210 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932.
de malaisetijd en de wisselvalligheden, waaraan het
exportbedrijf thans is blootgesteld, redenen zijn, om een
wijziging aan te brengen ten opzichte van de tarieven.
Het is van algemeene bekendheid, dat de export het
over de geheele linie zwaar te verantwoorden heeft.
Vanwaar de oorzaken komen, behoef ik hier niet breed
uit te meten, maar één ding staat vasthet tariefstelsel
in het buitenland, het optrekken van tolmuren heeft een
funesten invloed op de vrije uitoefening van het export
bedrijf. En waar dat bedrijf in Nederland een zoodanig
bedrijf is, dat het de kurk is, waarop een groot deel
van onze veeteelt drijft, daar juich ik het ten zeerste
toe, dat men van deze zijde heeft ingezien, dat het
noodig is dit bedrijf te steunen. Men moet bij deze zaak
vooral niet vergeten, dat die exportslachtingen betee-
kenen extra inkomsten voor het abattoir. Want een
exportslachterij is absoluut niet gebonden aan één
plaats; als de tarieven in een andere plaats zoodanig
zijn gesteld, dat vooral de grootere exporteurs daar met
meer voordeel kunnen verzenden, dan zullen zij daar
naar toe gaan, wat dan ook dikwijls gebeurt. Daarom
meen ik dat het van groot belang is voor Leeuwarden,
dat men vooral op dit onderdeel van de slachtingen de
oogen gericht houdt.
Als dan Burgemeester en Wethouders die tarieven
aanhalen en een verlaging van die rechten voorstellen,
dan zou ik er vooral op willen wijzen dat het bij de
exportslachterij en vooral bij de concurrentie meestal
gaat om enkele centen. Bij het particulier slagersbedrijf
is dat iets anders, maar bij het exportbedrijf is het altijd
geweest groote omzet, kleine winst. Het is vooral
daarom, mijnheer de Voorzitter, dat ik aan Burgemees
ter en Wethouders zou willen vragen in overweging te
nemen, de tarieven voor de weegloonen althans nog
beduidend naar omlaag te brengen. Ik zeg dat daarom,
omdat in andere plaatsen aan verschillende of liever
aan alle exportslagers de vrijheid wordt gegeven om
hun eigen weegtoestellen te gebruiken en ik zeg het ook
daarom, omdat b.v. in een plaats als Den Haag
daarvan weet ik het zeker de weegrechten begrepen
zijn in de slachtrechten. Ik zou daar dieper op kunnen
ingaan, maar het betreft hier een technische kwestie,
dus ik zal dat niet doen.
Eén opmerking zou ik nog willen maken ten opzichte
van wat ik voor het grossiersbedrijf nog zou willen
doen. Waar hier staat dat, wil men voor grossier in
aanmerking komen, men minstens 5, respectievelijk 10
dieren van die soort tegelijk moet slachten, maar dat,
om voor een lager tarief daarbij in aanmerking te
komen, het aantal varkens, dat men tegelijk wil slach
ten, minstens 100 moet zijn, zou ik er vooral op willen
wijzen dat ik in dezen geen voorstel zal doen, maar dat
ik graag zou willen dat men van de zijde van Burge
meester en Wethouders ook nog in overweging nam
om vooral dat laatste getal kleiner te maken.
Wat de weegloonen betreft, er staat een post voor
weegloonen op de rekening van 2350.—, terwijl aan
ontvangsten voor slacht-, keur- en koelrechten is ge
boekt 62.220. zoodat de weegloonen 3J^ zijn
van de slachtrechten, enz. en dat is te hoog.
Ik meende dit in het algemeen even te moeten zeggen.
Ik herhaal dat ik geen voorstellen zal doen, maar ik
hoop zeer graag dat er voldoende gelegenheid zal zijn
voor Burgemeester en Wethouders om vooral dit ook
in aanmerking te nemen.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
beginnen met te zeggen, dat ik in groote lijnen mij van
harte aansluit bij de voorstellen, zooals die door Bur
gemeester en Wethouders ons op dit moment worden
aangeboden. Wanneer ik daarin ontdek dat men reke
ning wil houden met de tijdsomstandigheden en vooral
wanneer ik ontdek, dat men dit wil doen in het belang
van het exportbedrijf, dan juich ik dat van harte toe.
Wel moet ik zeggen dat ik graag wil steunen het plei
dooi, dat mijn voorganger, de heer Turksma, heeft ge
houden, dat Burgemeester en Wethouders vooral ten
opzichte van het exportbedrijf zoo conciliant mogelijk
zullen zijn. Als wij naar den toestand van voor enkele
jaren terug zien, dan weten wij, dat wij toen hier een
exportbedrijf hadden, waarin tientallen arbeiders zeer
goede loonen verdienden, terwijl nu tientallen van die
menschen geheel van inkomsten verstoken zijn. Dat is
natuurlijk allerminst de schuld van Burgemeester en
Wethouders, maar daarmee wordt toch wel dit be
toogd, dat men van de zijde van het Gemeentebestuur
ten opzichte van dit bedrijf zoo tegemoetkomend moge
lijk dient te zijn om, indien mogelijk, dit bedrijf zooveel
mogelijk op gang te houden of te helpen.
Ik heb, hoewel ik zeg dat ik mij in groote lijnen met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan
vereenigen, toch één enkele vraag. Ik lees in den aanhef
van dit stuk, dat de verordening in het algemeen uit
gaat van een heffing van tarieven volgens diersoort.
Waar dat tot nu toe met de bestaande verordening
blijkbaar het geval niet was, heeft men ten opzichte van
de graskalveren een ander tarief aangeboden, waarbij
men de grens op het oog heeft tusschen kalf en rund.
Waar die heffing volgens diersoort nu algemeen geldt
in de verordening, zooals die thans wordt aangeboden,
meen ik toch, dat men ten opzichte van de varkens een
uitzondering maakt. Daar vind ik immers nog tweeërlei
onderscheiding, daar geldt niet een heffing per dier
soort. maar daar wil men laten bestaan een heffing van
2.— voor varkens tot een gewicht van 60 Kilo en van
5.— voor varkens met een hooger gewicht. Dat is niet
een heffing per diersoort, maar dat zijn onderscheidene
tarieven voor een bepaalde diersoort. Dat past niet in
het kader van deze verordening op de wijze, zooals deze
is aangeboden. Ik mag er echter niet aan twijfelen, dat
er bij Burgemeester en Wethouders wel redenen zullen
zijn om den bestaanden toestand ten opzichte van de
varkens te bestendigen. Indien daarvoor echter redenen
zijn, dan zou ik zeggen dat die alleen kunnen zijn ge
legen in het feit, dat beide tarieven recht van bestaan
hebben en in de practijk ook dikwijls worden toegepast.
Welnu, indien dat het geval is, dan zou ik Burge
meester en Wethouders graag in overweging willen
geven: laat die twee tarieven verdwijnen en combineer
die tot één tarief; wanneer b.v. de beide heffingen van
2.— en 5.— worden gecombineerd tot één heffing
van 3.50 of 4.dan heeft men ook een heffing per
diersoort.
De heer Westra (wethouder) Mijnheer de Voor
zitter. Het doet mij buitengewoon veel genoegen, dat
op dit oogenblik Burgemeester en Wethouders een
pluimpje krijgen, dat zij rekening houden met de be
langen van den export en dat zij rekening houden met
de tijdsomstandigheden voor den export. Burgemeester
en Wethouders hebben dat ook wel eens eerder ge
daan, al was dat dan misschien niet precies in den vorm.
zooals de Raad dat wenschte, waarbij zij er dan aller
minst een pluimpje voor kregen; zooveel te aangenamer
is het nu voor hen, te vernemen, dat zij thans in de
richting, die de Raad wenscht, werkzaam zijn geweest.
De heer Weima heeft speciaal gesproken over een
kwestie ten opzichte van een enkel onderdeel van dit
voorstel en die kwestie is om aan dat onderdeel van dit
voorstel terugwerkende kracht te verleenen. De heer
Weima meende dat daar bezwaren tegen waren en dat
dit niet moest geschieden. Waarom nu komt hier een
voorstel om de tarieven, speciaal de tarieven voor de
exportslachtingen, van terugwerkende kracht te ver
klaren De leden hebben bij de stukken een brief kunnen
vinden, waaruit blijkt, dat deze voorstellen speciaal hun
oorsprong vinden in het feit, dat de eenige exportslager,
die op het oogenblik, dat die brief uitging, hier zijn
bedrijf uitoefende, een contract met de gemeente had.
dat op 1 Februari afliep en dat deze te voren tijdig dit
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932. 211
contract had opgezegd en had verklaard, dat hij na 1
Februari niet tegen het bestaande tarief met de slach
tingen kon doorgaan en dat hij daarom verzocht met
andere tarieven te komen. Aangezien het evenwel
wat ook uit de Raadsbrieven blijkt niet zoo gemak
kelijk was om in de tarieven verandering te brengen
en bovendien de wenschelijkheid naar voren kwam om
verschillende andere wijzigingen aan te brengen, waar
voor eenige tijd van voorbereiding noodig was, niet
alleen bij het Slachthuis maar ook bij de Secretarie
de bedoelde brief is reeds 26 Januari van het Slachthuis
uitgegaan en pas thans kan de zaak in den Raad worden
aangebracht als gevolg van de verschillende werkzaam
heden, die in verband hiermede aan de verschillende
afdeelingen noodig waren was het niet mogelijk
om reeds op 1 Februari een gewijzigd tarief te krijgen
voor den betrokken exportslager. Toch was het in het
belang van de gemeente en ook van dezen exportslager
dat deze zijn bedrijf verder zou kunnen blijven uit
oefenen en daarom is hem toegezegd, dat Burgemeester
en Wethouders bereid waren een voorstel aan den Raad
te doen om een eventueele tariefwijziging van terug
werkende kracht te verklaren evenwel werd hierbij
verzekerd, dat Burgemeester en Wethouders geen
garantie konden geven, dat de Raad dat eventueel zou
aanvaarden. Maar Burgemeester en Wethouders meenen
dat het billijk is dat deze regeling van terugwerkende
kracht wordt. De betrokkene heeft werkelijk aan
getoond, dat zijn bedrijf niet winstgevend was als er
niet een tariefsverlaging intrad en omdat zijn contract
op 1 Februari afliep, heeft hij, in goed vertrouwen, dat
de Raad hiermee accoord zou gaan, zijn bedrijf na 1
Februari voortgezet zonder een speciaal contract met
de gemeente, in de hoop, dat de tarieven zoo door den
Raad zouden worden bepaald als de tarieven, die hier
worden voorgesteld en waarvan nu reeds gebleken is
dat ook de Raad daar blijkbaar geen bezwaar tegen
heeft. Ik hoop dan ook dat de Raad er in zal berusten,
dat dit tarieven worden met terugwerkende kracht en
dat dus dat deel van het voorstel ook door den Raad
zal worden aanvaard.
De heer Weima heeft verder gesproken naar aan
leiding van speciale prijzen over de verschillende ta
rieven, die bij slachtingen voor plaatselijk gebruik gel
dende zijn en hij heeft er op gewezen, dat het overweging
zou verdienen hij zou dat niet willen voorstellen -
om tot verlaging van die tarieven over te gaan. Hij
heeft er op gewezen dat een dergelijke verlaging op
het oogenblik zeer zeker gewenscht was en hij heeft
daarom aan Burgemeester en Wethouders ook het
verzoek willen richten om een dergelijke verlaging te
willen overwegen en te willen nagaan of de wensche
lijkheid daarvan bestaat. Ik kan namens Burgemeester
en Wethouders wel toezeggen dat Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar hebben om deze zaak tot
zich te nemen en een onderzoek naar die wenschelijk
heid ook werkelijk te doen plaats vinden. Ik geloof dat
ik daarmee den heer Weima volledig heb beantwoord.
De heer Vromen; Behalve omtrent de kleerkastjes
De heer Westra (wethouder): Die kleerkastjes vindt
zelfs de heer Weima zoo'n futiliteit, dat ik het niet
gewenscht acht om daar nader over te spreken. Aan
wat daarover in de stukken is vermeld heb ik niets toe
te voegen.
De heer Turksma heeft enkele wenschen naar voren
gebracht ten opzichte van de tarieven voor de weeg
loonen en hij heeft een enkele andere opmerking ge
maakt over het aantal varkens, dat men verplicht is
te slachten om voor een zeker tarief in aanmerking te
komen. Ik kan wel toezeggen, dat Burgemeester en
Wethouders van zijn opmerkingen graag nota zullen
nemen en graag zullen onderzoeken in hoeverre het
mogelijk is daaraan tegemoet te komen.
De heer Wiersma heeft gesproken over de kwestie
van de heffing per diersoort, waarop een zekere uit
zondering zou bestaan en welke uitzondering op het
oogenblik zou worden voorgesteld om haar op te heffen.
Maar, heeft de heer Wiersma gezegd, er bestaat nóg
een uitzondering en daaromtrent wordt nu niet een
voorstel gedaan; blijkbaar is er dus een bijzondere reden
voor Burgemeester en Wethouders om die niet op te
heffen. Ik kan daarop antwoorden, dat hier in den
Raadsbrief staat, dat de verordening in het algemeen
uitgaat van een heffing volgens diersoort en dus is men
daarbij van de veronderstelling uitgegaan, dat op die
algemeenheid enkele uitzonderingen bestaan. Nu is er
aanleiding voor Burgemeester en Wethouders om ten
aanzien van die eene uitzondering, n.l. ten opzichte van
de kalveren, een voorstel te doen om die uitzondering
op te heffen. Ten aanzien van de varkens is echter de
noodzakelijkheid niet gebleken om die uitzondering op
te heffen en waar die noodzakelijkheid niet is ge
bleken
De heer Wiersma: Waarom niet?
De heer Westra (wethouder): en waar het dus
niet noodig was om wijziging te brengen in den be
staanden toestand, daar was daaromtrent ook geen
voorstel te verwachten. De wenschelijkheid van ver
andering is geenszins gebleken en dan zal men toch
wel dit willen veronderstellen: als men komt met een
verandering, dan moet dat gemotiveerd worden, maar
het behoeft toch niet te worden gemotiveerd, waarom
een bestaande toestand behouden blijft. Dat is toch de
meest natuurlijke zaak van de wereld, dat wordt niet
gemotiveerd. Ik meen dat dit het eenige antwoord is,
dat ik den heer Wiersma in dit geval kan geven.
De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter. Het ver
wondert mij eigenlijk niets dat wij van den wethouder
dit antwoord hooren, want ik geloof wel dat het op
dit terrein een zoodanig technische kwestie betreft, dat
ik mij levendig kan voorstellen, dat wij van den wet
houder een ontwijkend antwoord krijgen of een niet
voldoende gemotiveerd antwoord
De heer Vromen: We moeten een commissie van
bijstand hebben
De heer Turksma: Daar wilde ik juist op ingaan.
Het heeft mij verbaasd dat eigenlijk deze verandering
van de tarieven moest duren van Januari tot heden toe.
Naar aanleiding van wat ik gesproken heb met den
heer Jellema en naar aanleiding van het feit, dat deze
zijn contract niet wilde vernieuwen klemt nog meer
mijn betoog ten opzichte van de weegloonen. Want ik
geloof, dat de heer Jellema volgens zijn contract of
volgens de overeenkomst niet met de weegtoestellen
van de gemeente behoeft te wegen, maar ik heb het
juist gezegd, omdat ook de kleinere exporteurs die
weegloonen moeten betalen. Dat de heer Jellema zou
hebben gezegd dat er bij verlaging van de tarieven een
winstgevend bedrijf van zou zijn te maken, zal wel een
vergissing van den wethouder zijn, want geen enkel
exporteur zal zeggen, waar dat bedrijf op het oogenblik
zoo speculatief is, dat hij zijn bedrijf winstgevend kan
maken en dat hij een bepaald kwantum slachtingen kan
toezeggen, omdat met het instellen van bezwaarlijke
voorschriften in het buitenland ieder exporteur on
mogelijk kan weten welk kwantum hij kan vaststellen
en uitvoeren.
Maar ik wil er nog op wijzen dat, als hier door den
Raad een commissie werd samengesteld, die ten op
zichte van dit bedrijf en speciaal ten opzichte van het
exportbedrijf inlichtingen zou kunnen verschaffen, deze
bij dit bedrijf m. i. zeer zeker op haar plaats zou zijn.
Ik hoop dan ook dat in de toekomst de Raad ook dat