244 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932. worden aangedrongen en dat er meer en meer steun van de gemeente zal worden geëischt. En als wij dan dat geld op die manier geven, zonder dat wij daar iets voor terug krijgen en zonder dat daarvoor arbeid wordt gepresteerd, dan is het van méér waarde en be- teekenis, als wij daarvoor laten werken en dat op die manier de menschen het normale loon verdienen en wij er het normale werk voor krijgen. Dat is van betee- kenis, ook bij het sportterrein, want ook daarbij krijgen wij immers waar voor ons geld. Als hier op het oogen- blik eenvoudig steun wordt uitgekeerd volgens de crisisregeling en als wij hier menschen krijgen, die de stad rondloopen en stempelen en t. z .t. een bedrag krijgen, dat natuurlijk aan den lagen kant is, als wij aan den anderen kant kijken naar de werkverschaffing in Weststellingwerf en wij weten wat op het oogenblik de waarde van dien grond is, nu en waarschijnlijk ook in de toekomst en men voelt dat als die werkzaamheden worden beëindigd, men daarvoor dingen terug krijgt, die misschien voor de gemeenschap van eenig belang zijn maar waarvan de gemeente Leeuwarden totaal niets terug krijgt, dan moet toch wel degelijk het streven zijn om op dat punt iets terug te krijgen, dat in het belang van de gemeente is. Ik kan dit wel zeggen, dat op de volgende begrooting zal moeten worden gerekend op een bedrag aan kosten van werkverschaffing en werkloozensteun meer, dat ik taxeer op 100.000.a 120.000. Als men dan de eindjes nog aan elkaar wil knoopen, dan zal dat zeer moeilijk zijn en dan zal het van groot belang zijn dat men elk bedrag, waarvan dat mogelijk is, op dat punt tracht uit te sparen en dat men ook tracht zooveel mogelijk werk te geven, dat in het belang van de gemeente is en waarin ook een nor maal aantal arbeiders normaal kan werken. Dat is naar mijn meening van het grootste belang voor de gemeen schap. Ik kom nu tot het stratenfonds. waarover ik aan den heer Buiel voor deze vergadering eenige inlichtingen heb trachten te verstrekken. Ik wil naar aanleiding van de geschiedenis van het stratenfonds dit zeggen, dat het de bedoeling is om gedurende een zeker aantal jaren, gelijk de heer Vromen ook al heeft gezegd, een zeker aantal werkobjecten uit te voeren. De heer Vro men heeft daarbij ook den Sneekertrekweg en den Gro ningerstraatweg genoemd, maar naar mijn meening zijn dat werken, die wel in de laatste plaats aan de orde zouden zijn gesteld, die toch nog niet zoo n haast heb ben. Het is uit den aard der zaak zoo, dat, naar mate men verder in den tijd komt, men merkt dat er meer straten zijn, die eerder voor verbetering in aanmerking komen. Ik ben er van overtuigd dat de Noordersingel daartoe ook behoort; ik woon daar nu zelf aan en in zooverre is het dus wel eens een voordeel, dat een wethouder verhuist, want ik kan nu zelf zien hoe nood zakelijk het is en dan wil ik den Groningerstraatweg thans niet eens noemen, want de Noordersingel is niets anders dan gaten en plassen, daar moet noodzakelijk iets gebeuren. Wat verder het stratenfonds betreft, dit is achter en blijft practisch gesproken altijd achter. Oorspronkelijk is vastgesteld dat daarvoor gedurende de eerste 10 jaren per jaar 65.000.— zou worden gestort, dus in totaal 650.000.— en dat men dan daaruit regelmatig werken zou uitvoeren. Tot dusver is men daarin geslaagd, maar door den ernstigen toe stand in het geheele land en ook in deze gemeente is het zoo komen te staan en zijn wij ook eenigszins tot dat standpunt gekomen, dat wij moeten zeggen: laten wij eenigszins kalmeeren. Nu zegt de heer Vromen: kalmeer U vroeg genoeg, schei er nu mee uit en doe de Nieuwestad niet en tracht op die manier bij te komen. Ja, dat is ook practijk, dat kan men ook doen, dat erken ik volmondig; men had dat zelfs ook eerder kunnen zeggen, men had dat ook reeds bij den Wester singel kunnen zeggen. De heer Vromen heeft inderdaad die poging reeds eerder gedaan, maar de Raad wilde I daar toen niet aan. Dat is dus inderdaad een standpunt, maar het standpunt van Burgemeester en Wethouders is: tracht zooveel mogelijk verder te gaan, omdat, het is door den heer De Vries ook reeds met nadruk ge zegd, als wij dat niet doen, een groot deel van de arbeidsloonen, die in deze werken zitten en dat voor dit werk bij de begrooting reeds op 40.000.— a 45.000.— is gesteld anders toch in den vorm van steun aan de werklooze arbeiders moet worden uitgekeerd. Dat is iets dat van groote beteekenis is. Als men niet absoluut en onvoorwaardelijk zich op het standpunt stelt: wij moeten op het oogenblik absoluut niets meer doen, dan moet men verder gaan, maar dan zullen wij dat toch in elk geval niet meer zoo kunnen doen. zooals wij dat vorige jaren hebben gedaan, door 2 of 3 werkobjecten per jaar ter hand te nemen. Het staat ook in dezen aanbiedingsbrief, wij zullen bij de begrooting zeer en zeer kalm op dit punt moeten zijn, de Raad zal zich op dat punt eenige beperking moeten opleggen De heer Vromen: En als er dan toch zooveel werk- loozen zijn De Voorzitter: Ik geloof dat ik dat punt wel vol doende heb toegelicht. De heer De Vries heeft de kwestie van de Water leiding al opgelost en hij heeft ook gezegd dat de kosten van het aanleggen van leidingen en van elec- trisch licht nog wel eenigszins zouden kunnen mee vallen. De begrootingen zijn zeer voorzichtig opgezet en aan den hoogen kant gesteld, zoodat het op dat punt ook wel eenigszins kan meevallen. Ik erken verder dat het beter was, nu ook de Westerpijp in orde te maken, maar ik erken niet, dat dit op het oogenblik noodzakelijk is. Ik zeg dus, laat men daar nog even mee wachten, dan blijft het geld daarvoor voorloopig nog bespaard. De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter. Als wij straks van onze zijde voor dit voorstel van Burge meester en Wethouders zullen stemmen, dan wil ik vooraf toch graag een verklaring afleggen en wel deze. Men moet niet den indruk krijgen, dat wij ons gebonden achten aan een belofte, bij de begrooting afgelegd, want het is heel goed bekend dat er van onze zijde bij de begrooting is gezegd, zoowel in eerste instantie bij de algemeene beschouwingen als later bij den Kapitaaldienst, dat wij ieder groot werk op zichzelf zouden bezien en dat wij, als ons straks zou blijken dat een werk niet noodzakelijk was en daarin niet een betrekkelijk groote werkverruiming zat, vrij wilden blijven om. gezien de tijdsomstandigheden, daartegen te stemmen. Dit klemt nog te meer, nu wij uit den gang van zaken nader hebben gezien, dat sinds December 1931 de toestand niet is verbeterd; dan lijkt het mij moeilijk om op zoo'n tijdstip een beslissing te nemen, waarvan wij op dat oogenblik de portée niet kunnen overzien. Wij staan nog op het standpunt, dat wij stuk voor stuk dergelijke werken wenschen te bezien en als ons dan blijkt dat er niet in zit wat er nü wel in zit, zooals nu ook van de zijde van Burgemeester en Wet houders is aangetoond, dan willen wij ons het recht voorbehouden om tegen die werken te stemmen. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter: Ik zou graag P nog eenige inlichtingen willen hebben. Ik kan niet zeggen dat de kwestie van het stratenfonds mij nog erg duidelijk is geworden, maar voor zoover het mij duidelijk is geworden, begrijp ik uit de cijfers van den heer Vromen, dat er straks al zal zijn uitgegeven een kleine 600.000.als ik het goed heb. Maar er staat in het praeadvies, dat er gedurende 10 jaren een bedrag van 65.000.— in dat fonds wordt gestort. Dat is dus in totaal een bedrag van 650.000.—, wat met die 25 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Juli 1932. 245 mille een bedrag maakt van 675.000. Dus hoewel wij gedurende 10 jaren in dat fonds 65.000.moeten storten, zijn wij nu al ongeveer aan ons maximum toe. Nu vraag ik: wat voor zin heeft het dan, dat men elk jaar 65.000.— beschikbaar stelt voor het straten fonds, wanneer men werkeijlk per jaar veel meer ge bruikt Laten wij dan dat bedrag verhoogen of die uitgaven op een andere wijze regelen. In elk geval is het mij wel duidelijk geworden, dat wij er nog niet zoo zeker van zijn, dat nog elk jaar de 65.000.— be schikbaar kan worden gesteld en ik zou nog graag inlichtingen willen hebben, welke opvatting in dezen wordt gehuldigd. Ik hoor verder tot mijn schrik, dat men in de toe komst de huizen achter op de Nieuwestad achteruit wil zetten. Ik geloof dat het niet radicaal zal gaan het zal ook nog wel ettelijke jaren duren voor het zoover komt, tenzij er een Simson opstaat. Maar ik wilde toch dit zeggen dat het dempen van dat achterste deel mij voorkomt goedkooper te wezen en dat men dan de zaak daar radicaal kan oplossen. Het blijft daar, als men op de voorgestelde wijze te werk gaat, toch altijd een nauwe passage terwijl, als dat gedeelte van de gracht wordt gedempt, de winkeliers aan beide kanten daar behoorlijk ruimte krijgen en er ook vol doende ruimte komt voor het verkeer. Ik heb ook nog niet een antwoord gekregen van wethouder De Vries op mijn vraag omtrent den wal- muurhij heeft wel gezegd dat de eene wal moet worden vernieuwd, maar ik heb niet gehoord of er misschien het volgend jaar ook 10.000.moet worden besteed aan den anderen wal. Als men de kosten bij elkaar telt van de verlaging van de pijpen en van de verbetering van den wal en men denkt bovendien nog dat die huizen daar achteruit moeten, dan geloof ik dat men daarmee tot een veel hooger bedrag zal komen, dan wanneer men het door mij aanbevolen middel, dat de heer De Vries een radicaal middel noemde, zou toepassen en dus de ge heele zaak gelijkvloers zou maken. Ik geloof dat dit verreweg de beste oplossing zou zijn en ik zou daar nog graag een nader antwoord op hebben. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou ook nog een enkel woord willen zeggen. Het doet mij genoegen, dat U althans een zekere waardeering voor het consequent zijn van het standpunt, dat door mij is ingenomen, hebt geuit. Ik wil wel zeggen dat inder daad van mijn opvatting de grondslag is geweest, dat wij, gezien de moeilijke financieele omstandigheden, eerst het absoluut noodige onder handen moeten nemen voordat het nuttige gebeurt. Daarom heb ik in dit verband ook den Noordersingel genoemd, maar ik had ook het plan tot verbetering van den Groninger- straatweg kunnen noemen, want als men daar den toe stand ziet van een van de belangrijkste toegangswegen tot de stad, dan zou het mij verwonderen, wanneer hier één stem zou opgaan, die zou willen beweren dat verbetering van de Nieuwestad urgenter is dan van den Groningerstraatweg De Voorzitter: Het is een Rijksweg. De heer Vromen: Hoe komt men er dan toe om die voor 4 jaar op het stratenplan te zetten Dan ver wonder ik er mij over dat men voor 4 jaar reeds van plan was een Rijksweg te verbeteren uit het straten fonds De Voorzitter: Wii moeten den weg eerst van het Rijk overnemen en dan kunnen wij hem verbeteren. De heer Vromen: Als de gemeente van plan is den weg te verbeteren, dan zal het met het overnemen daarvan wel losloopen; dan zal het Rijk er misschien wel voor te vinden zijn om dien weg binnen zeer korten tijd over te doen aan de gemeente. Dat is een dood doener, dat wij eerst dien weg moeten overnemen, want als de gemeente dat wil, geloof ik dat wij de Rijksbrug er nog wel bij cadeau kunnen krijgen. Ik constateer dus dat Burgemeester en Wethouders toen reeds den Groningerstraatweg in het plan tot ver betering van wegen uit het stratenfonds hadden op genomen. En ik blijf beweren dat die verbetering veel urgenter is en veel meer noodig uit hoofde van den toestand, waarin die weg zich bevindt, dan verbetering van den Wirdumerdijk zeker en van de Nieuwestad. Ik beweer verder dat de Noordersingel in een zeer treurigen, ja in een afgrijselijken toestand verkeert, die het onmogelijk maakt, wegens het voortdurend schok ken van de auto's die daarlangs moeten rijden, om ernstige zieken en vooral patiënten met ernstige buik aandoeningen op een behoorlijke en ongevaarlijke wijze te vervoeren. Ik weet wel dat aan de verbetering van dien weg moeilijkheden zijn verbonden, maar deze zijn niet onoverkomelijk en de gemeente kan er zeker van zijn, dat zij bij die verbetering niet zal stuiten op verzet van de instituten, waarmee zij daar zal moeten samen werken. De Vrijheidsbond staat bij deze zaak op dit stand punt. Gezien het feit, dat er indertijd is besloten dat 10 jaar lang 65.000.— voor het stratenfonds op de begrooting zal worden gebracht, in de verwachting, dat het met eenige moeite wel zou gelukken om dit 10 jaar lang vol te houden, wanneer de financiëele toe stand dit gedoogt, zien wij aankomen dat niet al die werken en al die wenschen tot stand kunnen komen en dat men absoluut niet zal uitkomen met die 10 maal 65.000.Daarom achten wij het noodig dat er selectie plaats vindt en dat men dus eerst gaat uitzoeken welke werken het eerst noodig zijn. En dan blijven wij volhouden dat de Wirdumerdijk niet noodig is en ver betering van de Nieuwestad wenschelijk, maar niet noodzakelijk. Daarom zullen wij tegen dit voorstel stemmen. Ik heb met genoegen gehoord, dat de wethouder ten opzichte van de uitvoering van het trottoirvraagstuk heeft toegezegd, dat het college nog eens onder de oogen zal zien wat wenschelijk is en dat, waar hij ook heeft gezien dat daar zoo n eigenaardige uitgroei aan het trottoir zou komen, het college nog zou nagaan of er misschien niet een andere oplossing mogelijk is. Ik zou, waar ik tot nu toe namens mijn fractie heb gesproken, nog een enkel woord voor mij persoonlijk willen zeggen over het vraagstuk van de Westerpijp. Naar mijn meening is de oplossing van dat vraagstuk bij het voorstel, zooals dat hier ligt, onlogisch. De heer Molenaar heeft dat reeds aangetoond en de wethouder heeft gezegd dat de nieuwe muur bijna op het hart van de pijp uitkomt, terwijl ook de Westerpijp een buiten gewoon moeilijk punt is voor het verkeer. Als straks achtereenvolgens zou moeten worden gestemd over verbreeding van de Westerpijp, verbetering van de Nieuwestad en verbetering van den Wirdumerdijk, zal ik absoluut voor verbreeding van de Westerpijp stem men en tegen de andere voorstellen, zóóveel meer nood zakelijk vind ik de verbetering van de Westerpijp. Hoe het straks komt met de stemming als dat voorstel er is maar er is nog geen voorstel om de Westerpijp te verbreeden, hoewel, ik zie thans eenige papieren zwe ven, dus dat voorstel komt en hoe ik daar dan tegen over moet staan, weet ik niet. Maar ik kan de rede neering van den Voorzitter daaromtrent niet begrijpen, want als er in de kosten van deze werken bijna 60 zit aan werkloon, dan meen ik dat de Voorzitter met die redeneering aantoont dat er in dat bedrag van 17.000.— ook 60 zijnde 10.000. zit, die anders in elk geval als steun aan de werkloozen zal moeten worden uitgegeven. Want dat is eenvoudig de rede neering, die hier over dit geheele werk is gegeven; om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 7