360 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 November 1932.
Dit voorstel luidt als volgt
Voor een gedeelte van het bouwterrein aan de Willem
Loréstraat, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
Sectie G no. 10852, dat met het perceel in die sectie
no. 5913 in openbare veiling werd aangekocht en
waarop Uw besluit van 13 October 1931 no. 341R/209
betrekking had, heeft zich als kooper aangemeld H. J.
van Duuren, alhier. Bedoeld gedeelte; groot 750 M2.,
is op de door den Directeur der Gemeentewerken bij
zijn nevensgaand advies van 2 Juli 1.1. no. 1610 over
gelegde situatieteekening in rood aangegeven. Tegen
afstand van het in koop aangevraagde terrein bestaan
bij ons geen bezwaren. Omtrent den koopprijs is na
onderhandeling overeenstemming bereikt in dien zin,
dat hij, behoudens Uwe beslissing, 4.per M2. zal
bedragen.
Aangezien deze prijs ons aannemelijk voorkomt,
zulks mede gelet op het feit dat demping van een sloot,
welke zich in het af te stane terrein bevindt, op kosten
des koopers als voorwaarde is gesteld, geven wij Uwe
Vergadering, onder overlegging van de stukken, in
overweging te besluiten
aan H. van Duuren, alhier, in koop af te staan
het op de bijbehoorende teekening. gemerkt ,,bij 2356
van 1932", in rood aangegeven gedeelte van het per
ceel bouwterrein aan de Willem Loréstraat, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden Sectie G no. 10852, ter
oppervlakte van ongeveer 750 M2., onder de volgende
voorwaarden
a. de koopprijs bedraagt vier gulden per M2.;
b. de sloot, die zich in het op de teekening rood
gekleurde gedeelte van het terrein bevindt, wordt door
en op kosten van den kooper gedempt, die zich daartoe
zal hebben te verzekeren van de medewerking der
eigenaars van het aangrenzende perceel G no. 11174;
c. de kosten der erfafscheidingen op de nieuwe
eigendomsgrenzen komen ten laste van den kooper;
d. de juiste grootte van het over te dragen gedeelte
wordt op 's koopers kosten uitgemeten door een land
meter van het kadaster;
e. de kosten van overdracht, waaronder begrepen
de levering van een afschrift der verkoopacte ten be
hoeve van het gemeente-archief, zijn mede ten laste van
den kooper.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou
den Raad in overweging willen geven dit voorstel aan
te houden. Er is ons na ontvangst van dit praeadvies
een omstandigheid bekend geworden, die het, naar het
mij wil toeschijnen, noodig maakt om deze zaak nader
onder de oogen te zien. Als dit voorstel wordt aange
nomen, zooals het hier op het oogenblik ligt, zal een
van de bewoners daar op een zeer onaangename ma
nier worden gedupeerd, doordat dan mede een strookje
grond zal worden verkocht van 2 bij 6 M., dat precies
achter het perceel van dezen persoon is gelegen, waar
door dezen dan in de toekomst voorgoed de mogelijk
heid zal zijn benomen om verbinding te krijgen met de
Willem Loréstraat.
Nu is het eigenaardige van dit geval, dat deze man
reeds langen tijd met de gemeente over dit terrein in
onderhandeling is. Er is door hem op 19 September
van dit jaar aan Burgemeester en Wethouders een
schrijven gestuurd, waarin hij alleen heeft gevraagd die
strook te mogen koopen en nu kan ik mij wel voor
stellen dat Burgemeester en Wethouders op verkoop
van dat kleine stukje niet zijn ingegaan, maar op 17
November is van denzelfden persoon een aanvraag ge
volgd om behalve die 12 M2. een belangrijk stuk grond,
n.l. een strook van 10 M., van het geheele terrein aan
de Willem Loréstraat in koop te mogen ontvangen,
met de bedoeling daarop een garage te bouwen. Dat
verzoek is ingekomen voordat Burgemeester en Wet
houders dit voorstel hebben gedaan.
Waar wij nu weten dat de persoon, die deze aan-
vrage heeft ingediend, absoluut zal worden gedupeerd,
wanneer dit voorstel wordt aangenomen, zooals het
hier ligt en waar degene, die volgens dit voorstel dezen
j grond heeft aangevraagd, bij dat door mij bedoelde
strookje grond, dat als het ware een aanhang aan zijn
terrein vormt en daarmee heelemaal geen verband
houdt, heel weinig belang kan hebben, meen ik dat er
alle aanleiding is om deze zaak aan te houden en over
leg te plegen om die strook niet in dezen verkoop te
betrekken maar die te verkoopen aan dengene, die ook
aan de Willem Loréstraat een strook heeft aange-
I vraagd.
De heer Van der Meulen: Mijnheer de Voorzitter,
Ik heb bij de stukken een rapport gevonden van den
Directeur van Gemeentewerken, waarin deze becijfert,
dat dit terrein, zonder verlies op te leveren, zou moeten
worden verkocht voor 5.12 of voor rond 5.— per
M2. Er wordt hier echter voorgesteld om het te ver
koopen voor 4.— per M2. Ik zou nu graag de over
wegingen willen weten, waarom ten slotte de waarde
van dit terrein, die door den Directeur op 5.12 per
M2. is berekend, in dit voorstel op 4.— is gesteld.
Is het college van oordeel dat ook met een dergelijken
prijs de gemeente geen schade lijdt
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter: Ik heb in het
praeadvies ontdekt, dat als voorwaarde zelfs is gesteld,
dat de kooper zich de medewerking van derden zal
moeten verwerven om de sloot te dempen. Ik vind dat
een onzekere voorwaarde. ïs het nu aan het college
bekend, of die personen medewerking zullen verleenen?
Anders nemen wij hier toch een besluit, dat beslist geen
effect zal sorteeren, omdat, wanneer de sloot niet
wordt gedempt, ook aan de voorwaarden, waaronder
het terrein wordt verkocht, niet zal zijn voldaan. Ik
zou daaromtrent graag eenige inlichtingen willen
hebben.
De Voorzitter: Er zijn hier ten aanzien van den ver
koop van dit terrein verschillende zaken aan de orde
gesteld.
De heer Oosterhoff stelt aanhouding voor, omdat er
een naastleger is, die ook, nu wordt voorgesteld dit
terrein te verkoopen. van dezen grond wel een klein
hoekje wil hebben. Het was ook aan Burgemeester en
Wethouders wel bekend dat dit het geval was; ik ge
loof echter niet dat dit stukje nog de grootte heeft,
zooals de heer Oosterhoff zegt, maar dat het nog klei
ner is en dat het hier ten slotte slechts gaat om een
paar M2.
Het terrein is door een toeval, omdat Gemeente
werken daar een perceelscheiding had gemaakt, zoo aan
den heer Van Duuren aangeboden als op de teekening
is aangegeven. De heer Van Duuren heeft dat aanbod
niet tegen den prijs van 5. maar daar kom ik
straks wel op zoo geaccepteerd en toen men het ten
slotte over de grondwaarde eens was, waren Burge
meester en Wethouders eigenlijk wel verplicht om ook
zoo met dit voorstel bij den Raad te komen en konden
zij moeilijk tegen Van Duuren zeggen, nadat zij hem
eerst dezen grond hadden aangeboden en hij dien had
geaccepteerd: nu doen wij het niet. Van den kant van
Burgemeester en Wethouders gaat dat niet; maar als
de Raad het voelt zooals de heer Oosterhoff, hebben
Burgemeester en Wethouders er ook geen bezwaar
tegen om die paar M2. in plaats van aan den heer Van
Duuren aan diens buurman, den heer Hiemstra, te ver
koopen, van wien thans een request is ingekomen om
hem ook een strook aan de Willem Loréstraat te ver
koopen. Wij willen hem natuurlijk wel graag dien grond
verkoopen, als hij van het terrein, dat daarachter ligt,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 November 1932. 361
ook een stuk wil nemen. De heer Hiemstra heeft dat
echter aangevraagd, toen deze zaak al in zee was. Bur
gemeester en Wethouders waren toen van opinie,
tegenover Van Duuren dit te moeten voorstellen aan
den Raad, maar ten slotte is de Raad geheel vrij om te
doen wat hij wil. Burgemeester en Wethouders waren
ook wel van opinie, dat het kleine stukje, die paar M2.,
waarom het hier gaat, voor Van Duuren practisch van
geen belang was, maar zij hadden hem het geheele ter-
terrein eenmaal aangeboden, er was overeenstemming
bereikt en Burgemeester en Wethouders van hun kant
konden toen moeilijk zeggen wij doen het toch niet.
Als echter door Hiemstra een behoorlijk perceel daar
achter wordt genomen, zijn Burgemeester en Wethou
ders van meening dat het ook een gemeentebelang is,
wanneer hij dat direct neemt en betaalt en wanneer hij
dat alleen kan gebruiken als die paar M2. niet aan Van
Duuren worden verkocht, zouden Burgemeester en
Wethouders, omdat zij, voor zoover zij het belang
daarvan voor de zaak van Van Duuren kunnen beoor-
deelen, dit stukje grond, wat die zaak betreft, niet van
veel belang achten, daar wél op willen ingaan. Op dat
punt lijkt het mij dus toe dat Burgemeester en Wet
houders geen bezwaar tegen aanhouding van dit voor
stel kunnen hebben.
Omdat verder, als dit voorstel eenmaal is aange
houden, het toch van de agenda voor heden is afge
voerd, zouden wij de andere kwesties ook den volgen
den keer wel kunnen behandelen, maar misschien is het
wel goed dat ik ook de heeren Van der Meulen en
Buiel maar dadelijk beantwoorddan is dat ook de
volgende keer uit de wereld.
De Directeur van Gemeentewerken heeft becijferd
dat de grondwaarde van het terrein daarachter onge-
veer f5.zou moeten zijn, d. w. z. als wij veronder
stellen dat de voorste terreinen 8.— per M2. opbren
gen, dan zou het achterterrein f5.moeten opbrengen
om ons op dat punt geen verlies te geven. Nu is het
een heel aardige redeneering om te zeggen dat een ter
rein ons zooveel moet opbrengen om geen verlies te
geven, maar het is maar de vraag wat men er op een
gegeven oogenblik voor krijgen kan. Burgemeester en
Wethouders hebben eerst ƒ5.— aan Van Duuren ge
vraagd, maar hij meende dat dit te veel was en hij be
riep zich daarbij op wat destijds bij den openbaren ver
koop tusschen zijn gelastigde en den heer Feddema was
besproken. Hoever dit ging, doet er niet toe. maar bij
die kwestie liep het over de mogelijkheid dat de heer
Van Duuren dat eene perceel zou hebben gekocht en
de gemeente dat niet gekocht zou hebben. In elk geval
is wel gebleken dat de heer Feddema toen aan den
heer Van Duuren heeft toegezegd: ik zal al mijn mo-
reelen invloed aanwenden om te zorgen dat U mijn per
ceel van de gemeente krijgt en de heer Feddema kon
daarmee bij den verkoop een concurrent voor de ge
meente weg krijgen. De heer Van Duuren beriep zich
daarop en hij bood 3.en Burgemeester en Wet
houders hebben hem het terrein eerst aangeboden tegen
den in den brief van den Directeur van Gemeente
werken genoemden prijs. Nu ligt deze grond achter een
terreindiepte van 30 M. en het is ons uit ervaring be
kend, dat stukken, die verder van den openbaren weg
af liggen of achter een terreindiepte van 30 M. en soms
wel van 20 of 25 M., betrekkelijk moeilijk aan den man
zijn te brengen, omdat de meeste personen zeker aan
een terreindiepte van 30 M. genoeg hebben. De Raad
weet ook wel dat wij dergelijken grond zelfs hier en
daar nog wel goedkooper hebben uitgegeven. Dat alles
bedenkende, meenden wij dat het beter was den prijs
van ƒ5.— tot ƒ4.— terug te brengen. Er komt nog
bij, dat wij nu voor de mogelijkheid staan, dat wij dit
terrein kunnen verkoopen en dat zal dan contant be
taald worden; als wij dit echter laten overgaan, zal het
nog de vraag zijn of wij werkelijk voor dit terrein den
door Gemeentewerken berekenden prijs van ƒ5.— zou
den kunnen maken. Dit is iets waar Burgemeester en
Wethouders achteraf gezien aan twijfelden en boven
dien meenden zij dat het dan nog wel eens eenige jaren
zou kunnen duren voor wij het terrein kwijt raken, want
het is niet alleen onze ervaring dat het moeilijk is om
terreinen boven een diepte van 30 M. kwijt te raken,
maar wij weten ook dat dit gewoonlijk vrij lang duurt
en dat men dan met een vrij geringen prijs tevreden
moet zijn. Daarom meenden wij dat hier afgeweken
kon worden van den door Gemeentewerken gestelden
prijs, te meer, omdat het kleine verschil van 750.—
want daar komt het op neer op de geheele ex
ploitatie van het terrein niet zoozeer drukt, dat er daar
door een verlies zou komen op dit bouwterrein; de ge
meente heeft dit terrein wel tegen een zoodanigen prijs
gekocht dat, als de verkoopprijzen niet al te laag wor
den gesteld, er dan geen verlies op zal komen, terwijl
bovendien de prijs van het voorterrein, die thans op
8.is geprojecteerd, ook nog wel wat hooger kan
worden.
Dan de kwestie van de onzedelijke voorwaarde,
waarover de heer Buiel heeft gesproken. Ik meen dat
speciaal hier heelemaal geen onzedelijke voorwaarde is
gesteld
De heeren Vromen en Westra: Onzekere.
De Voorzitter: O. ik dacht dat de heer Buiel sprak
van een onzedelijke voorwaarde, waarvan de bedoeling
was dat er een voorwaarde was gesteld, die men fat
soenshalve niet mag stellen. Maar als de heer Buiel
spreekt van een onzekere voorwaarde, dan zijn wij
over deze zaak spoedig uitgesproken; wij beschouwen
den heer Van Duuren wel als zoo iemand, dat hij kan
beoordeelen wat voor hem mogelijk is en wat niet. Wij
staan als gemeente absoluut buiten die zaak, maar hij
zal toch wel weten dat het kan, want hij heeft die voor
waarde geaccepteerd en dan ziet hij toch ook de moge
lijkheid om daaraan te voldoen.
De heer Buiel: Maar dan zitten wij hier toch werk
te doen voor niets, als die heeren zeggen wij willen
die sloot niet dempen. Terwijl hier nu nog wel een
gezegelde verklaring wordt geëischt van den sollicitant-
kooper, dat hij wil koopen, hebben wij echter heelemaal
geen zekerheid dat de eigenaars van het aangrenzende
perceel langs de sloot er aan zullen meewerken om de
sloot te dempen. Dat is mijn bezwaar en ik had het dan
ook beter gevonden wanneer de bereidverklaring van
die eigenaars hierbij geweest was.
De Voorzitter: De kwestie is deze, dat die sloot op
zichzelf ons niet zoo veel kan schelen, maar Van Duu
ren zou alleen een goeden uitweg voor den aan te
koopen grond kunnen krijgen als hij die sloot kan dem
pen. Hoe hij dat nu gedaan krijgt moet hij weten, maar
blijkbaar is het voor hem geen onoverkomelijke voor
waarde, want hij is er op ingegaan.
Verlangt nog een van de leden het woord? Vindt de
Raad dan goed om dit punt uit te stellen tot een vol
genden keer?
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot een volgende
vergadering aan te houden.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van de zathe en landen ,,de Magere Weide"
nabij den Mr. P. Troelstraweg aan J. P. Reitsma.
Dit voorstel luidt als volgt
Met 5 Maart/12 Mei 1933 zal het vijfjarig tijdvak