202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932. zich ten volle vertrouwt en dat U, mevrouw, hem ook vertrouwt; anders zou U dat zoo niet zeggen. Daaruit blijkt voldoende dat hij zich volkomen vertrouwt en er is dus alle reden dat wij dien persoon, die door ieder wordt aanbevolen, die er over moest oordeelen, gerust als de beste kunnen benoemen. Mij dunkt dat hij als onderwijskracht niet kan falen; wij hebben van hem wel zulke goede rapporten, dat wij kunnen zeggen, dat hij als onderwijskracht niet zal mislukken. Ik acht het dan ook ten volle verantwoord om thans dezen persoon te benoemen. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi Mijnheer de Voorzitter, ik ben wel overtuigd dat al degenen, die bij deze sollicitatie zijn betrokken, zichzelf wel vertrouwen, want anders zouden zij niet solliciteeren, maar daar blijkt absoluut niet uit dat ik het daarmee eens ben. Ik blijf er bij dat, als iemand aan een jongensschool werkzaam is en hij daar wordt beschouwd als een uit stekende kracht, het daarom nog niet voor 100 zeker is dat hij dat ook aan een meisjesschool zal blijken te zijn. En waar het hier kan, zou ik daarom het zekere voor het onzekere willen nemen en dus een tijdelijke benoeming willen doen. De Voorzitter: Ik zou nog één opmerking willen maken. De heer Vromen zegtmej. Huisman, thans mevrouw Bunt—Huisman, kénden wij en dat is volko men juist, maar de heer Rotthier, die ook direct vast is aangesteld, was leeraar in Harlingen De heer Vromen: Die is hier ook tijdelijk werkzaam geweest. De Voorzitter: En passant, maar hij accepteerde geen benoeming, wanneer die niet vast was. En die vaste benoeming heeft de Raad toen ook gedaan en terecht gedaan. Feitelijk zou de Raad dus met het doen van een tijdelijke benoeming afwijken van de lijn, die hier de laatste jaren is gevolgd. Wenscht de Raad nu echter niet een vaste benoeming te doen, dan acht ik het wel goed, dat hij daaromtrent nu maar eens een beslissing neemt. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van mevrouw Buisman wordt met 16 tegen 11 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heeren Terpstra, Turksma, mevr. Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Muller, Hofstra, Wiersma, Feitsma, Van der Schoot, Stobbe, Oosterhoff en Vromen. Tegen stemmen: de heeren Ritmeester, Hettinga, De Vries, Van Kollem, Dijkstra, Westra, Hooiring, Weima, Botke, M. Molenaar, De Boer, Balk, Koopal, B. Mole naar, Buiel en Van der Meulen. Benoemd wordt vervolgens H. Ferwerda, voornoemd, met 22 stemmen. Op mej. Dr. J. C. van Selms worden 5 stemmen uitgebracht. 5. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente school no. 12, vacature F. J. Broersma. De voordracht van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt 1. E. Alting, onderwijzer te Drachten; 2. J. Oosterhoff, onderwijzer te Groningen; 3. N. de Vries, onderwijzer te Roordahuizum. Benoemd wordt E. Alting, voornoemd, met 26 stem men. Op J. Oosterhoff wordt 1 stem uitgebracht. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overplaatsing van de onderwijzeres S. de Hoop van gemeenteschool no. 5 naar gemeenteschool no. 15. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overplaatsing van den onderwijzer R. van Noord van gemeenteschool no. 7a naar gemeenteschool no. 17. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou graag een enkele inlichting willen hebben over deze zaak. Kort gezegd waarom acht men het noodig, dat deze persoon wordt overgeplaatst van school 5 naar school 15? In hetzelfde verband De Voorzitter: Mijnheer Terpstra, wij zijn thans aan punt 7. De heer Terpstra: Dan geldt hetzelfde voor punt 7, mijnheer de Voorzitter. Ik zal diezelfde vraag herhalen voor punt 7: waarom moet die onderwijzer nu naar een andere school worden verplaatst? Ik heb wel eens ge hoord dat dit geschiedt op medisch advies. Is dat juist De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, de zaak zit een klein beetje anders dan de heer Terpstra die voorstelt. Aan school 17 zijn op het oogen- blik 5 klassen bevolkt en de 6de klas zal met September a.s. bevolkt worden. Nu wordt daar ook het vak Handenarbeid gegeven en dit vak kan ook door het hoofd worden onderwezen, maar het is van groot be lang, dat daar een onderwijzer bij komt, die dezelfde bevoegdheid heeft. Nu hebben wij een lijst van bij voor keur benoembaren, maar er komt bij, dat wij thans iemand moeten hebben, die geschikt is om genoemd vak te onderwijzen en zoo iemand komt op de lijst niet voor behalve onderaan. Dat blijkt echter wel het geval te zijn met den onderwijzer Van der Noord en deze komt van het reeds in dienst zijnde personeel dan het eerst in aan merking. Om die reden komt hij er dus voor in aan merking om naar die school te worden overgeplaatst. Wij hebben dat met hem zelf overlegd, hij vindt het goed en stelt er zelfs prijs op en dat is dan ook de reden, waarom dit wordt voorgesteld. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente school no. 7a. De voordracht van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt 1. N. de Vries, onderwijzer te Roordahuizum; 2. J. Oosterhoff, onderwijzer te Groningen; 3. A. van Huissteden, onderwijzer te Groningen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Voordat tot stemming wordt overgegaan, zou ik graag een ant woord willen hebben omtrent de eigenaardige situatie, die zich heeft voorgedaan ten opzichte van de punten 5 en 8. Ik stel het mij zoo voor dat, toen men de voor dracht opmaakte voor punt 5, men de voorkeur heeft gegeven aan den persoon, die daar op no. 1 is geplaatst, dat men na ernstige overweging den persoon, die op no. 2 is geplaatst op dat no. hééft geplaatst en dat men aan no. 2 de voorkeur gaf boven no. 3. Is die meening juist, dan zou het in de lijn hebben gelegen, waar er zich hier een andere vacature voordoet, dat voor de vervulling van die vacature de voordracht aldus luidde, dat de persoon, die op de voordracht onder punt 5 op Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1932. 203 no. 2 voorkwam, bij de voordracht onder punt 8 op no. 1 zou komen. Waar dat niet het geval is en ik weet dat meerderen op die eigenaardigheid de aandacht hebben gevestigd, zou ik graag, voordat tot stemming wordt overgegaan, een enkele inlichting willen hebben op mijn vraag, die dus hier op neer komt: waarom staat no. 2 van de voordracht onder punt 5 niet als no. 1 op de voordracht onder punt 8? De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. De vraag van den heer Terpstra komt hier op neer, waarom de persoon, die op no. 2 stond onder punt 5, niet op no. 1 staat onder punt 8. Die zaak is hierin gelegen dat, toen het onderzoek naar de sollicitanten gaande was, de heer Oosterhoff, die als no. 2 voorkomt op de voordracht onder punt 5, werd benoemd in Gro ningen. Hij was toen sollicitant uit Gieten. Hij is nu pas aan het werk in Groningen en hij wil daarom graag dezen keer overslaan, om dan een volgenden keer in Leeuwarden benoemd te worden. Dat is de reden, waarom hij hier niet op no. 1 staat maar op no. 2. De heer Terpstra: Dank U voor de inlichtingen. Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiMijnheer de Voorzitter, ik vind dat antwoord van den wethouder wel heel aardig, maar deze zaak is dan toch wel heel eigenaardig, want Oosterhoff is toch beslist beter mag ik wel zeggen dan De Vries, omdat Oosterhoff op de eerste voordracht op no. 2 staat en De Vries op no. 3. Stel nu eens, dat wij Oosterhoff hier benoemden, wat dan Dan was het toch veel beter geweest dat hij had gevraagd: zet mij maar heelemaal niet op de voordracht. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, de zaak is deze, dat de stukken reeds gereed waren. De stukken waren reeds bij den Inspecteur ge weest en daarom ging het niet best dat Oosterhoff niet op de voordracht werd geplaatst. Als men eerder had geweten dat Oosterhoff dezen keer niet in aanmerking wenschte te komen, dan had men hem niet op de voor dracht gezet, maar omdat alles reeds gereed was en hij wat laat kwam met zijn briefje, is dat wel gebeurd. Pas toen de stukken al gereed waren is hij met dat briefje gekomen. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Naar aan leiding van dit punt zou ik nog wel een opmerking willen maken over het systeem van sollicitatie, ook in verband met wat mevrouw Buisman heeft gezegd en wat de wethouder daarop heeft geantwoord. Ik heb over die zaak hier al eerder gesproken; het is eigenlijk niet zoo, dat van de nos. 1, 2 en 3 van de voordracht no. 1 de beste is, no. 2 de op één na beste en no. 3 de op twee na beste, aangezien men hier in Leeuwarden het systeem huldigt van het aanhouden van een lijst van bij voorkeur benoembaren en de candidaten een voudig in volgorde op die lijst worden gezet. Ik heb al eerder de vraag aan den wethouder van Onderwijs gesteld of dat systeem zich op den duur niet zal wreken. Wij hebben straks gehoord, dat er nu een onderwijzer naar een andere school is overgeplaatst en dat daardoor in zijn plaats weer een andere moest worden benoemd, omdat er op die lijst niemand voorkwam, dan alleen onderaan, die de acte Handenarbeid had en aangezien het een wet van Meden en Perzen is, dat die lijst in volgorde wordt afgewerkt, kon het hier niet, dat er iemand van de lijst werd benoemd. Ik weet, dat dit een zaak is, die incidenteel, bij een dergelijk punt, niet goed beoordeeld kan worden. Inder tijd is mij geantwoord, dat er zoo weinig sollicitanten waren, dat men erg blij was met een dergelijke lijst, maar de tijden kunnen zich wijzigen en wanneer er straks iets wordt gedaan in de richting van bezuiniging bij het onderwijs, dan zou het kunnen zijn dat wij een tijd krijgen dat er wel méér sollicitanten zullen zijn. En dan is het de vraag of het voor Leeuwarden niet goed is om met dat systeem van het aanhouden van een lijst van benoembaren, waaraan men hier met handen en voeten gebonden meent te zijn absoluut formeel, want men is daaraan niet gebouden, maar Burgemeester en Wethouders huldigen het systeem om zich daaraan gebonden te achten te breken en of het niet wenschelijk is die zaak eens aan te snijden. Ik geloof niet dat het goed is deze zaak incidenteel aan te snijden, maar ik wilde die kwestie toch ook hier zoo niet laten gaan en daarom zou ik zeggen: ik wensch dit punt toch wel eens bij de begrooting behandeld te zien. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik zou naar aanleiding van de opmerking, die door den heer Vromen is gemaakt, toch nog wel iets willen zeggen. Wij hebben hier in Leeuwarden een lijst meenen te moeten aanleggen van bij voorkeur be noembaren en wij hebben dat daarom gedaan, omdat wij dan niet eiken keer een oproep behoeven te plaatsen en niet alle soesah hebben, die daaraan is verbonden met het bezoeken van sollicitanten hierheen en daar heen. Dat is een heel lastige en ook een dure kwestie; telkens moeten dan voor de enkele menschen, die daarbij betrokken zijn, n.l. voor de hoofden, die de sollicitanten bezoeken, anderen tijdelijk worden aangesteld en boven dien moeten de menschen, die de bezoeken afleggen, natuurlijk ook kosten maken. Het is dan ook niet voor- deeliger voor de gemeente, als er telkens een oproep moet worden geplaatst, zoodra er aan een bepaalde school een vacature is. Verder is het volstrekt geen v/et van Meden en Perzen, dat steevast de lijst moet worden gevolgd; het is wel gewoonte om dat te doen, maar daar kan van worden afgeweken. Maar in dit geval, dat de heer Vromen noemt, was dat niet raad zaam; men meende dat het in het belang van het onder wijs was, dat iemand met ervaring en routine in aan merking zou komen voor het geven van het vak Handen arbeid en dat er dan voor hem een ander zou worden benoemd. Men heeft dus heelemaal gehandeld in het belang van het onderwijs door deze voordracht op die wijze samen te stellen. De beraadslagingen worden gesloten. Benoemd wordt N. de Vries, voornoemd, met 26 stemmen. Op J. Oosterhoff wordt 1 stem uitgebracht. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de bedrijf'sbegrootingen en van de be grooting van de Stads Armenkamer, alle dienstjaar 1931. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot voorloopige vaststelling van de balansen op 31 December 1931 en van de winst- en verliesrekeningen over 1931 van: 1. het Gemeentelijk Electriciteitbedrijf; 2. het Gemeentelijk Grondbedrijf; 3. het Gemeentelijk Woningbedrijf 4. de Gemeentelijke Gasfabriek; 5. het bedrijf der Gemeentereiniging 6. het bedrijf der Gemeentewerken; 7De Stads Bank van Leening; 8. het Openbaar Slachthuis. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring van de rekeningen over 1931 van: 1. het Stads Ziekenhuis; 2. de Stads Armenkamer; 3. den Armenraad. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 94 1.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 6