewoon naar
Sneek zullen gaan. Men kan wel zeggen, als wij hier
een Dinsdagmiddagsluiting zouden hebben, dat het pu
bliek dan wel op Donderdag of op Woensdag kan
koopen, en dat kan ook wel, maar er zijn tal van men
schen, die maar één geschikten middag hebben om hun
inkoopen te doen en deze zullen dien middag niet meer
naar Leeuwarden gaan maar naar een andere plaats,
b.v. naar Sneek.
Er is echter een nog sterker argument, waar de heer
Botke het zeker mee eens zal zijn. Als een zaak sluit,
staat natuurlijk de bron van inkomsten stil; ik heb ten
minste nog nooit kans gezien om met een gesloten zaak
iets te verdienen. En het is nu geen tijd meer om met
de handen in den zak te zitten. Ik meen toch uit de
practijk te spreken, omdat ik een onderzoek instelde
en tal van winkeliers gesproken heb, die eenparig van
oordeel waren, dat deze tijd ons wel leert om de handen
uit de mouw te steken, om op een behoorlijke wijze er
uit te halen wat er in zit. Dat kan niet, als men de zaak
sluit. Er zijn natuurlijk altijd excessen en uitzonderin-