254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932.
mede te deelen, dat dit plan op zichzelf mij zeer sym
pathiek is, n.l. dat wij hier en ik waardeer dat ook
in het college en in alle diensten, die hierbij betrokken
zijn, vooral Openbare Werken, die dit ontwerp heeft
gemaakt een sportterrein zullen krijgen, zooals hier
is voorgesteld.
Maar, mijnheer de Voorzitter, ik heb zeer ernstige
bedenkingen tegen verschillende dingen. Ik heb b.v.
ook mij de vraag gesteld waar de heer Oosterhoff mee
eindigde: waarom wordt door de Regeering het voor
beeld gesteld, dat bij dit werk de Heide Maatschappij
moet optreden? Ik weet wel dat een van de Ministers
voorzitter is van die maatschappij, maar dat zal toch
zeker de reden niet wezen. Wat dan de reden wèl is?
Ik zou een verdachtmaking kunnen uitspreken, maar
dat wil ik niet; dat wéét ik niet, maar ik voel het zoo
aan en ik ben in den regel gewoon het precies te
zeggen, zooals ik het voel dat ik dit eigenlijk een
klap in het aangezicht vind van Openbare Werken.
Ik ben van meening, op grond van de verschillende
dingen, die in deze gemeente zijn tot stand gekomen,
dat een betrekkelijk eenvoudig plan, als wij hier voor
ons hebben
De heer Vromen: B.v. het nieuwe kerkhof
De heer Dijkstra: Ik zal U daar wel een antwoord
op geven dat de dienst van Openbare Werken
best in staat is om een dergelijk plan te ontwerpen en
uit te voeren. Wat het kerkhof betreft, wil ik alleen
dit zeggen, dat dit een totaal verprutst plan was en
dat dit door den dienst van Openbare Werken, dien
wij nu hebben, op een buitengewoon uitstekende wijze
is in orde gemaakt. En met dien dienst hebben wij hier
te maken. Er is hier geschreven over drainage, maar
als die dienst een draineering weet aan te leggen als
daar, kan hij die zeker ook op het nieuwe sportterrein
aanleggen.
Maar er komt nog iets bij. Ik wil direct beginnen
met te zeggen dat ik principieele bezwaren hiertegen
heb, dat een stuk productief werk, dat niet is een ob
ject voor werkverschaffing, maar dat is een stuk werk
verruiming, hier wordt gedegradeerd tot een object
voor werkverschaffing. En als het niet meer was dan
dat, zou dat het ergste nog niet zijn, maar naar mijn
meening heeft de Regeering dit zoo getracteerd, om in
de gelegenheid te zijn om den loondruk, dien zij niet
alleen heeft ingezet, maar dien zij ook op zeer scherpe
wijze doorvoert, op deze wijze te handhaven en nog
verder door te voeren. Hier wordt gesproken van een
loontje van 24 cent per uur, waar de gemeente dan nog
12 cent bij mag doen. Ten opzichte daarvan krijgt men
dan toch eigenaardige toestanden. Ik kan mij vergissen,
maar ik meen dat het zoo is, dat als een aantal bouw
vakarbeiders straks bij een gebouw aan het werk wor
den gesteld, de timmerlui en andere arbeiders zullen
worden betaald bij dat werk volgens de loonen der
collectieve contracten, maar dat de grondwerkers, die
in de kern toch ook geschoolde arbeiders zijn, 18 cent
per uur minder zullen ontvangen dan in het collectief
contract is bepaald. Ik kan er mij niet erg warm voor
maken, dat dergelijke dingen zoo worden getracteerd.
Dit voorstel is ook den heer Oosterhoff zeer sym
pathiek en dat klopt met hetgeen, waarop hij reeds bij
de begrooting heeft aangedrongen, dat de redding van
de wereld zou zitten in loonsverlaging, loonsverlaging
en nog eens loonsverlaging. Dat van den kant van den
heer Koopal hierover zoo n warme speech is gehouden
hij heeft er misschien zelf niet bij stilgestaan daar
kan ik niet heel goed bij, maar voor den heer Ooster
hoff is dat logisch. Ik wil er aan herinneren dat, toen
men hier in de Raadsvergadering van 3 Mei een poging
aanwendde -wat ook is gelukt om de loonen van
de gemeentewerklieden te verlagen, ik heb getracht om
dat te keeren en dat ik toen heb gezegd
„En wel hierom niet, omdat ik hier in een vorige vergadering
al vrij scherp heb gezegd: men meent dat de chaos en de crisis,
die wij op het oogenblik beleven, in de eerste plaats moet worden
opgelost door het verlagen van de loonen; men heeft van die
verlaging van de loonen een systeem gemaakt, men drukt die
telkens weer, b.v. in de werkverschaffing en ook de loonen in de
particuliere bedrijven, ook waar dat absoluut niet noodig is. Zoo
krijgt men ten slotte breede lagen van menschen met lage loonen,
dan begint men met de wat hoogere loonen en dit heeft tenge
volge, dat er hoe langer hoe meer ellende komt in de huishou
dingen van de arbeidersklasse."
Ik had niet gedacht, mijnheer de Voorzitter, dat wat ik
in de vergadering van 3 Mei heb gezegd, zoo duimen
dik op dit voorstel van het college zou liggen. Want
het is toch maar zoo, dat men op het oogenblik, nu men
dit voorstel in handen krijgt, ziet dat aan het Regee-
ringssubsidie zeer bedenkelijke voorwaarden zijn ver
bonden. Wat een zeer belangrijke voorwaarde is en een
zeer bedenkelijke voorwaarde ten opzichte van deze
voordracht, dat is wel dat de Regeering toezegt, ge
noemd subsidie te geven of daarvoor in te staan zou
ik het willen noemen tot 31 December 1932. Daar heeft
de heer Oosterhoff reeds en dat is zeer verstandig
geweest de vinger op gelegd. Dan kan de Raad alle
kanten uit en als men dan het grondloon van 24 cent
wil terugbrengen tot 18 cent, staat het hek daar wa
genwijd voor open. Daarom heb ik hiertegen zeer
ernstige bedenkingen. Ik voor mij zou het in ieder geval
dezen kant uit willen sturen, dat hier aan de werkers
op dit terrein, omdat ik dit beschouw als productief
werk, de loonen uit het collectief contract werden uit
betaald
De heer Oosterhoff: Dat mag niet
De heer Dijkstra: Juist, dat mag niet, want dan krij
gen wij het subsidie niet, maar voor den loondruk, dien
wij op deze wijze krijgen, ben ik nog duizend keer zoo
bang. Want de aannemersorganisatie adresseert ook
al: wij willen die loonen daar ook wel uitbetalen. Men
moet mij aan dezen kant bij de S. D. A. P. eens aan
mijn verstand brengen, als er zoo'n stuk productief
werk is, hoe men dat werkverschaffing wil noemen.
Als daar 36 cent per uur wordt betaald, dan komt het
er practisch op neer, dat dan de particuliere werkge
vers daarop gaan steunen; er staat wel in het collectief
contract dat de loonen van de grondwerkers 54 cent
per uur zijn, maar men moet dan eens kijken waar het
heen gaat. Ik waarschuw daar ten zeerste voor, want
dan is het hek van den dam.
Ik ben niet van plan, omdat dat juist was hetgeen,
waarop ik in de eerste plaats de aandacht wilde ves
tigen en waarover ik niet breed wensch uit te
weiden om hier een platonische liefdesverklaring te
geven, want daar hebben wij niets aan; het plan zelf is
mij sympathiek genoeg, maar dat is mijn ernstig be
zwaar er tegen.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Nu de heer
Dijkstra het woord heeft gevraagd, zou ik naar aan
leiding van deze kwestie toch ook wel een opmerking
willen maken. In de eerste plaats deze, dat als de heer
Dijkstra hier op het oogenblik zegt dat hij van oordeel
is, dat voor dergelijke werken, als deze worden uitge
voerd door de gemeente, de loonen uit de collectieve
contracten zouden moeten gelden, wij dat dan van a
tot z onderschrijven. Ja, mijnheer Dijkstra, dat onder
schrijven wij van a tot z. Maar de heer Dijkstra zal
ook moeten weten dat, wanneer die eisch wordt gesteld,
dit beteekent, dat dezen winter die 200 werkloozen
niet zullen kunnen werken. Zoo staat de zaak en omdat
die zoo staat, dat wij hebben te kiezen: öf 200 werk
loozen een armoedig loontje, öf dat zij de hand moeten
ophouden om wekelijks 10.— of 11.— te ontvangen,
nemen wij het eene en laten wij het andere varen. En
dan stappen wij van onze principe's af en helpen zoo
doende 200 werkloozen aan werk, waar zij een kleine
20.in kunnen verdienen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932. 255
De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Het is
een zeer belangrijk onderwerp, dat ons hier op het
oogenblik bezig houdt. Ik zou zeggen dat met wat de
heer Terpstra naar voren heeft gebracht, de financiëele
kant flink is bekeken. Wat daarna door den heer
Koopal is gesproken, betrof het groote belang van hen,
die zoozeer hebben te kampen met de werkloosheid en
ook de principieele kant van alle zaken, die ons wer
kelijk ten opzichte van dit object interesseeren, is hier
naar voren gekomen. Het is hier zooiets. dunkt mij, dat
eigenlijk niemand, zelfs de beste deskundige niet, kan
uitmaken hoe het eventueel, als dit plan in 3 of 4 jaar
wordt uitgevoerd, zal komen. Het is voor mij heel goed
denkbaar, dat daaruit zeer zeker moeilijke financiëele
gevolgen voortspruiten, gezien den geweldig moeilijken
tijd en de inzinking van het kapitaal. Maar ten opzichte
van de belangrijke betoogen, die hier zijn gehouden,
kan ik zeggen dat ik ze alle met genoegen heb afge
luisterd.
Er is nog een enkele zaak, die zoo straks ook door
mijn buurman, den heer Oosterhoff, is aangebracht, de
kwestie van het uitvoeren van werken in eigen beheer
of het in ieder geval doen uitvoeren van deze werken
door de Heide Maatschappij. De heer Dijkstra wilde
nog verder gaan door ze in eigen beheer uit te voeren,
maar ik moet eerlijk zeggen, waar er niet alleen werk
loosheid is onder de arbeiders maar ook onder de aan
nemers, dat ik met het betoog van den heer Dijkstra
[absoluut niet mee kan gaan. Het wil mij voorkomen dat
het stedelijk bestuur de roeping heeft om te leiden, maar
niet, waar de burgerij in haar breede nuances dat zelf
;kan doen, om haar het werk uit de handen te nemen.
Ten overstaan van het vele belangrijke, dat wij van de
[verschillende sprekers hebben gehoord, moet ik ten
opzichte van het betoog van den heer Dijkstra, die ge
weldig op het loon komt, dat hier van Rijkswege ge
boden is, toch zeggen dat ik van den heer Dijkstra iets
anders had verwacht. In de practijk heerscht toch nog
altijd: als het getij verloopt, moet men de bakens ver-
I zetten
De heer Dijkstra: Het hangt er maar van af, wie het
getij verloopen laat
De heer Hettinga: Ja, dat berust' niet in menschen-
handen; wij zitten thans in de wereld voor het feit, dat
het getij verloopt en daarbij hebben wij ons dood
gewoon aan te passen. Wat dat betreft heb ik werkelijk
de motieven en argumenten van den heer Dijkstra met
minder genoegen beluisterd dan die van de anderen.
Maar om ook de aannemers een kans te geven, wilde
ik ook eenige cijfers aanhalen uit een overzicht van
aanbestede werken. Er is over het tweede kwartaal
van dit jaar, dus in de maanden April, Mei en Juni, in
totaal in ons land voor een bedrag van 20 millioen
in ronde cijfers aanbesteed. In 1931 was dat be
drag over die maanden in ronde cijfers 41 millioen
en in 1930 50 millioen. Daaruit krijgt men wel
den indruk, dat het emplooi ook voor de aan
nemers geweldig daalt en dat de aannemers, als
er eventueel werken worden uitgevoerd, niet graag
zien dat dit door de Heide Maatschappij wordt gedaan.
Het woord duidt trouwens ook al aan, dat deze. maat
schappij op de heide thuis hoort voor het doen van ont
ginningen. Als het eenigszins mogelijk is al gevoel
ik wel de betrekkelijk groote moeilijkheid, waar dit
werk reeds in verren staat van voorbereiding is zou
ik graag willen dat dit werk nog werd aanbesteed, ook
in verband met de vragen, die daaromtrent zijn gesteld.
Als er werkelijk een wil is, dan is er ook een weg, zoo
is hier van zekere zijde betoogd: de Minister toch heeft
gezegd, dat uitvoering van dergelijke werken niet meer
uitsluitend behoeft te geschieden door middel van de
Heide Maatschappij, maar dat men die werken ook kan
aanbesteden. Ik wilde dan ook graag dat het college
van Burgemeester en Wethouders in ieder geval, zij
het dan misschien ook dat het bij dit object voorshands
althans niet meer kan, zooveel mogelijk aan dit principe
vasthield, want het is thans niet de tijd en niet in het
belang van de burgerij om haar het werk uit handen te
nemen en dit in eigen beheer uit te voeren.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb over
enkele onderdeelen van dit praeadvies nog iets te zeg
gen, hoewel ik het in het algemeen betreur, dat de nala
tenschap eener gemeente niet door ons nageslacht zal
kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van
boedelbeschrijving, maar ons nageslacht genoodzaakt
zal zijn om haar zonder meer, dus zuiver, te aanvaar
den, ongeacht de baten of schulden.
Het voorstel geeft mij verder aanleiding om het vol
gende te zeggen. Over het algemeen kan ik de verschil
lende posten in dit voorstel zeer slecht beoordeelen,
maar één post heb ik aan een nader onderzoek onder
worpen. De kosten voor de Invalditeits- en Ziektever
zekering zijn hier uitgetrokken op een bedrag van
9000. maar die moeten normaal komen op een be
drag van minstens 24.000.— en zullen zelfs maximaal
41.000.— kunnen bedragen. Ik zou nu wel graag
nadere inlichtingen willen hebben, hoe men dezen post
berekend heeft.
De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
beginnen met mij aan te sluiten bij hen, die aan het
adres van Burgemeester en Wethouders een woord
van waardeering hebben gericht voor den vooruitzien-
den blik, dien dit voorstel ademt. Nu de werkobjecten
in ,,de Ontginning" en in ,,het Buitenveld" bijna ten
einde zijn, en er zich dus straks groote moeilijkheden
zullen voordoen bij de te werk stelling van werkloozen,
zijn geschikte werkobjecten urgenter dan ooit en ik
verheug mij dan ook dat thans den Raad een voorstel
wordt aangeboden, waarin voor een aantal winterhalf
jaren aan een deel van onze werkloozen binnen de kom
van onze gemeente arbeid zal worden verschaft.
Mijnheer de Voorzitter, wij Sociaal-Democraten
hadden natuurlijk gaarne, dat wij dien arbeid konden
verschaffen op de wijze, zooals wij dat het liefst zagen,
maar wij hebben de macht niet om het werk uit te
voeren zooals wij dat graag willen. En daarom juich ik
van harte toe elke poging, die wordt aangewend om in
het ondraaglijke lot van de werkloozen een lichtstraal
te doen schijnen; elke poging daartoe moeten wij be
nutten.
Het doet mij dan ook bijzonder veel genoegen, dat
men vrijwel van alle kanten uit den Raad zijn sympathie
uitspreekt bij dit punt. Maar er zijn bij het uitspreken
van die sympathie enkele vragen gesteld, die mij er wel
eenigszins aan doen twijfelen, of die sympathie, waar
mee men over de werkloozen spreekt, wel uitsluitend
en alleen zuivere sympathie is. De heer Wiersma heeft
gesproken over principieele bezwaren, die zij hadden
en dat hij zijn stem zou laten afhangen ten minste
zoo ongeveer heeft hij het gezegd van het antwoord,
dat hij krijgt ten opzichte van zijn vraag omtrent het
in gebruik nemen van het sportpark op Zondag. Ik had
liever gehad, dat dit buiten het debat gebleven was
De heer Stobbe: Dat is toch logisch
De heer B. Molenaar: Als dat zoo logisch is, dan is
het even onlogisch, dat de heeren zich achter het mo
tief van de werkverschaffing verschuilen, maar hier
anders tegen zouden zijn, omdat op Zondag de sport
beoefend wordt. Ik zou mijn gewetensvrijheid niet
willen verkoopen, ook bij dit voorstel niet, door een
zekere toezegging te doen, dat het sportpark op Zondag
niet in gebruik zal worden genomen en als ik principieel
zoo'n bezwaar had tegen dergelijke dingen, zou ik den
moed nemen om vierkant in het openbaar in den Raad
te zeggen dat ik er principieel bezwaar tegen had, dat