330 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden yan Dinsdag 18 October 1932. anderen in de onmogelijkheid verkeeren om een be paalde huur op te brengen, een verschijnsel, dat op het oogenblik reeds een vrij ernstigen omvang aanneemt. Wanneer deze toestand blijft voortduren, moet er toch ook aan worden gedacht wat er dan moet gebeuren. Op het oogenblik kan ik mij zeer goed den toestand zoo voorstellen, dat de mogelijkheid bestaat, dat de huren van alle woningen straks zullen terugvallen en dat b.v. de woninghuren van 3.— zullen terugvallen naar 2.50 of 2.25, ik noem maar iets. En wat gebeurt er dan daarna De heer Muller zegtkijk eens. men zou een aantal woningen moeten bouwen en dan zullen t. z. t. die krotten kunnen verdwijnen, maar ik kan ook wel zeggen dat tegenover deze 23 onbewoonbaar ver klaarde woningen, die thans nog zijn bewoond, nog wel 23 woningen in de gemeente leeg staan; m. a. w. het aantal woningen is er. Als de huren dus alle naar beneden gaan. krijgt men ook woningen in de laagste huurklasse, dus woningen van 3.— die de heer Muller wil bouwen. Dat is een zaak, die m. i. nader onder de oogen moet worden gezien. Ik geef toe, wat op het oogenblik de heer Muller mij met een gebaar wil dui delijk maken, dat die woningen, welke thans leeg staan, niet geschikt zijn voor de menschen, die uit die onbe woonbaar verklaarde woningen komen. Dat denk ik ook niet. dat heb ik ook niet gezegd; ik weet dat ook wel en Burgemeester en Wethouders weten dat ook. maar de kwestie is. dat de mogelijkheid bestaat, dat door den loop der omstandigheden en door den nood gedrongen het geheele huurniveau naar beneden gaat en dat men op die wijze ten slotte ook woningen krijgt op het niveau, waarop U wilt hebben dat er woningen zullen worden gebouwd. Die zaak moeten wij onder de oogen zien, want anders zullen er, als gebeurt wat de S. D. A. P. wil de heer Muller heeft toch gesproken na mens zijn geheele fractie, dat heb ik goed gehoord als het ware van onderen woningen bij worden ge bouwd en als dan de andere huren niet worden ver laagd, zal het gevolg kunnen zijn dat de mogelijkheid bestaat dat er aan den top zeer veel woningen leeg komen. We weten toch heel goed dat het aantal ge zinnen practisch hier in Leeuwarden niet veel stijgt. Dat het aantal bestaande woningen hier niet voldoende zou zijn, ontken ik, maar misschien is de verdeeling verkeerd. Nu kan echter de loop der omstandigheden wel zoodanig worden, dat daardoor misschien die ver deeling beter wordt. Die mogelijkheid bestaat, die moeten wij dus wel degelijk onder de oogen zien en dan is het misschien mogelijk aan den wensch van den heer Muller tegemoet te komen, al is het dan ook op een heel andere manier dan deze thans wil. Dat punt zullen wij dus zeer ernstig onder de oogen moeten zien, zoodat juist in deze omstandigheden, nu de tijden zoo zijn en deze misschien nog wel erger kunnen worden, Burge meester en Wethouders niet een positieve toezegging kunnen doen dat er binnen zooveel maanden van hen een voorstel zal komen tot het bouwen van zooveel nieuwe woningen. Nu de kwestie waarom het hier gaat. Men kan dit besluit nemen en men kan het niet nemen, maar prac tisch verandert naar mijn oordeel de zaak daar niet door. Wat Burgemeester en Wethouders voorstellen is eenvoudig om een onwettelijken toestand niet voort te laten duren en om zelf de zaak in handen te houden, terwijl men anders die zaak gaat afbreken. Woningen voor deze menschen zijn er niet en nu kan men op het oogenblik tegen dit voorstel stemmen ja. ik begrijp wel dat de heer Muller bedoelt: die woningen zijn niet gebouwd, maar men kan die menschen daar toch niet in overbrengen; eerst moeten de menschen uit wonin gen van 2.— naar woningen van 3.--, 4.— en 5.of zoo worden overgebracht, want direct de bewoners uit onbewoonbaar verklaarde wo ningen overbrengen naar woningen van 3.' gaat niet. Nu is voor mij juist de vraag of op schuiving in deze omstandigheden mogelijk is, nu zeer veel menschen in plaats van meer slechts een minder bedrag kunnen betalen. Burgemeester en Wethouders hebben dus het besluit genomen om aan den bestaanden onwettelijken toestand een eind te maken en de zaak in handen te houden, maar een practische oplossing van de zaak is door hier tegen te stemmen dat voelen we allen ook wel en dat zal de heer Muller ook wel toe geven niet mogelijk. Of men hier voor of hier tegen stemt, daar blijft practisch de oplossing van de zaak dezelfde om. Burgemeester en Wethouders kunnen dus op het oogenblik geen positieve toezegging doen. Als verder de heer Muller zegt dat wij gelden van de Regeering hadden kunnen krijgen voor het nadeelig saldo bij den bouw van nieuwe woningen in verband met de krot opruiming, meen ik dat die opmerking hier zoo moet worden aangevuld voor de menschen, die het niet precies weten, dat de Regeering niet geheel het nadeelig saldo dekt. Ik zeg dat, omdat degene, die het niet pre cies weet, anders misschien naar aanleiding van die woorden van den heer Muller zou denken wat zijn Burgemeester en Wethouders toch dom geweest; waarom hebben zij niet willen bouwen, het nadeelig saldo wordt immers toch door de Regeering gedekt? Den heer Muller behoef ik dat niet te zeggen, maar de dekking van het nadeelig saldo geschiedt niet alleen door de Regeering maar door het Rijk en de gemeente te samen. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. U is be gonnen met te zeggen dat ik hier een beetje licht over denk, maar laat ik U dit vertellen, U kent mij veel te goed om te weten dat ik over dit vraagstuk niet licht denk. Als wij op het oogenblik met scherpe critiek ten opzichte van dit vraagstuk bij Burgemeester en Wet houders komen, is dat per slot van rekening omdat wij hier in den loop der jaren steeds en steeds en steeds weer hetzelfde hebben gezegd, waar wij nu ook weer voor staan. n.l. dat hier woningen gebouwd moeten worden, waarin wij de menschen kunnen opvangen, die uit die slechte woningen weg moeten. Dat is de kwestie, Nu hebt LI, mijnheer de Voorzitter, zoopas gezegd: het aantal woningen zal niet zoo veel schelen. Neen. dat is inderdaad zoo. Door particulieren worden voort durend aan den rand van de stad heel aardige woningen gezet en dat verschillende daarvan onbewoond zijn, ligt voor de hand. Maar die woningen zijn ook niet ge bouwd in verband met het krotopruimingsvraagstuk. In verband daarmee kan ik hier wel heel andere dingen naar voren brengen, n.l. om woningen te bouwen, welke die menschen passen. Ik heb straks geciteerd uit het rapport van de commissie, die zich met die zaak heeft bezig gehouden en ook die commissie is van oor deel dat, indien de Overheid zegtgij hoort daar niet thuis, gij moogt daar niet wonen, die Overheid dan inderdaad de moreele verplichting op zich neemt om te zorgen dat die menschen een andere woning krijgen. li zegt, mijnheer de Voorzitter, wat gebeurt er als aanstonds de verschillende huren naar beneden gaan? Ja, mijnheer de Voorzitter, maar dan gaan ze ook alle maal, dan gaan ook de laagste naar beneden en zoo voelt U toch wel, dat is geen verbetering van het woningvraagstuk. Want in een huurprijs van 4.— of 5.is er thans óók nog niet een woning te krijgen en als aanstonds een huurprijs van 5.50, 5.— of 4.75 met 1.-— naar beneden zal gaan laten we dat maar eens veronderstellen, hoewel, ik zie dat da delijk nog niet wat is dan het gevolg De heer Van der Schoot: Dat een huur van 4.— op 3.— komt De heer Muller: Dat er toch geen andere bewoners in zoo'n woning komen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1932. 331 De heer Van Kollem: Dan zijn de loonen óók minder De heer Muller: Die woningen blijven dan tóch be woond, daardoor krijgt men dan tóch geen opschuiving of vermeerdering van het aantal woningen. Neen, de woningruimte zal steeds aan den top blijven. Als de particuliere bouwers willen blijven doorbouwen, is dat voor hun rekening, dat moeten zij zelf weten en als ze hun woningen kwijt kunnen is dat mij uitstekend. Er mag dan al eens een enkele meer gegoede arbeider naar zoo n particuliere woning trekken, dat blijven toch maar individueele gevallen, dat gaat maar zoo zoetjes aan; misschien dat er in een heel jaar een 10 of 20 van die natuurlijke opschuivingen tot stand komen, maar in groote trekken helpt dat niet bij de oplossing van het krottenvraagstuk.Dat is de quintessens van de zaak. Als men inderdaad het belang van het woningvraagstuk wil dienen en de krotten wil opruimen, dan zullen er goedkoopere woningen moeten worden gebouwd, zoo als de woningvereeniging .Leeuwarden" die heeft, van f 3.30 en 3.40. En die kan de gemeente bouwen, als zij daarvoor een toeslag op de exploitatie van de Re geering krijgt, waarbij het Rijk en de gemeente ieder de helft van het nadeelig saldo betalen. Als men dat niet doet, komt er ten opzichte van dit vraagstuk geen ver andering en dat is onze grief. De Voorzitter heeft gezegd: op het oogenblik kunnen Burgemeester en Wethouders niet een positief ant woord geven. Neen, alleen kunnen we dit zeggen, dat Burgemeester en Wethouders nu al een paar jaar heb ben toegezegd dat zij deze zaak in studie hebben en als zoodanig hadden zij nu dan toch wel eenige mededee- lingen kunnen doen omtrent dit vraagstuk. Als zij dat niet kunnen, dan moeten wij constateeren, dat wij, wat Burgemeester en Wethouders de laatste jaren schrif telijk en mondeling hierover naar voren hebben ge bracht, met een korreltje zout moeten nemen. Als dat het geval is, kunnen Burgemeester en Wethouders op het oogenblik ook niet toezeggen dit en dat kan ge beuren. Maar toch zou ik deze pertinente vraag aan Burgemeester en Wethouders willen stellen, of zij dan willen toezeggen dat bij de begrooting ten opzichte van de eene of andere oplossing van dit vraagstuk een voorstel van Burgemeester en Wethouders is te ver wachten. Kan men dit toezeggen, dan kunnen wij ten opzichte van deze zaak tot een uitdragende zaak komen. De heer Stobbe: Nu, ge komt al aardig bij De heer Dijkstra: Mijnheer de Voorzitter, ik zou ook nog een korte opmerking willen maken. Ik heb in eerste instantie vragenderwijs aan het college deze opmerking gemaaktwat staat eigenlijk tegenover deze nega tieve gedachte in den Raadsbrief Uit Uw antwoord heb ik begrepen dat daar niets tegenover staat; daar staat niets tegenover. Dan ben ik het niet eens met hen in den Raad, die meenen, dat dit vraagstuk van de krotopruiming anders kan worden opgelost dan door het bouwen van wonin gen, die voor kleine menschen bereikbaar zijn. Dat is niet anders op te lossen en dat leert ons ook de practijk, want als dat wèl het geval was, had men hier in Leeu warden niet met zoo honderden krotten opgescheept gezeten. Ik geef toe. er zijn in den laatsten tijd ook heel wat verdwenen, maar in den tijd van laagcon junctuur hadden wij er hier ook wel zóóveel, dat men daar niet zoo prat op behoeft te gaan. Dus U blijft bij LIw negatieve toezegging, dat er ten opzichte van dit vraagstuk niets van Burgemeester en Wethouders is te verwachten. Dat beteekent dan prac tisch dat het wel eens laat kan worden voor deze prole tariërs een woning krijgen en daar wensch ik niet aan mee te werken. Ik kan mij ook hierbij aansluiten, hoewel ik een leek ben op dit gebied, dat ook ik met zeer gemengde ge voelens het advies heb gehoord dat wij hier krijgen van de Gezondheidscommissie. Ik zou zoo zeggen, als die heeren zelf eerst eens een maand of drie in die krotten moesten wonen, dan kon dat advies wel eens anders wezen. Ja, daarmee sla je precies den spijker op zijn kop, want als men eerlijk mensch wil zijn, moet men toch zeggen: dat zijn geen woningen voor arbeiders gezinnen. Als hier geen andere oplossing wordt gevonden, dan voorspel ik, als hierin niet wordt voorzien op de wijze, zooals de heer Muller en ik hebben aangegeven, n.l. door het bouwen van woningen, die bereikbaar zijn voor deze menschen, dat bij wijze van spreken een niet heel klein deel van de inwoners van Leeuwarden over 5 of 6 jaar nog net zoo in deze krotten zit. Als ik dan ook niet een positieve toezegging daaromtrent krijg, stem ik hier tegen, omdat het antwoord van den Voorzitter geheel negatief is geweest. Als het college nu nog zei: door de verschillende moeilijkheden is het ons nog niet gelukt een oplossing te vinden, maar wij stellen dit en dat in het vooruitzicht, zou ik nog zeggen, enfin, maar nu dat het geval niet is, acht ik dat niet in den haak. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Men moet de zaak toch niet al te eenvoudig stellen in dezen tijd De heer Dijkstra: Dat doen wij niet De heer Ritmeester: ja, wacht Uw tijd maar af de zaak is niet zoo heel eenvoudig. Ik vind het eenigs- zins ongemotiveerd van de zijde van de S. D. A. P., dat zij op het oogenblik het college van Burgemeester en Wethouders het geheele college van Burge meester en Wethouders, mijnheer de Voorzitter in dit geval een verwijt maakt, want ik mag haast wel veronderstellen dat speciaal de fractie van de S. D. A. P. weet, dat reeds geruimen tijd in het college van Burgemeester en Wethouders over deze kwestie is ge sproken. Dat zal de S. D. A. P. toch niet geheel en al onbekend zijn. Wij staan op dit punt niet voor zulke eenvoudige kwesties. Ik wil den Raad attenteeren op het feit, dat hier reeds verschillende malen voorstellen zijn aange nomen b.v. om tot den aankoop van woningen in de Weerklank over te gaan, met de bedoeling om straks te komen tot een saneering van de Weerklank. Nu kan men dergelijke dingen wel gaan forceeren en men kan wel tot onteigening komen, maar het gaat dan misschien méér geld kosten dan gewenscht is, ook met het oog op den prijs van den grond want in wer kelijkheid houden wij daar niets anders over dan den grond en dus ook met het oog op den prijs van de daar nieuw te bouwen woningen. Wij hebben altijd maatregelen genomen om op dat punt tot een gunstig resultaat te komen, dat moet men niet uit het oog ver liezen. De heeren zeggen op het oogenblik, laten wij nu eens practisch gesproken kijken naar den woningbouw voor de laagst gesitueerden, maar op het oogenblik daalt de situatie voor zooveel menschen zoo sterk, dat zij zich wel moeten afvragen of zij wel kunnen blijven in de woning, waar zij nu in wonen. Zoodat het naar mijn meening niet zal komen tot een opschuiving maar tot een inzinking. En dat weet de heer Muller in de eerste plaats en hij weet ook dat Burgemeester en Wet houders hebben getracht een concentratie te krijgen van de woningbouwvereenigingen, waarbij het dan ook mogelijk zou zijn een normale distributie te krijgen. En juist omdat de heer Muller nu met het hoofd schudt, spreekt daar voor mij te meer uit, hoe geweldig moeilijk deze zaak is. Als wij met een plan komen want er zal wel een plan komen, dat staat wel vast, het ligt er al lang dan zal de uitvoering van dat plan ook mogelijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 6