120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. de winkels, die waren verkoopen, welke aan bederf onderhevig zijn, maar ik geloof toch ook niet dat dit een bijzondere plaatselijke omstandigheid is en dat groente en fruit hier gauwer zou gaan rotten dan b.v. in Maas tricht. Er is, zoo zegt de heer Van Kollem, hier een verminderde koopkracht op Zondag geconstateerd, maar als dat in Leeuwarden is geconstateerd, dan vormen wij hier toch niet zulk een uitzonderingspositie, dat dit euvel zich in andere plaatsen niet zal voordoen. Ik kan dus niet aannemen dat de genoemde omstandig heden bijzondere plaatselijke omstandigheden zijn en afgescheiden van het feit, dat de verordening toch niet door Den Haag zou worden goedgekeurd zóó bang behoeven wij ten slotte ook niet voor Den Haag te zijn meen ik dat toch ook de Raad niet kan zeggen dat hier zulke bijzondere omstandigheden zijn als de wet bedoeld heeft, dat op grond daarvan een dergelijk be sluit als de heer Van Kollem wenscht is te recht vaardigen. Ook de heer Turksma, die met zijn voorstel veel verder gaat dan de heer Van Kollem, heeft eerlijk gezegd niet veel duidelijk gemaakt van bepaalde bij zondere omstandigheden, die hier zouden bestaan. Hij heeft wel gezegd dat hij het aantal toegestane verkoop- uren op Zondag gelijk wil laten en ze slechts wat anders over den Zondag wil verdeelen, maar dat is ten slotte toch een afwijking van de wet. Men kan zeggen: het spijt me vreeselijk dat in de wet is bepaald dat die winkels vanaf 5 uur open kunnen zijn, maar de Raad kan niet bepalen dat die winkels gedurende een zelfde aantal uren later op den dag geopend mogen zijn, want de wet wordt ten slotte hier niet gemaakt. Het voorstel van mevrouw Buisman en den heer Weima bedoelt om een generaal onderzoek in te stellen bij alle mogelijke winkeliers hier ter plaatse omtrent de wenschelijkheid van een middagsluiting van 12.30 tot 1.30 een sluiting op werkdagen behalve den Zaterdag om 7 uur, een sluiting op Zaterdag om 9 uur en een algeheele Zondagsluiting. Ik wil niet ontkennen dat het mogelijk is een dergelijk onderzoek in te stellen, maar ik wil wel zeggen dat het eerlijk gezegd niet zoo eenvoudig is als het wel lijkt. Men zal daarvoor een formulier moeten laten maken, waarop de gestelde vragen eenvoudig met ja of neen moeten worden be antwoord, want als men de verschillende redeneeringen van al die menschen op het formulier zou krijgen ook hier geldt: zoovele hoofden zoovele zinnen dan ben ik er van overtuigd dat men er heelemaal niet uit komt. De vragen zullen dus alleen met ja en neen moeten worden beantwoord en er zullen geen rede neeringen op het formulier mogen voorkomen. Het zelfde wat zal worden gevraagd staat ook in het voor stel van de heeren Van der Schoot en Terpstra en laat ik nu alleen maar aannemen dat b.v. een onderzoek wordt ingesteld naar de wenschelijkheid van een alge heele Zondagsluiting en dat wordt gevraagd of men daar voor is, dan zal misschien 90 van de winkeliers zeggen: laat de wet maar zooals zij is en laat er maar geen verordening meer komen. Het voorstel van de heeren Van der Schoot en Terpstra slaat alleen op de kruideniers- en aanver wante zaken en daarvoor wordt ook gevraagd een algeheele Zondagsluiting. Ik wil dat voorstel nu ook meteen wel even onder de loupc nemen. Daar zit voor mij niet veel helderheid in; ik blijf bij hetgeen Burge meester en Wethouders daarvan hebben gezegd, n.l. dat het zeer vaag is. Het voorstel kan heel gemakkelijk worden aangenomen en wij kunnen wel in de verorde ning zetten dat de voorgestelde sluitingsuren zullen gelden ,,voor kruidenierszaken en die waarin verkocht worden eetwaren en comestibles in den ruimsten zin des woords", maar daarmee zijn we er nog niet. Wat hier wordt voorgesteld is heel gemakkelijk te zeggen, maar wat bedoelt men b.v. met eetwaren Volgens de wet valt een restaurant hier b.v. niet onder en zoo zijn er meer zaken, die zouden moeten worden nagegaan in verband met een verbod tot verkoop van „eetwaren en comestibles in den ruimsten zin des woords". Wan neer dan ook de heeren Van der Schoot en Terpstra er op staan dat hun voorstel wordt aangenomen, dan zouden Burgemeester en Wethouders het op hoogen prijs stellen als de heeren zelf de redactie van het artikel wilden aangeven, want ik moet eerlijk zeggen dat Burgemeester en Wethouders er een beetje huiverig voor zijn om dat te redigeeren. Dat is geen verklaring van onmacht, maar het is zeer moeilijk om in een veror dening iets dergelijks te bepalen. Dan vallen toch ten slotte alle zaken, die in den ruimsten zin des woords eetwaren en comestibles verkoopen, onder de veror dening en tegelijk ook de kruidenierszaken. Nu zouden de kruidenierszaken misschien nog eenigszins kunnen worden omschreven, ofschoon dat ook niet gemakkelijk is, maar als men het verbod zoo ruim gaat nemen, komt er hier en daar dan ook nog meer dat daaraan kleeft en zitten er ook verdere consequenties aan vast? De heer Vromen heeft er toch ook al op gewezen: dan kom ik hier, waar er dan bijzondere omstandigheden voor de Joodsche winkeliers ontstaan, met voorstellen, die nog verder gaan dan die van den heer Van Kollem. Ik kom thans tot het voorstel tot algeheele Zondag sluiting. De wet zegt in artikel 2 dat het verboden is een winkel op Zondag open te hebben. Dat is de alge- meene redactie en dat is door de Tweede en Eerste Kamer niet maar zoo losweg gedaan, maar toch meende men, dat er reden voor was dat enkele bedrijven daar van werden uitgezonderd, hetzij in het algemeen belang of in het belang van die bedrijven. Ik heb alles wat daarover is gesproken ook niet nagelezen en ik ben er ook niet bij geweest, maar ten slotte zijn er toch enkele bedrijven in de wet genoemd, die op Zondag open mogen zijn. Wanneer nu in de wet staat dat men in de bloemenwinkels moet terecht kunnen op 14 en 15 Au gustus en dat die winkels dus ook open mogen zijn als die data op een Zondag vallen, dan zal er toch in het algemeen wel een reden voor zijn waarom die data van 14 en 15 Augustus in de wet zijn gezet. Zoo zijn er meer punten, waarover gedacht moet worden, waarom die uitzondering is opgenomen. De algemeene bepaling is sluiting op Zondag, maar daarop zijn in de wet zelf uitzonderingen gemaakt en die zullen toch wel met reden zijn opgenomen. Ook een algeheele Zondag sluiting zal dus toch moeten berusten op bijzondere omstandigheden, een dergelijke bepaling zal alleen op grond van artikel 9 zijn te redigeeren. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden zal men van de bepa lingen van de wet en dus ook van de vrijgevige be palingen, die de wetgever heeft gemeend dat in de wet aanwezig moesten zijn mogen afwijken, alleen op die gronden zal men dus ook een algeheele Zondag- siuiting mogen invoeren. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tot nog toe de argumenten niet heb gehoord voor de bijzondere omstandigheden in Leeuwarden, die zouden rechtvaardigen en wettigen om tot een algeheele Zon dagsluiting over te gaan en dus te bepalen, dat ook die enkele in de wet genoemde winkels in eetwaren en der gelijke des Zondags moeten sluiten, hoewel de wet zelf bepaalt dat die zaken open mogen zijn. Daarom zou ik willen vragen, als de Raad iets in die richting voelt is het dan niet veel beter om het voorstel van den heer Weima en mevrouw Buisman aan te nemen? De slagersvereeniging vraagt ook nog om op be paalde uren te sluiten. Nu hebben wij hier wel een adresboek en wij kunnen uit die gids wel allerlei adres sen voorlezen ook aan iemand, die hier in Leeuwarden iets wenscht te vinden, enz., maar wij moeten hier op deze wijze zoo langzamerhand ook nog een gids hebben ten bate van het publiek, opdat men zal kunnen zien wanneer een bepaalde winkel open of dicht is. Het wordt op die manier m. i. een groote chaos en dat zal ten nadeele komen, daarvan ben ik heilig overtuigd, van de gemeente Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. 121 De heer Vromen: En van de winkeliers De Voorzitter: Ik kom zoo als vanzelf ook tot het voorstel van de heeren Botke en Van der Meulen; het schiet mij ineens te binnen, dat ook dat voorstel er nog ligt. De heer Botke heeft verdedigd dat het wenschelijk en noodig is om een middagsluiting in te voeren. Wij weten allen dat de Raad de macht heeft om de winkels op een bepaalden morgen of middag te sluiten. Ik zal er nu niet heel veel van zeggen, maar ik geloof dat de heer Westra het juist had, toen hij zei dat hier eigenlijk zuiver en alleen de meening is verkondigd van de orga nisaties van het personeel. Nu heeft de heer Van der Meulen, zeer listig, dat kan ik niet anders zeggen, als volgt geredeneerd de Minister zegt wel dat het in het belang van de winke liers moet zijn en ik heb straks ook gezegd dat ik dit niet wil ontkennen; als men de stukken leest, dan zal het belang van de winkeliers wel eenigszins mee mogen spreken. Maar, zoo zegt de heer Van der Meulen, dat mogen wij wel beoordeelen, of het in hun belang is of niet. zelfs als zij zelf meenen dat het anders is. Ik denk, als de middenstandsbonden dat hooren, dat zij wel zullen zeggen bewaar mij voor zoo'n vriendIk geef toe, men kan dat zoo opvatten, maar een normale op vatting is het niet en ik geloof dan ook dat de opvatting van den heer Van der Meulen niet juist is. De heer Botke heeft het voorstel meer in het alge meen verdedigd. Ik zal daar niet veel meer van zeggen, maar ik geloof dat bij den maatregel, welke de heeren Botke en Van der Meulen voorstellen, al vragen zij dan voorloopig ook slechts een onderzoek, de quintessens van de zaak natuurlijk zit in het begin van het voorstel ,,De Raad, van oordeel, dat het gewenscht is dat de winkels op een werkdag in de week des namid dags voor het publiek gesloten zijn." Indien de heeren dien zin er eens uit wilden laten vallen; ik vind het wat jammer dat die er in staat, want Bur gemeester en Wethouders willen wel een onderzoek instellen, maar bij dit voorstel zit de kwestie waar het om gaat ik zal niet zeggen het venijn in het begin, waar gezegd wordt dat het gewenscht is dat de win kels op een middag in de week gesloten worden. Het zit hem in die wenschelijkheid, daarmee hèèft men zich dan al uitgesproken en dat lijkt mij o zoo ingrijpend wij kunnen er thans niet precies over oordeelen en ik zou er dan ook huiverig voor zijn om, speciaal in dezen tijd, op die wijze in te grijpen. Dat mag, men toch ook wel bedenken. Ik geloof dat het dan meer op den weg van den Raad ligt om te doen zooals de heer Wiersma zegt; tracht dan overeenstemming te bereiken, maar dan moet de Raad daarbij niet reeds van de veronderstelling uitgaan dat het gewenscht is dat de winkels op een namiddag in de week worden gesloten. Als men tracht om op een conferentie nog overeenstemming te berei ken en dat is mogelijk dan moet men toch niet vooraf reeds de wenschelijkheid van een middagsluiting hier uitspreken. Ik weet, dat die wensch door een groot deel van het Leeuwarder publiek niet wordt gedeeld. Dat is wel naar voren gekomen; een deel van het Leeu warder publiek wenscht het wel maar een ander deel wenscht het niet en dan ben ik er huiverig voor om hier dien wensch reeds uit te spreken. Mevrouw Buisman heeft ook nog over de kappers gesproken, maar die kwestie heb ik al beantwoord. Ik geloof dat ik hiermee aan het einde ben van mijn be antwoording en ik zou thans willen voorstellen om een oogenblik te pauzeeren. Ik vermoed dat enkele sprekers nog wel in tweede instantie zullen willen spreken en ik zou die leden dan willen voorstellen om zich wel te willen bekorten. Ik persoonlijk zie er niet eenig licht in dat er nog in tweede instantie wordt gesproken, maar de leden zullen er wel niet zoo over denken De heer Vromen: Laten wij maar stemmen. De Voorzitter: Ik zou dus willen voorstellen om nu een oogenblik te pauzeeren, maar wij zullen in deze localiteit moeten blijven, want zoowel in de vertrek- kamer als in de andere zaal wordt op het oogenblik een vergadering gehouden. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen vragen hoe verder de orde van de vergadering zal zijn. Krijgen wij nog meer algemeene besprekingen De Voorzitter: Ik wil straks wel graag de punten een voor een aan de orde stellen; misschien is dat eenvou diger. Dan zou ik, zooals ik zoopas heb gezegd, eerst de artikelen 1 en 2 van Ontwerp A aan de orde stellen, welke handelen over de kwestie van de kermis. Daarna komen aan de orde artikel 3, de kwestie van de bloe menwinkels, artikelen 4 en 5, handelende over de kap pers, dan het voorstel van den heer Turksma met be trekking tot de Joodsche winkeliers, het voorstel van den heer Van Kollem, eveneens betrekking hebbende op de Joodsche winkeliers, daarna het voorstel van mevrouw Buisman en den heer Weima, welk voorstel, indien het wordt aangenomen, zal moeten leiden tot het uitstellen van de behandeling van de voorstellen en verzoeken betreffende de kruideniers en de slagers en ten slotte het voorstel van de heeren Botke en Van der Meulen. Te 9.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 10 uur nam. wordt de vergadering hervat. De Voorzitter: Zooals ik straks al heb gezegd, zijn wij op het oogenblik aan de replieken toe. Is de Raad bereid daar afstand van te doen en direct te stemmen Verschillende leden maken daartegen bezwaar. De Voorzitter: Ik zou dan toch aan die leden, die zich daarmee niet kunnen vereenigen, willen vragen om zich alle mogelijke zelfbeperking op te leggen. De heer Botke: Als de een begint, beginnen ze na tuurlijk allemaal weer. De Voorzitter: Dan stel ik voor om tot stemming over de verschillende artikelen over te gaan. Kan de Raad zich daarmee vereenigen? Wenscht een van de leden stemming over dat voorstel De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, dat is toch niet in overeenstemming met het Reglement van Orde. Mijn plan was en daarom heb ik tot nu toe mijn opmerkingen achterwege gehouden om bij de be spreking van de verordening zelve, dus na de alge meene bespreking en bij de artikelsgewijze behandeling, nog iets naar voren te brengen en daarom vraag ik, nu U na die besprekingen voorstelt om direct tot stem ming over te gaan mag ik daarover dan nog even het woord De Voorzitter verleent den heer Buiel het woord. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik vroeg dan het woord, omdat ik van meening ben, dat deze veror dening eigenlijk in den aanhef anders moet luiden. Wij hebben hier eigenlijk twee soorten van verordeningen, een verordening krachtens artikel 6 van de Winkel sluitingswet, welke berust op overeenstemming met de winkeliers en een verordening krachtens artikel 9 van die wet, welke berust op buitengewone omstandigheden. Wij hebben dus bij die twee verordeningen op grond van die twee artikelen te maken eerst met artikel 6, dat berust op overeenstemming en verder met artikel 9, dat berust op buitengewone omstandigheden. Dat is dus hier een eerste eisch voor de goedkeuring door ,,Ons"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 22