80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932.
De heer Feitsma: Mijnheer de Voorzitter, ik heb
meen ik zoopas al gezegd, dat wij dit stuk zoo laat
hebben ontvangen, dat wij geen gelegenheid hebben
gehad er kennis van te nemen. Zoodoende hebben wij
hier eigenlijk geen oordeel over, zoodat hierover door
ons moeilijk gestemd kan worden. Namens onze club
dien ik dan ook dit verzoek in.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben
dit stuk inderdaad pas gisteravond in ons bezit gekregen
en als dan enkele Raadsleden op grond van het feit,
dat zij de zaak niet hebben kunnen bestudeeren, een
voorstel doen tot aanhouding, dan moeten er m. i. al
gewichtige redenen door het college van Burgemeester
en Wethouders naar voren worden gebracht bij hun
mededeeling dat dit niet kan, maar anders zou ik aan
het verzoek willen tegemoet komen. Ik zou dus graag
van Burgemeester en Wethouders willen hooren,
waarom dit punt zooveel haast heeft, dat het inderdaad
noodig moet worden behandeld en als die redenen er
niet zijn. zal ik voor het voorstel tot aanhouding
stemmen.
De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Onzerzijds
zou er geen bezwaar tegen behandeling worden ge
maakt, als van de zijde van Burgemeester en Wet
houders onoverkomelijke bezwaren tegen uitstel werden
naar voren gebracht, maar als het hier niet een bijzonder
maar een gewoon geval betreft, moeten wij ook niet
van den gewonen regel afwijken. Wij hebben hiervoor
geen tijd gehad ook in verband met de belangrijkheid
van de agenda en het lijkt mij toch gewenscht dat wij
op tijd de stukken ontvangen van de punten, die hier
behandeld zullen worden. Wij hebben gemeend dat
deze zaak niet zoo'n bijzondere haast had of dat de
behandeling daarvan zoo noodig was en het een met
het ander komt het ons daarom wenschelijk voor dit
punt in de eerstvolgende vergadering te behandelen.
De Voorzitter: De heer Hofstra zegt niets te hebben
geweten van het bijzondere van dit geval, maar nu is
dit toch inderdaad wel een bijzonder geval. Het is
bekend, dat de huizen daar op den kant van de sloot
zijn gebouwd en nu is er, ten aanzien van de aan te
leggen straat, pas de vorige week overeenstemming met
de N.V. ..Lijempf" bereikt, maar dit ligt niet aan het
College maar aan andere omstandigheden. Het komt
Burgemeester en Wethouders wenschelijk voor, om
thans dit punt nog in behandeling te brengen, omdat
die woningen anders geen uitgang zullen hebben of
bijna niet zijn te bereiken en ze binnenkort zullen moeten
worden betrokken, omdat ze zoowat klaar zijn. Om
die reden hebben Burgemeester en Wethouders de
vrijheid gevonden om dit punt op het oogenblik aan de
agenda toe te voegen, dat is in het kort de reden. De
zaak dringt dus wèl; het is van het grootste belang dat
zoo spoedig mogelijk die straat wordt aangelegd. Dan
wordt het toch nog na Mei en dat is het tijdstip, waarop
die woningen zullen worden betrokken.
De heer Muller: Ik vind de argumenten, die Burge
meester en Wethouders aanvoeren ten opzichte van den
spoed, die hierbij noodig is, niet doorslaggevend en
daarom zal ik voor het voorstel van den heer Feitsma
stemmen.
De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, ik wil mij aansluiten bij hetgeen U hebt gezegd,
maar ik wil er voor den Raad nog eens den nadruk op
leggen, dat het hier voor die menschen een noodtoestand
is. In gewone gevallen zouden Burgemeester en Wet
houders er niet aan denken om met een dergelijk voorstel
op het laatste oogenblik bij den Raad te komen, maar de
zaak is hier zoo geloopen. Er is tijden en tijden onder
handeld over deze kwestie, de menschen, die daar toen
bouwden, hebben op spoed aangedrongen en wij hebben
toen gezegd: wij zullen de zaak zoo spoedig mogelijk
afhandelen. Er waren verschillende kwesties over de
vaststelling van de rooilijnen en nu verleden Zaterdag
hebben enkele leden van het College met den directeur
van de Lijempf" gesproken en zijn zij met hem tot
overeenstemming gekomen. De toestand is op het oogen
blik zoo: de gemeente heeft dien grond daar uitgegeven
in het vertrouwen, dat de zaak tijdens den bouw wel
in orde zou komen, maar de zaak heeft getraineerd en
het is niet in orde gekomen. Nu zijn de woningen klaar
en de eigenbouwers, in het volste vertrouwen, dat het
wel op tijd in orde zou komen, hebben de woningen
verkocht. Ik meen dat alle woningen aan de sloot zijn
verkocht, maar de toestand is zoo, dat zij niet kunnen
worden betrokken; het talud van de sloot loopt van
den voorgevel van de huizen direct schuin naar de
sloot en men kan zelfs te voet niet in de woningen
komen. Toen er Zaterdagmorgen overeenstemming was
bereikt met de „Lijempf", hebben wij dan ook gezegd:
nu moeten wij ook opschieten. Er komt nog bij, dat er
niet alleen geen toegang tot de woningen is, maar dat
men er ook geen leidingen in kan krijgen, geen gas-
en geen waterleiding en ook geen electrische leidingen.
In het belang van de menschen, die daar gebouwd
hebben en die daar gekocht hebben, zouden Burge
meester en Wethouders daarom van harte wenschen,
dat de Raad met deze korte voorbereiding genoegen
zou willen nemen en het voorstel wel in behandeling
zal nemen. Ik geloof dat er overigens geen groote be
zwaren tegen deze zaak zijn, die bovendien van alle
kanten bij de behandeling straks kan worden toegelicht,
maar ik zou den Raad graag op het hart willen binden
om dit punt niet meer 3 weken uit te stellen, want dan
lijden de menschen, die daar gebouwd en gekocht
hebben, een enorme schade.
De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, het
moet inderdaad worden toegestemd, dat wij dit voorstel
niet lang in ons bezit hebben, maar toen ik gisteravond
voor het eerst deze stukken zag toevallig kreeg ik
ze het laatst in handen moest ik toch zeggen dat dit
een heel eenvoudig voorstel is; het laat zich heel gemak
kelijk lezen, er staan geen moeilijkheden in en de grond
kan op zeer gemakkelijke voorwaarden worden over
genomen, terwijl door de „Lijempf" met een heel aan
nemelijk bedrag in den straataanleg wordt bijgedragen.
Ik zie dan ook niet in dat er werkelijk nog tijd voor
studie noodig is om dit voorstel te kunnen beoordeelen;
als men het doorleest, spreekt het in duidelijkheid voor
zichzelf. Ik ben overigens heel gevoelig voor verzoeken
om uitstel als men een zaak niet voldoende heeft kunnen
bestudeeren en ik zal daar in het algemeen ook niet
tegen stemmen, maar het bevreemdt mij ten zeerste, dat
hier uitstel voor noodig is.
De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan
wel heel kort zijn na wat de heer Molenaar heeft ge
zegd. Ik heb met aandacht geluisterd naar hetgeen van
de bestuurstafel door den heer De Vries is gezegd en
ik vind dit een practische oplossing. Dit moet gebeuren,
als men in die woningen woont en de toestand er heen
ligt zooals hier het geval is. Want die woningen zijn
klaar, als ik het goed heb begrepen en dan vind ik
dat de zaak met de redenen, die hier genoemd zijn, wel
te overzien is en dat het College in dezen activiteit
heeft betoond.
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter, het gaat
hier over al of niet behandeling en nu kan ik mij heel
goed indenken, als men een stuk zoo laat ontvangt,
dat een voorstel tot uitstel naar voren komt. Maar aan
den anderen kant maakt dit stuk, als ik het lees, op
mij den indruk van een hamerstuk. Er is toegelicht
door Burgemeester en Wethouders dat het hier een lang
marchandeeren is geweest en ik weet uit den aard der
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. 81
zaak hoe die dingen traineeren. Nu is er echter over
eenstemming bereikt en nu komt het mij voor toe
gegeven dat het wat vlugger had gekund, maar dat kan
ik niet heelemaal beoordeelen is er nu nog wel
eenige kans, als de zaak al zoo lang heeft getraineerd
en men nu eindelijk is overeengekomen, dat daaraan
nu nog iets zou worden gewijzigd Als men dat dan
wil en men dus bezwaar heeft tegen dit voorstel, dan
moet men daar tegen stemmen, maar men dient het nu
wèl in behandeling te nemen.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ofschoon
ik persoonlijk geen bezwaar zou hebben tegen behan
deling, schaar ik mij toch heelemaal aan de zijde van
den heer Muller. Ik vind de reden, die Burgemeester
en Wethouders naar voren hebben gebracht, niet zoo
danig, dat wij deze kwestie niet 3 weken kunnen uit
stellen en waar ik meen dat volgens de stukken over
deze zaak al een kleine twee jaar is onderhandeld, komt
het mij ongemotiveerd voor om tegen uitstel te stemmen.
De woningen zijn nog niet bewoond en de uitgifte in
erfpacht is meen ik al van begin 1931, dus met dien
bouw loopt het al een zeer langen tijd. Waar de wo
ningen nog niet bewoond zijn en ook niet bewoond
kunnen worden, omdat er geen leidingen, enz. in kun
nen worden gebracht, lijkt mij het voorstel om deze
zaak 3 weken aan te houden niet van dien aard, dat
daar bezwaar tegen is en als dan op goede gronden
door verschillende leden hier in den Raad wordt ge
zegd dat zij hun stem hierover niet kunnen uitbrengen
en niet weten of zij voor of tegen moeten stemmen, dan
voel ik mij niet vrij om tegen uitstel te stemmen.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Mijnheer de
Voorzitter. Oorspronkelijk was ik ook voor aanhouding,
maar nu ik deze reden hoor van den wethouder, dat
deze woningen op 12 Mei a.s. moeten worden bewoond,
meen ik dat hier wel haast bij is en dat wij door uitstel
die menschen daar niet mogen dupeeren. Als wij toch
dit voorstel over 2 of 3 weken behandelen, dan moet
daarna nog de sloot worden gedempt, moeten de lei
dingen worden gelegd, enz. en dat eischt zooveel tijd,
dat wij niet verantwoord zijn, wanneer het voorstel nu
wordt aangehouden, te meer, waar dit voorstel duidelijk
I is gesteld en bij de behandeling alle mogelijke toelich
tingen kunnen worden gegeven.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, ik ben
van een tegenovergesteld oordeel als mevrouw Buis
man; ik wensch de kwestie aldus te zien, dat het hier
gaat om de vraag, of elk Raadslid, ieder voor zich,
straks dit besluit kan dekken met zijn verantwoordelijk
heid. Dat is hier niet het geval; er zijn hier leden, die
door verschillende omstandigheden, in de eerste plaats
door te late indiening van dit voorstel, niet de gelegen
heid hebben gehad om het serieus te beschouwen. Die
leden kunnen dit besluit niet dekken met hun verant
woordelijkheid en alleen op dien grond zou ik, waar
het hier maar gaat om een verschil van 3 weken, in
ernstige overweging willen geven om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet in behandeling te
nemen, maar ons voorstel aan te nemen.
De heer Peletier: Mijnheer de Voorzitter, ik zou dit
willen opmerken. De heer Terpstra heeft gezegd dat
het nemen van een besluit afhankelijk moet zijn van
ieders persoonlijk inzicht, maar het voorstel is mij over
zichtelijk genoeg om daarover thans een besluit te
nemen. Terecht is door U, mijnheer de Voorzitter,
gezegd, dat hier belangen op het spel staan, die geen
uitstel gedoogen. Hoewel ik anders voor uitstel zou
stemmen, indien dit gevraagd wordt, ben ik in dit geval
bereid te stemmen voor directe behandeling met het
oog op degenen, die hierbij geïnteresseerd zijn en voor
wie hier groote belangen op het spel staan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren Feitsma en Hofstra wordt
met 17 tegen 10 stemmen verworpen.
Voor stemmen: de heeren Feitsma, Wiersma, Vromen,
Weima, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Terpstra,
Muller, Hofstra, Van der Schoot en Stobbe.
Tegen stemmen: de heeren M. Molenaar, De Vries,
Westra, Botke, Buiel, B. Molenaar, Van der Meulen,
Turksma, Peletier, mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi,
de heeren Hettinga, Hooiring, Koopal, Dijkstra, Balk,
De Boer en Van Kollem.
Besloten is alzoo het voorstel van Burgemeester en
Wethouders als punt 15 aan de agenda toe te voegen.
De heer Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester,
is intusschen ter vergadering gekomen en neemt het
Voorzitterschap thans van den heer De Boer over.
1Wordt medegedeeld
a. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd
de begrooting van de inkomsten en uitgaven der
gemeente, dienst 1932 met de bedrijfsbegrootingen;
de Raadsbesluiten d.d. 9 Februari 1932 tot vaststel
ling van een voorgevelrooilijn voor te stichten gebou
wen op terreinen ten Noorden van de Oeverdwars
straat en tot verhuring van weiland aan het Schapen
dijkje;
d.d. 22 Maart 1.1. tot uitgifte in erfpacht van ter
reinen ten Zuidoosten van den Groningerstraatweg,
ruiling van grond aan de Roekstraat en de Roodborst-
straat, aankoop van een bleek aan Oldegalileën, ver
huring van een gedeelte van het weiland „de Lange
Negen" en van onderscheidene panden der gemeente;
b. rapport omtrent 'de opneming der kas van het
Openbaar Slachthuis.
De mededeelingen sub a en b worden voor kennis
geving aangenomen.
c. schrijven van Smallingerlands Bestuurdersbond
namens arbeiders in de Rijkswerkverschaffing der N.V.
„De Drie Provinciën" betreffende een aangenomen
motie door die arbeiders op 12 Maart 1932.
Wordt als zijnde niet onderteekend ter zijde gelegd.
d. adres van F. Hofenk, Voorstreek 54, alhier, om
hem een vergoeding toe te kennen voor de bedrijfs
schade, welke hij o. a. door het plaatsen van een schut
ting voor zijn winkel, ten behoeve van de verbetering
van de Amelandspijp, heeft geleden.
Aangezien de gemeente geenerlei daad heeft verricht,
welke adressant recht op eenige schadevergoeding kan
geven, wordt, gelet ook op eerder genomen besluiten
omtrent soortgelijke verzoeken, voorgesteld afwijzend
op dit verzoek te beschikken.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
e. adres van den Bond van Friesche Stoom- en
Motorvaartbelangen e. a. om het door de Nederland-
sche Tramweg Maatschappij gevraagde subsidie uit de
gemeentekas niet te verleenen.
Wordt bij de betrekkelijke stukken gevoegd.
adres van de Nieuwe Leeuwarder Slagersveree-
niging om in de verordening betreffende de Winkel
sluiting op te nemen
a. een sluiting op werkdagen, uitgezonderd den
Zaterdag, na 's avonds 7 uur;
b. een Zaterdagavondsluiting na 9 uur;
c. een algeheele Zondagsluiting.
Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda.
g. dat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding
van een openbare aanbesteding hebben gegund
aan Johannes Rombout en Jan Rombout het uitvoeren
van grond-, rioleerings- en bestratingswerken ten be
hoeve van de verbetering van den Westersingel voor
8560.-;