82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. aan R. Wijbenga de uitbreiding van gemeenteschool no. 4 aan den Wissesdwinger met bijkomende werken voor 33.524.'—. Wordt voor kennisgeving aangenomen. h. De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter, ik heb aan den waarnemenden Voorzitter gevraagd een ver klaring te mogen afleggen in den Raad en daarvoor is mij toestemming verleend. Ik zou nu graag de volgende verklaring willen afleggen De heer L. Dijkstra, lid van dezen Raad en als zoo danig gekozen als candidaat van de Sociaal-Democra tische Arbeiders Partij, heeft voor het lidmaatschap van die partij bedankt en zich aangesloten bij de pas opge richte Onafhankelijk Socialistische Partij. Door die daad heeft hij de politieke band tusschen ons en hem doorgesneden; hij is geen lid meer van onze partij noch van onze fractie en wij dragen dus geen verantwoordelijkheid voor hetgeen hij verder in dezen Raad meent te moeten zeggen. Deze verklaring wordt op voorstel van den Voor zitter voor kennisgeving aangenomen. i. De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik zou naar aanleiding van de verandering die er ten opzichte van onze partij heeft plaats gehad, even verlof van U willen hebben om de volgende verklaring af te leggen Verklaring der tot de Onafhankelijke Socialistische Partij toegetreden Raadsleden. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb het woord gevraagd, mijnheer de Voorzitter, om te verklaren, dat ik uit de Sociaal-Democratische fractie van dezen Raad ben ge treden en voortaan zal optreden als zelfstandig Raads lid, vertegenwoordiger van de Onafhankelijke Socia listische Partij. Het ligt niet in mijn bedoeling aan deze verklaring een politieke beschouwing te verbinden. Daartoe zal bij de a.s. algemeene beschouwingen over de begrooting van 1933 gelegenheid zijn. Ik volsta derhalve met deze mededeeling, er alleen aan toevoegende, dat het optreden tegen den linker vleugel der S. D! A. P. door de partijmeerderheid mij tot dezen stap heeft gedwongen. Ik houd er mij van overtuigd, dat dit optreden van mij de instemming heeft van een groot deel der kiezers, die in den afgeloopen zomer hun stem uitbrachten op de lijst der S. D. A. P. Ik vertrouw, dat door U en de leden van dezen Raad met de door deze verklaring gewijzigde verhoudingen zal worden rekening gehouden. U, mijnheer de Voorzitter, wil ik dank zeggen voor het mij verleende verlof om deze verklaring af te leggen. Deze verklaring wordt op voorstel van den Voor zitter voor kennisgeving aangenomen. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het opmaken van een voordracht voor de benoeming van een lid van den Raad van Beheer der N. V. Inter communale Waterleiding Gebied Leeuwarden, wegens periodieke aftreding van den heer A. Collet. Dit voorstel luidt als volgt Blijkens mededeeling van de N. V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden is de heer J. A. Collet, die voor deze gemeente zitting heeft in den Raad van Beheer van genoemde vennootschap, op 1 Mei a.s. aan de beurt van aftreden, zoodat in deze vacature zal moeten worden voorzien. De leden worden sedert het vorig jaar benoemd door de vergadering van aandeel houders uit een bindende voordracht, opgemaakt door den Raad der gemeente, die aandeelhoudster is. Wij geven U in overweging tot het opmaken van een voordracht van twee personen ter voorziening in de vacature-J. A. Collet over te gaan. De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Collet een schrijven is ingekomen, waarin hij mededeelt dat hij niet voor eene herbenoeming als zoodanig in aan merking wenscht te komen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Botke; Mijnheer de Voorzitter, de heer Col- let was een der onzen en daarom zal het ook wel zijn toegestaan om weer een van onze menschen in den Raad van Beheer van de Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden te benoemen. Onze fractie heeft daarvoor als candidaten aangewezen no. 1. M. Molenaar; no. 2. G. Botke. De beraadslagingen worden gesloten. De voordracht wordt opgemaakt als volgt Op no. 1 wordt geplaatst de heer M. Molenaar, met I 22 stemmen. Op de heeren Botke en Dijkstra worden 2 stemmen uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco wordt I ingeleverd. Op no. 2 wordt geplaatst de heer G. Botke, met 22 I stemmen. Op den heer M. Molenaar worden 2 stemmen I uitgebracht en op den heer Van der Meulen 1 stem terwijl 2 biljetten blanco worden ingeleverd. De heer Oosterhoff is intusschen ter vergadering I gekomen. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toekenning van vergoedingen ingevolge art. 100 der Lager Onderwijswet 1920 over het jaar 1930 aan be sturen van bijzondere scholen. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge artikel 12 van het Koninklijk besluit van I 4 September 1923 (Staatsblad no. 432), zooals dit be sluit nader is gewijzigd bij dat van 19 December 1930 (Staatsblad no. 490), zijn aan U ingezonden de aan vragen van de hieronder vermelde schoolbesturen om i vergoeding over het jaar 1930, als bedoeld bij artikel I 100 der Lager Onderwijswet 1920. Om na te gaan van hoeveel onderwijzers, verbonden I aan bijzondere scholen, de jaarwedden voor rekening 1 der gemeente komen, strekt tot grondslag der bereke- I ning het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer aan de gezamenlijke overeenkomstige openbare scholen. Voor de vergoeding over 1930 moet worden genomen j; het gemiddelde aantal leerlingen over 1929, berekend I naar de teldata aangegeven in artikel 28 der wet. Dit I aantal bedroeg a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 3705.25 b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs I 257.75. Volgens de gevestigde jurisprudentie moet voor de I sterkte van het onderwijzend personeel worden ge nomen het grootste aantal onderwijzers op zekeren dag j in 1930 aan de scholen voor openbaar lager onderwijs I verbonden, behoudens het geval van tijdelijke ver vanging, in welk geval de afwezige leerkracht niet mag I worden medegerekend. Ook blijven de reserve-onder wijzers hier buiten beschouwing. Dit aantal bedroeg a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 119: b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs 14. j Het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer be droeg derhalve in 1930 aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 3705.25 119 31.137 en aan de school voor uitgebreid lager onderwijs 257.75 14 18.411. Het quotient, dat verkregen wordt door het gemid delde aantal leerlingen, dat over 1929 als werkelijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1932. 83 schoolgaande aan de scholen voor bijzonder gewoon en uitgebreid lager onderwijs bekend stond, te deelen door respectievelijk 31.137 en 18.411, geeft het maximum getal leerkrachten aan, wier jaarwedden door Rijk en Gemeente moeten worden vergoed. Uit de rechtspraak over het tweede lid van art. 100 blijkt, dat de in dat lid vastgelegde garantie bedoelt een klassedeeler, wan neer die voor de schoolbesturen voordeeliger blijkt, nog gedurende 2 jaren na het jaar der vergoeding te hand haven. Onderstaand overzicht geeft aan welke klasse deeler moet worden toegepast. Kalenderjaar Klasse d e e 1 e r L. O. U. L. O. 1928 31.689 18.917 1929 31.556 19.438 1930 31.137 18.411 De klassedeeler voor de te berekenen vergoeding over 1930 is dus voor het lager onderwijs 31.137 en voor het uitgebreid lager onderwijs 18.411. Voor de gedetailleerde berekening verwijzen wij naar den bij de stukken gevoegden staat, welke een overzicht geeft van de wijze waarop de vergoeding voor iedere school afzonderlijk is berekend. Opgemerkt worde nog, dat in navolging van het Rijk, hetwelk steeds de wedden der duurste leerkrachten vergoedt, in de daartoe lei dende gevallen de goedkoopste leerkrachten ten laste van het schoolbestuur worden gelaten. Uitkomsten met een fractie moeten worden afgerond naar de gebrui kelijke methode voor den halven cent. Voor zoover uit de stukken is na te gaan, kunnen de door de schoolbesturen berekende en na enkele wijzi gingen onzerzijds ten laste van de gemeente komende jaarwedden als juist worden aangemerkt. Wij geven U alsnu in overweging te besluiten over het jaar 1930 uit te keeren aan 1. het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging a. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan het Raadhuisplein no. 25, een bedrag van 1716.84; b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de St. Anthonystraat no. 4, een bedrag van 1881.72; 2. het bestuur der Nederlandsch Hervormde School vereeniging, voor zijne school voor gewoon lager onder wijs aan de Druifstreek no. 72, een bedrag van 218.34; 3. het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van eene of meer kweekscholen ter opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan Christelijke scholen, voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Margaretha de Heerstraat no. 2, een bedrag van 1564.34; 4. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs a. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Leeuwrikstraat no. 10, een bedrag van 2231 b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Pieter Feddesstraat no. 2, een bedrag van 1212.50; c. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Fonteinstraat no. 16, een bedrag van 1746. d. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Margaretha de Heerstraat no. 1een bedrag van 1727.50; e. voor zijne school voor uitgebreid lager onderwijs aan de Margaretha de Heerstraat no. 1een bedrag van 1021.67; f. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de Willem Sprengerstraat no. 77. een bedrag van 1568.67. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wensch geen aanmerking te maken naar aanleiding van dezen Raadsbrief, want die heeft mijn volle instemming, maar het is toch naar aanleiding van dezen brief, dat ik een kleine opmerking wensch te maken. Dat is, dat ik hier tevens een verzoek aan Burgemeester en Wethouders aan zou willen vastknoopen. Bij een nadere beschouwing toch van dezen Raadsbrief treft het mij, dat voor het uitgebreid lager onderwijs hierin zoon verbazend laag cijfer voorkomt, wat betreft het aantal kinders aan die scholen. Ik geef direct toe dat dit cijfer van dat van vorige jaren niet veel afwijkt, maar in verband met de tijdsomstandigheden heb ik mij afgevraagd of het niet wenschelijk is, dat getal wat hooger op te voeren. Het is toch zoo, dat ten eerste de gemeente moet be talen voor het minder aantal kinders, dat op de scholen gaat, maar in de tweede plaats kan men zeggen dat i dit mes aan twee kanten snijdt, want het bijzonder i onderwijs heeft evenveel recht als het straks vraagt wat hem in dezen toekomt. Ik zou daarom deze vraag aan Burgemeester en Wethouders willen stellen, of het niet van belang is dat Burgemeester en Wethouders er in de toekomst rekening mee houden, dat men dit getal gaat opvoeren. Het komt mij voor dat dit een zeer belangrijke kwestie is; ik wil allerminst zeggen dat dit gemakkelijk is, maar toch meen ik dat in verband met de tijdsomstandigheden de noodige aandacht aan dit vraagstuk dient te worden geschonken. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik zou eerst een enkele vraag aan den heer Hofstra willen stellen, n.l. wat voor soort onderwijs hij op het oog heeft. De heer Hofstra: Het uitgebreid lager onderwijs. De heer De Boer (wethouder): Het uitgebreid lager onderwijs dus en nu zegt de heer Hofstra dat daar te weinig leerlingen zijn. Maar het is mij bekend en het kan ook den Raad bekend zijn, dat juist bij het U. L. O. het aantal leerlingen zoo belangrijk toeneemt, dat daar door ook noodzakelijk is geworden dat de U. L. O.- school wordt uitgebreid. Dat aantal is juist de laatste jaren zeer belangrijk toegenomen en ik weet dan ook niet. wat de heer Hofstra er mee bedoelt. Hij heeft het U. L. O. op het oog, maar het aantal leerlingen in de klas is toch zoo, dat de klassen nog al gevuld zijn. Zoo is het althans bij het openbaar onderwijs; blijkt het bij het bijzonder onderwijs anders te zijn, dan dient men daar, aan die school, in de eerste plaats maatregelen te treffen, maar ik kan wel de verzekering geven dat bij de openbare U. L. O.school de klassen vol zijn. Daarom was ten slotte juist uitbreiding van die school noodig; er is geen sprake van dat daar te weinig leer lingen per klas zijn. Overigens wil ik graag toezeggen, dat Burgemeester en Wethouders t. z. t. rekening willen houden met de opmerking van den heer Hofstra, maar als hij het LI. L. O. op het oog heeft, dan kan ik hem wel de verzekering geven dat er daarbij geen sprake van is. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter, naar aan leiding van de opmerkingen van den wethouder moet ik het toch wenschelijk achten mij wat nader te ver klaren. Ik heb op het oog gehad het cijfer van ruim 18 leerlingen per klas en per onderwijzer. Ik meen duidelijk genoeg de zaak te hebben toegelicht; ik had het niet over het lager onderwijs, maar ik heb het gehad over het uitgebreid lager onderwijs en ik heb mijn ver zoek zoo gericht, dat ik niet de moeilijkheden wil onder schatten, maar dat toch een hoogere opvoering van den klassedeeler, b.v. tot 22—24, een aanmerkelijke bezui-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 3