240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932. van de hier voorgestelde werken er nog bij komen plus de 12.000.die nog moeten worden gevoteerd voor de verschillende bedrijven, dan komt er dus in totaal nog bij een bedrag van 185.000.en dan zal straks een bedrag van rond 507.000.— uit het stratenfonds zijn besteed als deze voorstellen worden aangenomen. Dat wil dus zeggen dat voor het gedeelte, dat dan in de 4 afgeloopen jaren is gebeurd dit jaar meegeteld, dus in de jaren 1929, 1930, 1931 en 1932 is opge bracht een bedrag van 285.000.en dat van de kos ten dus nog moet worden gedekt een bedrag van 222.000.-. Dat wil dus ook dit zeggen dat nog gedu rende 3J/^ jaar, dus over 1933, 1934, 1935 en de helft van 1936 is vastgelegd, dat voor deze plannen reeds is beschikt over een uit den gewonen dienst komende bijdrage van 65.000. Als ik dan zie dat op het lijstje van het stratenfonds ook stond dat dit zou worden aan gewend voor den Troelstraweg, maar dat deze uit dat plan is genomen, doch daarvoor toch ook zeer belang rijke uitgaven worden gedaan en waarvan de uitgaven, die voor rekening van de gemeente komen, toch ook in de tonnen loopen dit plan is uit het stratenfonds ge licht omdat het in verband stond met het vraagstuk van het Provinciaal wegennet dan kom ik tot de con clusie, dat met dat plan mee thans reeds voor meer dan 10 jaren is vastgelegd dat er een bijdrage van 65.000.— per jaar zal moeten worden gestort in het stratenfonds. En als ik dan zie dat verder nog op dat lijstje van het stratenfonds voorkomen de Spanjaards laan, de Groningerstraatweg en de Sneekertrekweg en als ik verder overweeg, los van deze zaak, en onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders heb ge bracht den meer dan ellendigen toestand, waarin andere gemeentewegen verkeeren ik wijs maar op den meer dan droevigen en treurigen toestand van den Noorder singel, waarop ik ook bij de voor-vorige begrooting heb gewezen dan kom ik tot de conclusie, dat de Raad zich eerst nog wel eens rustig mag bedenken en a tête reposée mag overwegen of op het oogenblik ver betering van de Nieuwestad en den Wirdumerdijk wel zoo urgent is als uit deze voorstellen zou moeten blijken. Een enkel woord nog over de voorstellen als zoo danig. Over de Nieuwestad zou ik een enkele vraag willen stellen. In de eerste plaats is het den Raad be kend, dat eenige jaren geleden bij dit plan, dat reeds eenige jaren oud is, een vraagstuk is naar voren geko men, dat toen meer stof heeft opgeworpen, maar waar van nu nauwelijks sprake meer is en dat wij haast niet in de stukken meer terugvinden, de kwestie van het niveau van de Nieuwestad. Ik zal alleen maar noemen de kuil voor Vroom en Dreesmann, dan weet elk waar over het gaat. Nu krijg ik den indruk, hoewel niet duidelijk, dat het de bedoeling is om gevolg te geven aan wat toen oorspronkelijk het plan was, n.l. om het niveau te verlagen, maar een noodzakelijk gevolg daar van zal zijn dat de eigenaren van een zeer groote rij huizen zullen worden gedwongen om belangrijke ver anderingen aan hun gevels te maken, wil men daar niet een absoluut onmogelijken toestand krijgen. Ook dat is een zijde van het vraagstuk, die ik op het oogenblik onder de oogen zou willen zien. Ik zou Burgemeester en Wethouders dan ook willen afvragen: is werkelijk die niveauverlaging zoo noodzakelijk, dat deze moet doorgaan, al geef ik toe dat het wel een beetje een eigenaardige toestand zou zijn wanneer men nu de Nieuwestad weer in haar oorspronkelijken toestand bracht. Men gaat daar echter toch een beetje heen en weer met dit plan, want ook meerdere jaren geleden, al langer dan ik hier in den Raad zitting heb, is de Langepijp verbeterd en het niveau daarvan verlaagd om meerdere en betere opritten te krijgen en wanneer nu het niveau van de Nieuwestad weer wordt verlaagd, wordt die toestand weer in ongunstigen zin beïnvloed. Al die vraagstukken komen m. i. niet zeer duidelijk naar voren in de stukken en ik wenschte daar dan ook wel inlichtingen over. Verder wensch ik ook mijn positieve meening uit te spreken over het plan tot verbetering van de Zuidzijde van de Nieuwestad tusschen de Lombardsteeg en den Wirdumerdijk. Men wil daar het trottoir zoo laten loopen, dat als dit bij de Lombardsteeg met een breedte van 5 M. begint, het met een sierlijken zwaai tot op een breedte van 10 M. uitloopt op den Wirdumerdijk. Dat wordt naar onze meening een onooglijke en een onmogelijke toestand. Ik ben ook van meening dat de inrit naar de Peperstraat op dat kruispunt, waar 4 wegen samenkomen, ongelukkig is gelegen, maar misschien dat de oplossing kon worden ge vonden door daar een vluchtheuvel te maken op de plaats, waar op het oogenblik de verkeerspaal staat en door dus aan de Zuidzijde daarvan een ope ning te laten voor het rijverkeer; een trottoir dus aan de Zuidzijde van dat deel van de Nieuwestad en een waardoor men dat gedeelte in tweeën deelt. Daardoor zou dan de Zuidkant kunnen worden gebruikt voor inrij naar den Wirdumerdijk en de Noordelijke helft als doorrit naar de Peperstraat. Misschien zou dat een oplossing zijn, maar zooals het op de teekening is aan gegeven is het noch aesthetisch noch uit een oogpunt van verkeer een gunstige oplossing, omdat dan het ver keer van de Nieuwestad naar den Wirdumerdijk toch een zeer eigenaardige beweging wordt. Dat alles maakt dat ik ten opzichte van dit vraagstuk eenigszins sceptisch sta en meer inlichtingen daarover zou willen hebben, terwijl ik, wat de algemeene finan- ciëele ondergrond betreft, er negatief tegenover sta. Een enkele vraag nog ten opzichte van het niet asfalteeren van een deel van de Nieuwestad. Ik ben, ofschoon ik altijd een warm pleiter ben geweest voor klinkerbestrating en om aesthetische reden daaraan de voorkeur geef, toch door de stukken overtuigd dat wij om economische reden het aesthetisch bezwaar moeten opgeven en dat wij het minder aesthetische moeten kiezen voor het meer aesthetische, omdat wij dan ver moedelijk de kans hebben dat er 10 jaar langer niet in het wegdek behoeft te worden gebroken en dit na tuurlijk voor de gemeente van belang is. Maar dan begrijp ik niet, waarom dan niet royaal ook het laatste stuk van de Nieuwestad wordt geasphalteerd. Er wordt wel opgegeven dat men dit niet doet, omdat de straat daar te smal is en omdat dit aesthetisch een be zwaar zou zijn, maar die meening deel ik niet; ik vind aesthetisch het bezwaar van de lappendeken, waarbij dan dit en dan dat plaveisel wordt gebruikt, grooter dan het mogelijk bezwaar van asfalt op een smal stuk straat aan de gracht. Er wordt trouwens in de stukken gemoedelijk verwezen naar Amsterdam, waar men wèl ook op smalle grachten asfaltbestrating toepast en ik zou dan ook willen voorstellen om, als men asfalt wil gebruiken, dan de geheele Nieuwestad daarmee te bestraten. De heer B* Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook een enkel woord over dit voorstel willen zeggen. Ik wil beginnen met te zeggen dat ik niet zal spreken en vragen of momenteel deze werken noodzakelijk zijn of niet, omdat ik meen dat bij de begrooting dit vraag stuk is behandeld en de Raadsbrief, dien wij thans voor ons hebben, een uitvloeisel is van 's Raads wil om de Nieuwestad en den Wirdumerdijk dit jaar te verbe teren. Bij de begrooting heeft de heer Vromen zijn standpunt daartegen ontvouwd en het is vanzelf sprekend dat de heer Vromen ook thans datzelfde standpunt daaromtrent nog inneemt. Een enkel woord over wat de heer Vromen zegt over het vraagstuk van de werkverruiming. Ik zou zeggen dat dit niet een van de hoofdargumenten is voor dit voorstel, maar dat Burgemeester en Wethouders m. i. terecht hebben aangevoerd dat een groot deel van dit werk als werkverruiming kan worden gebruikt. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932. 241 Verder een enkel woord over de zaak zelf en dan gaat het voor mij in de eerste plaats over het meerder heids- en het minderheidsvoorstel van Burgemeester en Wethouders, n.l. over het vraagstuk van de ver nieuwing van de pijpen. Burgemeester en Wethouders zijn tot de conclusie gekomen dat de Duco-Martenapijp in den bestaanden toestand moet worden gehandhaafd. Ik wil wel zeggen dat dit mij persoonlijk ten zeerste aangenaam is, omdat ik meen dat onze Nieuwestad zoo weinig mogelijk van karakter moet worden ver anderd, omdat uit een aesthetisch en uit een historisch oogpunt de Nieuwestad met haar pijpen een van de mooiste deelen van onze stad is. Deze vraag is ook vrij uitvoerig in de Commissie voor Openbare Werken besproken en in eerste instantie liepen de meeningen ten opzichte van verandering van de pijpen nog al wat uiteen. Ten opzichte van de Duca-Martenapijp waren wij eenstemmig van oordeel dat die zoo moest blijven, maar ten opzichte van de Westerpijp waren de mee ningen in eerste instantie verdeeld. Die verdeeldheid berustte eensdeels op aesthetische gronden en ander deels op financieele gronden. Maar het wil mij voor komen dat, als de meerderheid van Burgemeester en Wethouders er in mee wil gaan om aan de Nieuwestad Zuidzijde aan het eind bij de Westerpijp den muur van de gracht 1.50 M. naar binnen te plaatsen, dan daar mee vervalt het argument, dat de meerderheid gebruikt, om op aesthetische gronden deze pijp niet aan te tasten. Ik heb oorspronkelijk ook zelf behoord tot degenen, die deze meening hadden, maar mijnheer de Voorzitter, dan stond ik op het standpunt, dat daar de Nieuwestad verbeterd moest worden zooals die thans is. dus ook zonder verplaatsing van den walmuur. Maar in de debatten en uit de toelichting, die wij van den voorzitter der commissie daaromtrent hebben ont vangen, ben ik tot de overtuiging gekomen dat, als in de naaste toekomst aan de Nieuwestad tusschen Westerpijp en Westersingel de huizenrij niet onbe langrijk moet worden teruggezet om tot een verbreeding van dat deel te komen, het dan noodzakelijk zal worden dat de Westerpijp zal moeten worden verbreed, omdat anders het gevaar niet denkbeeldig zou zijn dat men. zelfs in een nuchter oogenblik, de kans loopt om het Schavernek in te loopen. Een ander bezwaar, dat toen ook naar voren is ge bracht en dat mij ook van gedachten heeft doen ver anderen, is dit geweest dat aan dat deel van de Zuid zijde van de Nieuwestad de winkelstand! slechts een trottoirtje zou krijgen, dat zou uitloopen op maar 1 M. breedte en dat er voor dien winkelstand naar mid delen moesten worden gezocht om daar ook een be hoorlijk trottoir te krijgen. Dat was echter met behoud van een behoorlijken rijweg van zt 5 M. niet anders te krijgen dan door uitzetting van den walmuur 1.50 M. de gracht in. Op al die gronden zijn wij ten slotte met het voorstel meegegaan om de Westerpijp te ver- breeden en den walmuur te doen verplaatsen. En het wil mij voorkomen, wanneer Burgemeester en Wet houders in meerderheid meenen dat zij op aesthetische gronden wel kunnen meegaan met een uitzetting van 1.50 M. van den walmuur en dus met een versmalling van 1.50 M. van dat eind gracht, zonder daarbij de Westerpijp te wijzigen, dat daar dan een toestand zal worden geschapen, die m. i. de waarde, die zij zelf meenen te beoogen, zal aantasten en dat dan het ge zicht veel minder zal worden dan dit bij behoud van den bestaanden toestand zal wezen. Ik heb mij hierbij noode neergelegd op grond van de noodzaak waar wij hier moeten wijken voor hetgeen noodig is, hebben wij ons bij dat voorstel neergelegd en kunnen wij dus thans ook meegaan met het voorstel van de minderheid van Burgemeester en Wethouders om gelijktijdig de Westerpijp te verbreeden en den walmuur 1.50 M. terug te plaatsen. Ik kan daartoe nog te meer overgaan, omdat ons ook uit de teekening, die bij de stukken heeft gelegen en uit het rapport van den Directeur van Gemeentewerken is gebleken, dat de Directeur er zelf van overtuigd is dat men het karakter van de bruggen zoo weinig mogelijk moet aantasten. Ook door de teekening, die bij de stukken heeft gelegen, is m. i. het bewijs geleverd, dat de Directeur zal trachten de nieuwe pijp zooveel mogelijk in den be staanden vorm te bouwen, ook wat de aardige leuningen betreft. Op al die gronden zal ik dan ook graag mee gaan in de gedachte, die door de minderheid van Burgemeester en Wethouders in dit voorstel is neer gelegd. De heer De Vries (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. De heer Wiersma is begonnen met te zeggen dat, hoewel hij den toestand van den Wirdumerdijk en de Nieuwestad niet zoo slecht acht, hij het toch hoogst wenschelijk vindt dat dit voorstel tot verbete ring daarvan wordt aangenomen. Daarmee is in strijd hetgeen de heer Vromen heeft betoogd die het niet noodzakelijk acht en die heeft gezegd dat er wel werken zijn die noodzakelijker moesten worden uitgevoerd. De plannen omtrent de Nieuwestad en den Wir dumerdijk zweven echter al een jaar of vier door de afdeelingen heen en zij hebben al een paar maal op de begrooting gestaan. Ik meende dat er bij de be handeling van de begrooting van verleden jaar nog een stemming is geweest wat zou voorgaan, de Wir dumerdijk en de Nieuwestad of de Amelandspijp en dat toen de Raad heeft beslist dat in 1932 de Ame landspijp zou voorgaan. Ook bij de behandeling van de laatste begrooting heeft nog een van de leden van den Vrijheidsbond stemming gevraagd over deze posten, die op de begrooting staan en toen is door den Raad beslist, dat dit jaar wèl met de verbetering van den Wirdumerdijk en de Nieuwestad zal worden begonnen. Ik zou hiermee kunnen volstaan, maar ik wil toch den toestand van den Wirdumerdijk en de Nieuwestad, zooals Gemeentewerken die ziet, nog even breeder uiteenzetten. De Wirdumerdijk en de Nieuwestad zijn twee straten, die niet gefundeerd zijn. Het verkeer op beide wegen is zeer intensief en er is veel zwaar ver keer. Men ziet nu met het oog op de verbetering van beide straten, waarmee het nog niet zoo ver is geweest, dat er verschillende verzakkingen plaats hebben. Aan den Wirdumerdijk is dat nog niet zoo erg, dat stem ik direct toe, als aan de Nieuwestad, maar daar is de toestand dan ook beslist slecht. De ergste kuilen worden geregeld bijgeholpen en ik kan wel zeggen dat dit vrij geregeld gebeurt. Maar als men daar den toe stand eenigszins draaglijk in orde zou willen maken, dan zou dat met bijvulling van nieuw materiaal en het bestraten een 20.000.— a 30.000.— kosten en dan had men nog oud materiaal zonder fundeering. Dan was het wel weer een tijd zooals het hoorde, maar de toestand, zooals wij die zien, maakt het absoluut noodzakelijk, dat thans met een verbetering van de Nieuwestad en den Wirdumerdijk wordt begonnen. Er komt wat de Nieuwestad betreft nog dit bij, dat er op het oogenblik voor het verkeer, vooral aan de Zuidzijde dus aan de breede zijde absoluut geen rege ling bestaat; er is absoluut geen afscheiding voor het verkeer van voetgangers en het rijverkeer, zoodat men al ziet dat het wielrijdersverkeer zich al voor een groot deel heeft verplaatst van de Zuidzijde naar de Noordzijde. Burgemeester en Wethouders zijn dan ook, nadat zij het advies van Gemeentewerken hebben ingewonnen en nadat zij deze zaak meer dan eens met dezen dienst hebben besproken, absoluut van oordeel dat het noodzakelijk is tot verbetering van de Nieuwe stad en den Wirdumerdijk over te gaan. De heer Wiersma heeft de vraag gesteld wat het zou schelen, als het minderheidsadvies inzake de Westerpijp werd opgevolgd. Dit maakt volgens de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 5