200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932.
niet overgaan tot benoeming, Burgemeester en Wet
houders zullen moeten worden uitgenoodigd om met
een nieuwe aanbeveling terug te komen en dat dit pas
in de vergadering van 5 Juli zal kunnen gebeuren. Dan
zal echter degene, die wordt benoemd, niet met ingang
van September zijn functie kunnen aanvaarden, omdat
het vrijwel overal zoo is, dat men 2 maanden respijt
moet hebben na het indienen van zijn ontslag. Het zou
dan dus vrij onzeker zijn, dat de betrokken sollicitant
direct met den cursus, die September aanvangt, zou
kunnen komen en nu kan men wel zeggen dat er wel
licht onder deze candidaten wel zijn, die een benoeming
met ingang van September wèl zouden aannemen, maar
dat mag de Raad toch niet riskeeren. Het college moet
op het oogenblik de aanbeveling terugnemen, wanneer
de Raad een tijdelijke benoeming wenscht en men zal
dan in de eerste plaats aan de hand van de gegevens,
die men heeft, aan deze candidaten kunnen vragen
zijt gij bereid een eventueele benoeming te aanvaarden,
wanneer gij wordt voorgedragen onder deze voor
waarde, dat de benoeming voorloopig tijdelijk is voor
1 jaar Dan is het nog twijfelachtig, dat zoo iemand
met September in dienst zal kunnen komen en dat acht
ik een groot bezwaar.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Mijnheer de
Voorzitter. Ik acht dat bezwaar, dat de te benoemen
leerkracht met September niet in dienst zou kunnen
treden, ook vrij groot, maar toch niet zóó groot, dat dit
het voor mij zou wettigen om op het oogenblik tot een
vaste benoeming over te gaan. Misschien kunnen wij
echter ook nog een anderen weg volgen. Ik weet niet
of dit mogelijk is, maar zou het ook kunnen dat de
Raad op het oogenblik een leerkracht gaat benoemen
en dat aan dezen dan wordt meegedeeld, dat het de
bedoeling is dat dit als een tijdelijke benoeming wordt
beschouwd. Mocht hij of zij zich dan op grond daarvan
terugtrekken, dan zijn wij nóg even ver.
De Voorzitter: li moet één ding niet vergeten. Als
hier één van deze drie candidaten wordt benoemd, dan
acht de Raad dezen toch de beste. Nu wordt aan den-
gene, die is benoemd, gevraagd: wilt gij een tijdelijke
benoeming accepteeren Neen, zegt hij. Moeten wij
dan met een mindere kracht, volgens den Raad zelf,
want anders was de andere niet benoemd, genoegen
nemen alleen ter wille daarvan
Mevrouw Buisman—'Blok Wijbrandi: Volgens mij wel.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Dan houd
ik mij nog liever aan het andere voorstel, dan zou ik
liever den royalen weg bewandelen, door Burgemeester
en Wethouders te verzoeken deze voordracht terug te
nemen en hier te komen met een voordracht voor een
tijdelijke benoeming. Het bezwaar, dat dit pas kan ge
beuren in de vergadering van 5 Juli, is eenigszins aan
wezig, maar men moet hier de zaak ook niet over
drijven: ten slotte kan er toch ook nog altijd wel een
weg worden gevonden. De school, waar de te benoemen
functionnaris vandaan moet komen, weet toch ook dat
men hem daar uiterlijk September of iets later zal moe
ten missen en wanneer men nu op 5 Juli den benoemde
telegrafisch met zijn benoeming in kennis stelt, zal hij
nog denzelfden dag ontslag kunnen vragen en dan kan
hij dus uiterlijk één week na 1 September weggaan. Het
is bovendien ook in het belang van de school, welke
hij verlaat, om hem zoo mogelijk met ingang van 31
Augustus of 1 September ontslag te geven en er werk
van te maken tegen dien tijd een nieuwe leerkracht te
zoeken. Het wordt dus hoogstens een kwestie van één
week en als men heel erg krap is op het geven van
ontslag, zooals aan enkele scholen de gewoonte is, waar
men daarvoor een tijd van 3 maanden vraagt, dan is het
hier een kwestie van hoogstens één maand. Daarom
hoop ik in dit geval, waar ik meen dat het systeem van
het tijdelijk benoemen juister is, dat de meerderheid van
den Raad die aanvulling van de voordracht niet zal
willen missen. Als de Raad echter thans de door hemzelf
als de beste erkende candidaat benoemt, zal deze mis
schien ook eischen gaan stellen en zal hij misschien
vragen: ik neem de benoeming aan, maar dan wil ik
vast benoemd worden. Daarom lijkt het mij de meest
juiste weg dat Burgemeester en Wethouders deze voor
dracht terugnemen en zoo spoedig mogelijk met een
nieuwe voordracht bij den Raad komen.
De Voorzitter: De heer Vromen zegt: het systeem
van een tijdelijke benoeming is beter, maar een systeem
is dat hier niet. want de benoeming van mej. Huisman,
thans mevrouw BuntHuisman, was een definitieve.
Als men dus spreekt van een systeem, waarvan bij deze
benoeming wordt afgeweken, dan is dat onjuist.
De heer Van Kollem: Ik kan in dit geval niet mee
gaan met den gedachtengang van mevrouw Buisman
en den heer Vromen. Wij staan hier feitelijk voor de
vraag, die hier aan de orde is gesteld, of in het alge
meen een tijdelijke benoeming preferent is aan een defi
nitieve benoeming, maar voor deze betrekking hebben
Burgemeester en Wethouders ongetwijfeld de meest
aanbevelenswaardige no. 1 geplaatst.
De mogelijkheid bestaat dat, indien no. 1 tijdelijk
wordt benoemd, hij zich terug zal trekken. In dit geval
weegt voor mij het zwaarst, dat uit de stukken blijkt,
dat inderdaad de eerste candidaat te prefereeren is. Ik
wil wel zeggen, in de meeste gevallen, mits vooruit bij
de oproeping bepaald, vind ik een tijdelijke benoeming
zeer aanbevelenswaardig; nu er echter gevaar bestaat
dat bij een tijdelijke benoeming de betrokkene deze niet
aanneemt, of bij terugzending der voordracht zich
terugtrekt, wensch ik het risico van een verandering
van de voordracht niet op mij te nemen en daarom ver
klaar ik mij in dit geval voor een definitieve benoeming.
De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Om
tijd te sparen zou ik willen vragen: is het niet mogelijk
deze benoeming te verschuiven tot aan het slot van de
agenda en ons dan even telefonisch met no. 1 van de
aanbeveling in verbinding te stellen, om hem te vragen
of hij een tijdelijke benoeming zou aanvaarden
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, wat de heer Molenaar zegt zal niet best gaan;
dan zullen wij met alle drie gegadigden ruggespraak
moeten houden en dat kan niet in deze vergadering.
Bovendien meen ik dat het allerminst in het belang van
de school is dat deze benoeming nu wordt aangehouden.
Ik kan mij niet voorstellen hoe men komt aan het idee,
waar men hier nu zeer sterk op staat, dat het een tijde
lijke benoeming moet zijn, terwijl men het vorige keeren
heeft laten gaan. De Voorzitter heeft toch duidelijk
gezegd dat indertijd mej. Huisman ook direct vast is
benoemd; dergelijke benoemingen zijn hier meerdere
malen gebeurd. Nu hier een aanbeveling is voor de be
noeming van een persoon, waarvan bekend is dat hij
op 1 September aanwezig kan zijn, lijkt het mij in het
belang van het onderwijs te zijn dat wij daarmee door
gaan; ik zie geen enkele reden aanwezig, waarom wij
niet zouden kunnen benoemen. Het tijdelijk benoemen
heeft iets voor in bepaalde gevallen, maar ik meen
duidelijk te hebben aangetoond om welke reden het
college meende dat het hier een definitieve benoeming
moet zijn. Wij moesten een ervaren leerkracht hebben,
ik geloof dat wij er in geslaagd zijn om die op de aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932. 201
beveling te plaatsen en daarom meen ik dat een defi
nitieve benoeming thans wel kan plaats hebben.
De Voorzitter: Van mevrouw Buisman is het vol
gende voorstel ingekomen
,,Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en
Wethouders uit te noodigen deze voordracht terug
te nemen en de volgende Raadsvergadering te komen
met een voordracht voor een tijdelijke benoeming."'
Wordt dat voorstel ondersteund?
De heer Vromen: Ja, mijnheer de Voorzitter. Ik zou
dan echter elegantiehalve de woorden ,,deze voor
dracht" veranderd willen zien in ,,dit punt". Anders
zou het gaan om de voordracht.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog
even op de kwestie terug willen komen. Mij dunkt, dat
toch wel uit de stukken is gebleken dat alle personen,
die daarover hebben geoordeeld, aan den persoon, die
op no. 1 is gesteld, beslist de voorkeur geven. Nu heeft
mevrouw Buisman gezegd dat het haar zoo wenschelijk
voorkomt en in het belang van de school, dat deze
leeraar tijdelijk wordt benoemd, ook omdat dit regel is.
Maar wij hebben nu reeds van de tafel van Burge
meester en Wethouders gehoord dat dit géén regel is
en dat er meermalen een vaste benoeming heeft plaats
gehad. Nu meen ik toch, waar de directrice van deze
school met den gang van zaken aan de school op de
hoogte is en zij op dit gebied ondervinding heeft, als
zij het wenschelijk had gevonden dat aan de te benoe
men leeraar of leerares een tijdelijke aanstelling werd
gegeven, dat zij dan zeker met voorstellen daartoe bij
Burgemeester en Wethouders zou zijn gekomen. Uit
het rapport van de directrice blijkt dat echter niet. Waar
hier nu de kans bestaat, als Burgemeester en Wethou
ders de voordracht terug nemen en straks tot een tijde
lijke benoeming wordt overgegaan, dat wij dan den
persoon, die door ieder als de beste wordt beschouwd,
niet krijgen, meen ik dat het in het belang van de school
is dat deze benoeming zoo doorgaat en dat de persoon,
die hier als no. 1 staat, wordt benoemd.
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter. Er heeft
een oproep plaats gehad voor een leeraar of leerares
aan de Middelbare Meisjesschool en aan dien oproep
zijn natuurlijk eenige condities verbonden, o. a. ook
deze, dat het een vaste benoeming zou worden. Ik laat
buiten beschouwing of dit goed is of niet, maar de
gegadigden hebben er toch recht op, dat men zich aan
die condities houdt. Daarom zou ik ditmaal van het
geven van een tijdelijke benoeming willen afwijken,
omdat het mij niet in orde lijkt en zeer onbillijk tegen
over diegene, die de benoeming krijgt. Misschien dat
hierdoor ook anderen niet hebben gesolliciteerd, het is
mogelijk, dat men dit anders wel had willen doen, dat
weet ik niet, maar waar het zoo staat, kan men hier
ter elfder ure niet op terug komen. Dan moet men de
geheele zaak los laten en dat gaat niet, want deze be
noeming staat op de agenda.
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou in
overweging willen geven om, alvorens het voorstel van
mevrouw Buisman aan de orde te stellen, eerst uit te
maken, waar hier een voorliefde bestaat voor een tij
delijk benoemen van leeraren, of de meerderheid van
den Raad ook van meening is dat in dit geval die manier
niet moet worden gevolgd. Dat zou ik eerst willen laten
uitmaken om tot een practisch resultaat te komen. Er
is hier gezegd laat men voorwaarden stellen aan de
candidaten en als de meerderheid van den Raad nu uit
maakt dat het tijdelijk karakter ook bij deze benoeming
moet blijven behouden, dan kan gepoogd worden om
het met den betrokken candidaat eens te worden, Maar
dan moet eerst worden uitgemaakt of de benoeming
inderdaad tijdelijk zal zijn of niet en dan hebben wij
kans, dat wij toch nog met één zee aan land zijn.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog
even op twee dingen willen wijzen. In de eerste plaats
zegt de wethouder dat er wel eens van de gewoonte
om tijdelijk te benoemen is afgeweken en hij noemt
daartoe als voorbeeld de benoeming van mevrouw
Bunt—Huisman en nog een paar. Ik wil er echter op
wijzen, dat dan die personen, voordat zij vast werden
benoemd, hier al een poos tijdelijk werkzaam waren ge
weest, doordat zij waren ingevallen voor iemand die
ziek was. Die personen waren dus voordien reeds tij
delijk werkzaam.
Verder is bij den heer Weima een zeer groot mis
verstand over de quintessens van de zaak. Ten slotte
is wel een van de voorwaarden in den oproep geweest
dat er een vaste benoeming zou volgen, maar een stil
zwijgende voorwaarde is, dat het benoemingsrecht bij
den Raad is en dat de Raad geen enkele verantwoor
delijkheid, staatsrechtelijk, op zich behoeft te nemen
voor wat Burgemeester en Wethouders in den oproep
hebben gezet. Als Burgemeester en Wethouders ten
onrechte in de meening verkeeren dat hier een defini
tieve benoeming moet worden gedaan of wanneer Bur
gemeester en Wethouders in den oproep iets hebben
vergeten, hebben wij misschien op het oogenblik niet het
recht om vandaag een besluit te nemen door een tijde
lijk leeraar te benoemen, maar dan is het formeel juist
en daarom is die weg gekozen om de zaak terug
te sturen naar Burgemeester en Wethouders voor het
doen van een nieuw voorstel. Wij zeggen dan eenvou
dig: een vaste leerkracht wenscht de Raad niet, aan
gezien hij het systeem wenscht te blijven volgen van
het benoemen van een tijdelijke leerkracht. Daarvoor
zou dan een nieuwe oproep kunnen gebeuren of, wat
het eenvoudigst is, men kan zich met de personen, die
op deze aanbeveling zijn gesteld, in verbinding stellen
en hun vragenwenscht gij ook bij een eventueele
tijdelijke benoeming Uw sollicitatie te handhaven: zoo
ja, dan zullen wij U weer op de aanbeveling brengen,
zoo neen, dan zullen wij een nieuwen oproep plaatsen.
De Raad is hier dus absoluut zelfstandig en heeft tot
plicht zijn eigen verantwoordelijkheid te dragen.
Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiMijnheer de
Voorzitter, ik zou in zooverre nog even het woord
willen hebben, dat de heer Weima de zaak iets anders
voorstelt dan zij is. Als het hier andersom was geweest,
wanneer hier sollicitanten waren opgeroepen voor een
tijdelijke betrekking en men had er een vaste van ge
maakt. dan was het wel iets anders geweest, want de
genen, die dan gesolliciteerd hadden voor een tijdelijke
benoeming, zouden zeker accoord zijn gegaan met een
vaste benoeming, maar andersom is dat nog niet zoo.
Van degenen, die nü gesolliciteerd hebben, kunnen dus
alleen gegadigden afvallen maar er komen geen bij wan
neer de benoeming een tijdelijke wordt. De heer Weima
zegt er zouden misschien personen kunnen zijn, die
wel gesolliciteerd hadden, wanneer het een tijdelijke
benoeming was geweest maar dat is niet zoo: er vallen
nu alleen maar af, maar er komen niet bij.
Wat deze drie aanbevolenen betreft, ben ik er van
overtuigd, dat no. 1 dit zou anders niet door mij naar
voren zijn gebracht ook een tijdelijke benoeming
zou aanvaarden, omdat hij, toen hij solliciteerde, bij
zichzelf eigenlijk wel dacht dat dit voor een vaste be
noeming was, maar er toch niet zeker van was of het
hier een vaste of een tijdelijke benoeming gold.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter. Als mevrouw
Buisman er van overtuigd is dat degene, die hier solli
citeert en op no. 1 staat, ook een tijdelijke betrekking
zou aanvaarden, dan staat het voor mij vast, dat hij