230 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juli 1932. per M2. en hier komt men op een prijs van 4.—, waardoor de grondrente in het praeadvies van Burge meester en Wethouders op 96.— wordt berekend, terwijl anderzijds de vergoeding, die op het oogenblik voor dezen grond wordt betaald, 7.50 in totaal be draagt. Dat begrijp ik ook niet. Bovendien vind ik den post „assurantie, onderhoud, administratie, grondbelasting, waterleiding, per woning 52.— per jaar, is 5 X 52.— 260.—" absoluut te laag en als men dan, zooals hier staat, bij de exploi tatie komt op een bedrag van 207.65 per woning en per jaar en men verhuurt die woningen voor ƒ4.— per week, dan komt men geloof ik nóg te kort. Daarom zou ik willen vragen: zit er voor de ge meente wel eenige winst in dezen bouw De huur, dunkt mij, zal minstens op 5.— moeten komen en dan vraag ik of dit nog wel arbeiderswoningen zijn. Ik geloof ook met den heer Oosterhoff dat het op het oogenblik niet de tijd is, dat de gemeente de exploitatie ter hand gaat nemen van 5 woningen voor arbeiders, want ik geloof dat de arbeiders op het oogenblik meer moeite hebben om de huur te betalen dan om een woning te krijgen. Ik ben dan ook van oordeel dat deze geheele transactie om die 5 woningen te bouwen voorloopig wel in petto kan blijven. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb wel eenigszins met verwondering beluisterd hetgeen door den heer Oosterhoff is naar voren gebracht. Als hier stemmen in den Raad waren opgegaan, die zeiden hoe komen Burgemeester en Wethouders er bij om met een dergelijk klein voorstel te komen, terwijl de nood van dergelijke woningen in Leeuwarden zoo groot is, dan was dat meer in overeenstemming met de wer kelijkheid. Maar in tegenstelling daarmee wordt hier het omgekeerde beweerd, niettegenstaande Burge meester en Wethouders zelf erkennen „Het zal U bekend zijn, dat aan arbeiderswoningen met niet te hooge huur in deze gemeente nog altijd groote behoefte bestaat, mede als gevolg van het feit dat deze soort van woningen door de particuliere bouwnijverheid niet of niet in voldoende mate worden gesticht." Mijnheer de Voorzitter, dat is inderdaad juist, want al mag het waar zijn, dat op het oogenblik de heer Geveke een 75 of 80 woningen zet tegen een schappelijken prijs, een feit is het toch, ook al zullen aanstonds die wo ningen klaar zijn, dat dit aantal woningen bij lange na niet voldoet aan de behoefte, die hier in Leeu warden is en wij kunnen dat alleen wel hieruit con- stateeren, dat het nog altijd niet mogelijk is geweest om de woningen, die een paar jaar geleden door den Raad zijn afgekeurd, alle te doen ontruimen: een groot deel daarvan is nog bezet, omdat het voor die menschen niet mogelijk is om via opschuiving een andere woning te vinden. Vandaar dat ik dit kleine voorstel van harte toejuich, maar dat ik wel graag spoedig van Burge meester en Wethouders een grooter voorstel zou ver wachten en mijn vraag is dan ook of in dezen geest binnenkort iets te verwachten is. Want het is inder daad meer dan treurig, als wij weten hoe de arbeiders klasse hier als het ware bedelt om woningen in den prijs van tusschen de 3.— en ƒ4. De toestand is hier inderdaad schreiend. Ik ben van morgen nog ge weest in een woning in de Tuinbouwsteeg, waarin jonge menschen met een ziekelijk kindje wonen. Die menschen kunnen met de grootste moeite niet uit dat krot komen; in de bedstee, waar dat kindje in ligt. hangt behang en alles naar beneden van de vocht, het is daar geen wonen en het is te begrijpen dat die men schen alle mogelijke moeite doen om een woning van tusschen de 3.en 4.te krijgen. De man is werkzaam aan de Lijempf en verdient 26. dus hij kan ook niet meer verwonen. Als er bij de Woning- vereeniging Leeuwarden één woning leeg komt, zijn er altijd minstens 5 of 6 candidaten, die in dezelfde omstandigheden verkeeren als deze menschen en als hier dus een voorstel komt om 5 arbeiderswoningen te bouwen en men gaat daar dan tegen opponeeren dat het thans niet de tijd is om op een dergelijke wijze te bouwen, dan moet het mij van het hart, dat blijkbaar de heer Oosterhoff op het oogenblik met den woning toestand ten opzichte daarvan niet op de hoogte is. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Zonder af te dalen in de moeilijkheden van het woningvraagstuk, zou ik toch een kleine opmerking aan Burgemeester en Wethouders willen maken en wel naar aanleiding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om 5 woningen in den prijs van ƒ4.— te bouwen. Ik wil wel zeggen, als men een prijs van 4.— als het maximum gaat stellen voor woninghuur, dat deze bouw dan kan dienen als verlichting voor verschillende menschen, maar ik ben het met den heer Muller eens, als Burge meester en Wethouders verder nog al iets willen doen in dezen geest, dat zij dan toch moeten trachten nog belangrijk lager beneden dien huurprijs uit te gaan. Ik weet wel dat dit zeer zeker moeilijkheden zal meebren gen, vooral ook in verband met de indeeling van de woningen, maar zullen wij tegemoet komen aan het woningvraagstuk, ook in verband met het wekelijksch inkomen van de huurders en zullen Burgemeester en Wethouders willen voldoen aan het algemeen belang van de huurders, dan zullen Burgemeester en Wet houders pogingen moeten doen om niet bij een hum- van 4.— te blijven, maar dan zullen zij zeer zeker moeten afdalen tot minstens 3.—. Ik zou Burgemeester en Wethouders dus in overweging willen geven, als zij straks al met verdere voorstellen willen komen en werkzaam willen zijn in het belang van die menschen, dat zij dan trachten woningen te krijgen met huren van 3. Ik geef direct toe, dat dit zeer moeilijk zal zijn, maar het moet wel ten opzichte van de loonen, die wer kelijk belangrijk zijn gedaald. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. De heer Muller heeft gezegd dat er aan dit soort woningen groote behoefte is en ik ben dat absoluut met hem eens, maar ik zou graag willen, afgezien van de berekening van den heer Buiel, die zegt dat de berekening van Burgemeester en Wethouders niet klopt, waar de huur van deze woningen volgens die berekening staat op ongeveer 4. dat het dan zoo zal zijn, dat de huur in elk geval niet hooger wordt, want aan een hoogere huur zou ik niet graag willen meewerken. Ik meen wel dat de toestand zoo is, dat die huurprijs eerder ver laagd moet worden dan verhoogd en als dat de be doeling is, zal ik er graag aan meewerken. De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb met belangstelling de verdediging van dit voorstel door den heer Muller aangehoord, maar ik sluit mij ook bij hem aan, dat dit voorstel niet moet worden beschouwd als te zijn iets, dat gaat in de richting van een oplossing van het woningvraagstuk en ik hoop wel dat Burge meester en Wethouders naar aanleiding van wat hier in den Raad is gezegd spoed zullen maken om zoo gauw mogelijk met een voorstel bij den Raad te komen, dat meer gaat in de richting van een algeheele oplos sing van het woningvraagstuk. Als de heer Oosterhoff er op wijst dat er door een ondernemer op het oogen blik een 80 arbeiderswoningen worden gebouwd, wil ik er op wijzen dat daarvoor bijna 200 aanvragen zijn en daaruit blijkt dus dat er wel een zeer groote behoefte is aan dat soort woningen, dat door dien bouwer er wordt neergezet. Ik herhaal, ik beschouw dit voorstel niet in dien geest, dat het een oplossing zou geven aan het woning vraagstuk, maar het is meer gedaan in verband met een vraagstuk, dat zich op het oogenblik voordoet; daar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juli 1932. 231 ligt een stuk grond, dat voor niemand waarde heeft, maar dat een heel geschikt terrein is om er een stuk of wat flinke arbeiderswoningen neer te zetten en in dat opzicht wordt hier dan voor een kleinigheid de richting ingeslagen om te komen tot oplossing van het woning vraagstuk. De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Wat hier wordt aangevoerd, dat er veel gebrek is aan dat soort woningen, is een kwestie, die ik niet verder kan beoor- deelen, maar tegenover dat gebrek aan woningen is er ook een gebrek aan werkobjecten. En nu meen ik, in den geest zooals de heer Oosterhoff heeft gesproken, dat een dergelijke bouw gereedelijk door het particulier initiatief kan worden uitgevoerd en dat het niet de taak van de gemeente is, tenzij er een geweldige noodtoe stand zou zijn, om in een tijd, dat er werkelijk slapte is in het bouwbedrijf, het werk voor de particulieren weg te nemen. Want zoo komt men in het werk van de eigenbouwers en is de gemeente daartoe wel ge roepen De heer Muller: De gemeente gebruikt daar óók timmerlieden voor, mijnheer Hettinga De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik meen ook dat men deze zaak niet moet be schouwen als een oplossing of als een gedeeltelijke oplossing van het woningvraagstuk. Het is, zooals enkele leden reeds hebben opgemerkt, door toevallige omstandigheden, dat het college bij den Raad komt met een voorstel tot het bouwen van 5 arbeiderswoningen. Burgemeester en Wethouders kwamen toevallig voor de verhuring van dit stuk grond te staan en toen is door Gemeentewerken de opmerking gemaakt: is die grond door bebouwing niet beter rendabel te maken; dat terrein is heel geschikt om daar 4 of 5 arbeiders woningen op te bouwen, dus laat men dat doen dan krijgt die grond meer waarde en dan wordt dat heele blok ook afgebouwd, want ook door de Woningveree- niging, die daar heeft gebouwd, wordt het op prijs ge steld, dat daar woningen worden gebouwd. Llit dat oogpunt hebben Burgemeester en Wethouders dit be zien en het is dus maar een toevallige reden, waarom Burgemeester en Wethouders met dit voorstel zijn gekomen. Nu zijn hier verschillende opmerkingen over ge maakt en wel in de eerste plaats door den heer Ooster hoff deze en dat is misschien ook wel de voor naamste of het wel de taak van de gemeente is om op het oogenblik woningen in dien prijs te bouwen. Ik zou zeggen, het blijkt wel uit de exploitatie, die hier is opgezet, dat ook particulieren op het oogenblik wel in staat zijn dergelijke woningen te bouwen. En het is ook wel gebleken uit de medewerking, die Burge meester en Wethouders in verschillende opzichten hebben verleend bij het bouwen van een 80-tal wo ningen door een particulier, dat wij absoluut niet op het standpunt staan dat wij met de particuliere bouw nijverheid willen concurreeren of dat wij die willen tegenhouden. Ik juich het toe, dat op het oogenblik de toestand zoo is, dat er door particulieren rendabel woningen kunnen worden gebouwd tegen een huurprijs van 4.--. Uit dat oogpunt hebben Burgemeester en Wethouders dus dit voorstel aan den Raad niet gedaan, maar de toestand is wel zoo, dat bij het Woningbedrijf en bij de woningvereenigingen een enorme aanvraag is naar woningen van 4. De heer Muller: En daar beneden. De heer De Vries (wethouder): en daar beneden, zooals door den heer Muller en meerdere leden hier volkomen juist is opgemerkt; daarvoor is er nog een veel grootere aanvraag, maar daar kom ik dadelijk op terug. Wij zaten hier echter met een bijna waardeloos stuk grond, waarop een 5-tal arbeiderswoningen kunnen worden gebouwd. De grond wordt daardoor rendabel en er behoeft geen toeslag voor de woningen te worden gevraagd, omdat de huur de kosten kan dekken. Zoodoende zijn Burgemeester en Wethouders met dit voorstel gekomen. Ik wil verder wel zeggen, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak en het geheele woningvraagstuk meer dan eens ter sprake hebben gebracht, maar dat wij niet van plan zijn om, als de gemeente gaat bouwen, dan woningen van 4.— te bouwen, want als men van gemeentewege gaat bouwen, moeten wij zien de oplossing van het vraagstuk te krijgen door woningen te bouwen, die in elk geval niet hooger zijn dan 3.en zelfs liever nog iets daar beneden. Als er eventueel dan ook later plannen komen van Burgemeester en Wethouders, dan zullen zij zijn in dien geest, maar zooals ik reeds heb toegelicht, is dit voorstel ontstaan door toevallige omstandigheden. De heer Vromen heeft gevraagd of dit wel een goede stand is voor deze woningen met het oog op den toestand aan de Landbuurt, maar hij heeft ook zelf reeds de opmerking gemaakt, dat er op het oogenblik nog niet aan valt te denken om die buurt te saneeren. Dat zal nog wel een 40 jaar aanhouden De heer Vromen: Dat hoop ik niet De heer De Vries (wethouder): maar de grond, waarop deze woningen zullen worden gebouwd, be hoort geheel tot het complex van de Woningvereeni- ging Volkshuisvesting die grond ligt wel achter de Landbuurt, maar hij behoort bij dat complex en dus is deze bouw geen bezwaar. De heer Buiel heeft een vraag gesteld over den grondprijs. De Directeur heeft in zijn rapport als grondprijs aangenomen de boekwaarde in de admini stratie van het Grondbedrijf, maar Burgemeester en Wethouders meenden, als deze grond werd verkocht aan een particulier, dat hij zeer zeker ƒ4.— zou op brengen en daarom hebben Burgemeester en Wet houders gemeend, zoo dicht mogelijk bij de realiteit te moeten blijven, door de waarde op 4.te stellen. Dan heeft de Buiel nog gevraagd of een post voor onderhoud, assurantie, administratie, grondbelasting en waterleiding van 52.— per jaar en per woning wel voldoende is. Wij hebben de cijfers genomen uit de practijk van het Woningbedrijf in de gemeente Leeuwarden, waarbij die kosten ook gemiddeld op ongeveer 50.— komen. Wij hebben een bedrag van 52.— genomen, wij hebben dit cijfer afgerond en die kosten zijn dus wel goed. De heer Hettinga heeft nog de opmerking gemaakt dat, als het particulier bedrijf deze 5 woningen zou zetten, de werkgelegenheid daarmee zou worden ge diend, maar ik geloof dat als dit werk door de ge meente wordt aanbesteed, de werkverruiming ook van evenveel beteekenis zal zijn als wanneer een particulier deze woningen zou bouwen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot hernieuwde vaststelling van de verordening tot het heffen van schoolgeld voor het openbaar vervolg onderwijs. Dit voorstel luidt als volgt De verordening tot het heffen van schoolgeld voor het openbaar vervolgonderwijs (gemeenteblad no. 14

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 6