404 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
zoo belangwekkend, omdat ook onze stad onder den
druk van de langdurige crisis verkeert. De werkloos
heid en armenverzorging vragen veel, zeer veel arbeid
en inzicht van onze stadsbestuurders. Wij Raadsleden,
die den arbeid van Burgemeester en Wethouders van
meer nabij aanschouwen, op den voet volgen, en uit
eigen ervaring en eigen wetenschap overtuigd zijn van
de zeer verantwoordelijke en moeilijke taak van het
dagelijksch bestuur in deze tijden, hebben dan ook blijk
te geven van waardeering voor de pogingen, die het
college aanwendt om onze stad aan de gevolgen van
de crisis te ontrukken, wij sluiten ons aan bij de bijna
algemeene uitingen van waardeering over het feit, dat
Burgemeester en Wethouders ons een sluitende begroo
ting hebben aangeboden, een begrooting waaraan wel
geknabbeld zal worden, zooals aan een Friesch duimpje,
maar dat men toch met genoegen aanneemt, een be
grooting, die wel de tongen in beweging zal brengen,
maar die wij niet als een bittere pil zullen behoeven te
slikken. Wij, Katholieke Raadsleden, zullen in deze be-
grootingsdagen de kritiek niet achterwege laten, maar
deze zal opbouwend zijn, zooals wij meenen dat de
zaken van beleid en beheer moeten worden verricht en
wij hebben de overtuiging, dat het Burgemeester en
Wethouders zal mogen gelukken onze stad door de
sombere tijden heen te brengen. Mijnheer de Voor
zitter, wij slaan met groote belangstelling de werkzaam
heden van het college gade, die verricht worden om
Leeuwarden en hare bevolking aan de crisisgevolgen te
ontrukken, in de overtuiging dat het Dagelijksch Be
stuur onzer stad alles zal aanwenden om deze gevolgen
zooveel mogelijk te verzachten en ongedaan te maken
en vooral omdat wij hopen dat Leeuwarden er zich aan
ontworstelen zal en uit dezen crisistijd innerlijk ver
sterkt te voorschijn zal komen.
Mijnheer de Voorzitter, na deze woorden, een hors
d'oeuvre, een voorspijs, die het college zich in gezond
heid zal mogen doen smaken, ben ik gekomen aan de
rest van het begrootingsmenu, een menu met vele
gangen, met zachte streelende, doch ook prikkelende
spijzen, maar toch geen zware spijskaart, er is variatie
in. Er zijn maar weinig menschen, die over alle zaken
oordeelkundig kunnen spreken; ook onder ons Raads
leden zijn doodgewone menschen
De heer Van Kollem: Hoe is het mogelijk
De heer Balk: de meesten van ons, mijnheer de
Voorzitter, moeten het Raadslidmaatschap als bijwerk
beschouwen en bij de behandeling van zaken in onzen
Raad is voor dezen aan de andere heeren is het af
en toe ook aan te bevelen zelfbeperking plicht. Ik
behoor tot die categorie van de leden, die minder tijd
en meer moeite hebben zich zoodanig in de zaken in
te werken, dat zij geregeld aan de debatten, die hier
gevoerd worden, kunnen deelnemen.
Mijnheer de Voorzitter, het niet deelnemen aan alle
besprekingen behoeft niet in zich te sluiten het niet
kunnen beoordeelen van de te behandelen onderwerpen.
Geenszins, want door vragen wordt men wijs en de
ondervinding is een goede leermeesteres, maar door
het niet geregeld bij ieder punt meedebatteeren wordt
ook voorkomen dat men maar slechts mee wil praten
en het is een goede maatregel zich daarvoor te be
hoeden. De heeren behoeven het zich niet aan te
trekken, maar door niet steeds den mond te roeren,
heeft men ook niet bevreesd te zijn dat men zich
schuldig zal maken aan oppervlakkigheid en dat is ook
wat waard. Mijnheer de Voorzitter, bij de behandeling
van deze begrooting, nu de sluizen van welsprekend
heid wijd open gezet worden, zullen wij ook uiting
geven aan onze verlangens en inzichten.
Uit het Sectieverslag hebben wij de conclusie ge
trokken, dat vele leden bezwaren hebben tegen de hooge
uitkeering van het Electriciteitbedrijf aan de gemeente.
Men acht het niet juist, dat de gemeente, in verband
met haar monopolie, zulke groote winsten maakt. Mijn
heer de Voorzitter, de gemeentelasten, het valt niet te
ontkennen, gaan in stijgende lijn. O. i. is deze stijging
voor een groot gedeelte hierin gelegen, dat een gedeelte
der Rijkstaak op de schouders der gemeente is gelegd
en nog wordt verzwaard zonder voldoenden steun van
Rijkswege. Wij denken hierbij aan het onderwijs, de
werkverschaffing, enz. Ook het moderne verkeer vraagt
zijn goede wegen en eischt hoogere bedragen voor
onderhoud, zoodat bezuiniging hierop vrijwel onmogelijk
is en zoo zij wordt toegepast, gaat dit veelal ten koste
van het voldoen aan de eischen, die aan het moderne
verkeer worden gesteld. Onderhoud van plantsoenen,
de kosten van de Gemeentereiniging, de Brandweer,
subsidiën aan tal van instellingen op onderwijs- en cul
tureel gebied, zij allen werken deprimeerend op de ge-
meentefinanciën; daarentegen verminderen de opbreng
sten van de belastingen. Het is dus niet te verwonderen
dat het Gemeentebestuur de winst uit de bedrijven aan
wendt om de begrooting in balans te brengen, want zon
der die ruime inkomsten zat de gemeente al lang aan
den grond. Men werpt nu wel op, dat het een algemeen
belang is dat de prijs der producten zoo laag mogelijk
gesteld wordt, dus zegt men geen winst, zeker geen
groote winst uit de bedrijven in de gemeentekas. Dat
zij het algemeen belang moeten dienen valt niet te ont
kennen. Wij stellen de kwestie echter aldus: moet de
gemeente bij het exploiteeren van een bedrijf altijd di
rect dat algemeen belang bevorderen door de bevol
king zooveel mogelijk en zoo voordeelig mogelijk van
de bedrijven te laten profiteeren Maar vergeten wij
toch niet dat vooral in dezen tijd de financiëele toestand
der gemeente ook een algemeen belang is, waarin kan
worden voorzien door het batig saldo der bedrijven te
storten in de gemeentekas. Het is nu slechts de vraag,
welk belang het zwaarste weegt, öf de tarieven op
hoogte te laten en dan door winstuitkeering aan de
gemeente het evenwicht der financiën te behouden, öf
tariefsverlaging en dan de belasting verhoogen om de
begrooting sluitend te maken.
Mijnheer de Voorzitter, het is een algemeen Katho
liek standpunt, dat bij de bedrijven naar een matige
winst mag worden gestreefd; wordt deze te hoog, dan
ontaardt zij in een indirecte belasting, ofschoon aan de
heffing van een indirecte belasting óók voordeelen ver
bonden zijn. In tijden van nood is er echter iets voor te
zeggen, vooral nu de steunbedragen voor de werkloo-
zen en de armensteun zooveel offers aan de gemeente
kas stellen. Als systeem zijn wij tegen hooge winsten,
omdat daardoor op bepaalde groepen een te groote
druk gelegd zou worden. In tijden van financiëele moei
lijkheden zullen wij ze echter tijdelijk kunnen aanvaar
den. Sprekend over het winstcijfer van de bedrijven
wil ik aanhalen, wat Mr. J. N. Heerkens Thijssen in zijn
artikel ..Gemeente-Financiën" hieromtrent heeft ge
zegd
„Gelukkig hebben wij nog de bedrijven, die ruime
inkomsten opleveren mogen. Zonder die baten zaten
de groote gemeenten al lang aan den grond. Het is
wel eens betwist, maar ik kan in de voordeelige uit
komsten der bedrijven niet anders zien dan opbreng
sten van indirecte belastingen, die weinig gevoeld
worden doordat zij in den prijs begrepen zijn en in
zeer kleine bedragen worden opgebracht."
Mijnheer de Voorzitter, ook deze uitspraak heeft mij in
mijn meening versterkt, dat in tijden dat de financiën
der gemeente zeer weinig kunnen velen, de groote be
drijfswinsten mogen worden gestort in de gemeentekas.
Ik wil wijzen op Katholieke plaatsen als b.v. Nijmegen,
waar de geheele bedrijfswinst van 725.000.in de
gemeentekas werd gestort. Het is beter dat allen iets
bijdragen, dan dat velen armoede lijden.
Mijnheer de Voorzitter, als middel om de begrootiug
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 405
sluitend te maken, wenscht men toe te passen in de
plaats van de winsten uit de bedrijven, loonsverlaging,
verhooging van de opcenten op de fondsbelasting en
vermindering van subsidiën, enz. In de Memorie van
Antwoord zeggen Burgemeester en Wethouders
.Aangezien de noodzaak van het treffen van de
hier aanbevolen financiëele maatregelen naar ons
oordeel vooralsnog niet aanwezig noch ook aanne
melijk gemaakt is, hebben wij geen termen gevonden
om in die richting stappen te doen. Dit geldt even
zeer voor de hiergewenschte loonsverlaging."
Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen ons geheel veree
nigen met deze hier uitgesproken zienswijze en wel
hierom, omdat op de loonen reeds 3 korting is toe
gepast; slechts enkele maanden geleden zijn de loonen
van de ambtenaren en de werklieden gekort.
De heer H'ettinga beroept zich op de indexcijfers,
maar ik constateer dat deze stijgende zijn, afgezien nog
van de meerdere accijnzen, die binnenkort in werking
zullen treden op thee, suiker en vet, maar hierbij komt
ook nog dat een zeer bekend theoloog, pastoor Jansen
uit Den Haag, zegt: er zijn groote leugens, er zijn kleine
leugens en er zijn indexcijfers. Indexcijfers hebben dus
voor mij geen waarde.
Mijnheer de Voorzitter, in deze moeilijke tijden, zoo
als wij thans beleven, waar het al moeite en zorgen kost
de begrooting sluitend te maken en vooral met het oog
op hetgeen de toekomst ons wellicht nog zal brengen
die de heer Terpstra ons reeds heeft voorspeld -
meen ik dat wij alsnog niet tot belastingverhooging
moeten overgaan. Indien wij nu reeds hiertoe overgin
gen. zou het gevolg bij eventueele moeilijkheden met
de gemeentefinanciën niet zijn te overzien, dan zul
len öf de tarieven der bedrijven weder moeten worden
opgevoerd, öf de opcenten op de gemeentefondsbelas
ting zoodanig moeten worden verhoogd, dat wij gevaar
loopen onder Regeeringsvoogdij te geraken. Dan mag
ik den wethouder van Financiën mijn compliment ma
len dat wij met deze begrooting voor 1933 in zee gaan.
Wij zijn in Friesland bijna de eenige gemeente - en
over het geheele land genomen slaan wij ook geen
slecht figuur die haar begrooting sluitend heeft kun
nen maken bij een heffing van 60 opcenten. Dit is een
prachtig resultaat.
Mijnheer de Voorzitter, zooals ik zei heb ik ook prik
kelende en zware spijzen, die ik voor nu heb bewaard
en die ik aansnijd bij het punt benoemingen. Ik wil om
te beginnen er de aandacht op vestigen, dat naar de
meening van ons Katholieken een klacht die openlijk
is uitgesproken er voor onze menschen zoo weinig
kans is een plaats te krijgen. Ik spreek niet over de
vaste betrekkingen, maar er wordt beweerd dat zelfs
bij de Arbeidsbeurs, wanneer onze menschen daar ko
men voor een tijdelijke aanstelling bij de Gemeente
reiniging, hun gewoonweg gezegd wordtdaar komt
gij niet voor in aanmerking. Ik ben gewend de dingen
te zeggen zooals ze zijn. Dit is openlijk verklaard en
toen er navraag werd gedaan is het bevestigd. Het zou
zelfs zoo erg zijn, dat toen in den afgeloopen zomer 16
arbeiders aangesteld moesten worden, er weer geen
enkele Katholiek bij was.
De heer Muller: Wij hebben een Katholieken wet
houder
De heer Balk: Aan wien het ligt laat ik er buiten. Ik
begrijp, dat in deze tijden, nu het voor de arbeiders
zoo moeilijk is aan werk te komen, het onzen Katholieke
werklooze arbeiders ook wij hebben een percentage
werkloozen van 50 tegen de borst stuit deze din
gen op het oogenblik te moeten aanhooren. Ik verzoek
het college een ernstig onderzoek in te stellen naar deze
feiten, die voorgekomen zijn.
Mijnheer de Voorzitter, dan kom ik aan het sport
terrein en ik kan mij volkomen aansluiten bij den heer
Turksma. Ik heb er in de sectie ook over gesproken.
Ik heb zelf ook een jongen, die aan sport doet en die
is een dezer dagen thuis gekomen als een ,,barg". De
ingang is een modderpoel. Ik begrijp heel goed dat met
het oog op het nieuwe sportterrein hieraan niet veel
kosten meer worden besteed, maar met een paar karren
zand en een 100 tegels bereikt men daar al heel wat;
dat zou een groote verbetering zijn en ik geloof niet dat
dit over moet gaan, omdat anders de begrooting gevaar
zal loopen.
Dan het punt Zaterdagavondmarkt. Wat betreft het
verkeer op de Zaterdagavondmarkt, ik vind het ant
woord van Burgemeester en Wethouders wel wat heel
eenvoudig. Ik wil toch de moeilijkheden erkennen in
verband met de concertzaal-Schaaf, maar zijn die niet
op een of andere wijze op te lossen
Flet is niet alleen voor achten en na twaalven dat
men daar doorrijdt, parkeert of uitstapt, het geheele
verkeer op de Zaterdagavondmarkt is naar mijn oor
deel onduldbaar. Ik heb den laatsten tijd iederen Zater
dag daar een kijkje genomen en het is zóó erg, dat ik
meermalen heb gezien dat er een auto kwam uit de
Vijzelstraat, de markt overging om te komen op de
Voorstreek, terwijl men evengoed den Noorderweg had
kunnen rijden. Hierin moet men verandering brengen.
Het is toch beter den put te dempen voordat het kalf
verdronken is.
Mijnheer de Voorzitter, nu nog iets over de colpor
tage. Het is mij gebleken dat er op dit punt eenigszins
verschil van meening heerscht. De menschen, die daar
een plaats gepacht hebben, zijn gedoemd te blijven bij
hun tentje en mogen daar niet vandaan komen, terwijl
er anderen zijn die daar geregeld colporteeren. Nu weet
ik wel dat er bijzonder op gelet zal worden, maar, mijn
heer de Voorzitter, ik hoop dat dit zal gebeuren, want
anders voorzie ik moeilijkheden. Als de eene, die pacht
betaalt, gedoemd is bij de tent te blijven en de ander
vrij rond loopt en daarbij zijn waren luid aanprijzen
mag dan voelt U wel dat dit onbillijk is tegenover de
pachters van het marktterrein.
En dan, mijnheer de Voorzitter, mijn laatste wensch
betreft de waterstofgasfabriek. Omdat ik de eer heb
gehad een bezoek te brengen aan de Gasfabriek niet
alleen uit zuivere belangstelling voor de Gasfabriek en
om een idee te krijgen van de werkwijze, enz., maar
om te zien of het juist was dat de geuite klachten op
waarheid berusten heb ik kunnen constateeren, dat
de menschen van de waterstofgasfabriek, indien zij zich
moeten reinigen, zich in weer en wind naar den over
kant moeten begeven of gebruik moeten maken van een
zeer kleinen gootsteen. Het is zelfs zoo erg, dat als
Burgemeester en Wethouders een bezoek brengen aan
de Gasfabriek, men hun een kwartier te voren waar
schuwt denken jullie er om, er komt hoog bezoek. Het
kan zijn dat het hierdoor komt, dat dergelijke toestan
den aan het oog van Burgemeester en Wethouders ont
gaan, maar feit is het dat het aldus voor deze menschen
onhoudbaar is. Gezien de hooge bedrijfswinsten
De Voorzitter: Mag ik dezelfde opmerking maken als
ik bij den heer Terpstra heb gemaakt? Voor zoover
ik weet staat er in het Sectieverslag geen enkele zin
over de waterstofgasfabriek en zeker niets over vuile
menschen.
De heer Balk: U hebt gelijk, maar, mijnheer de Voor
zitter, ik ben zoo klaar.
De Voorzitter: Dan zal de Raad ook naar U met
genoegen luisteren.
De heer Balk: Gezien de hooge winst, die er bij dit
bedrijf wordt gemaakt, zal het geen bezwaar zijn, dat
hierin een grondige verandering komt.
Ik heb ook het punt der muntmeterhuur genoemd.