412 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. Antwoord gezegd, dat Burgemeester en Wethouders nog steeds niet bezig zijn geweest met het opmaken van een lijst van eventueele bijverdiensten van de ambte naren. Het vorige jaar is deze kwestie ook aan de orde gesteld en is door Burgemeester en Wethouders een onderzoek toegezegd en thans zeggen Burgemeester en Wethouders dat dit nog moet geschieden, wat naar mijn meening wel vreeselijk lang duurt. Ik begrijp niet dat het zóólang moet duren. En waar ik geloof al thans dat ik het wel goed heb het verschijnsel van het maken van bijverdiensten zich vooral voordoet bij enkele hoofdambtenaren, hoop ik niet dat het daarom zoo lang duurt, omdat enkele hoofdambtenaren daar door worden getroffen. Hetzelfde geldt ten opzichte van het instellen van een instituut voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Onze fractieleider, de heer Feitsma, heeft daar reeds op ge wezen. Ik hoop dat te dien opzichte van achter de groene tafel ook de noodige spoed zal worden betracht, opdat wij ten slotte zullen komen tot een afgewerkt geheel ten aanzien van dit punt. Ik hoop, dat er spoedig een voorstel zal komen tot reorganisatie van de bestaande instelling. Mijnheer de Voorzitter, een ander punt, dat in de sectie is aangesneden, betreft het geven van verlof aan onderwijzers voor het deelnemen aan de betooging op 8 November j.l. in Den Haag. Ik betreur het hoewel uit het antwoord van Bur gemeester en Wethouders blijkt, dat dit geen financiëele lasten op de gemeente heeft gelegd dat voor een der gelijke zaak verlof is gegeven door het college van Bur gemeester en V/ethouders De heer Westra (wethouder): Dat staat er niet. De heer Wiersma: Dat doet er niet toe, 't geheele college wist er toch van? Mijnheer de Voorzitter, ik had gaarne gezien dat aan lien, die verlof hadden aan gevraagd om de betooging te kunnen bijwonen, dit ver lof niet was verleend, hoewel het geen kosten heeft meegebracht voor de gemeentekas, omdat uit de aan kondigingen van deze betooging wel bleek, dat de ken nelijke bedoeling van de betooging was in verzet te komen tegen de Rijksoverheid en indien De heer Muller: Het moest niet mogen De heer Wiersma: indien het Gemeentebestuur geweten heeft, dat dit verlof voor dit doel werd aan gevraagd door de onder hem ressorteerende ambte naren, dan is door het Gemeentebestuur mogelijk ge maakt en goedgekeurd dat personen uit Leeuwarden daarheen gingen, om te doen blijken van hun verzet tegen de Rijksoverheid. De Voorzitter: Mijnheer Wiersma, vindt U het goed dat wij eerst gaan theedrinken De heer Wiersma: Ik ben zoo klaar. Als U mij nog 5 minuten tijd geeft, is het afgeloopen. Mijnheer de Voorzitter, ik heb met genoegen gele zen dat Burgemeester en Wethouders bedacht zijn op inkrimping van personeel, hoewel daartegenover staat dat ben ik met den heer Hettinga eens dat ik vrees dat daardoor toch weer meer werkgelegenheid ontnomen zal worden. Waar er op het oogenblik een massa werkloosheid is, moeten wij zooveel mogelijk werkgelegenheid scheppen, maar ik meen toch ook dat de gemeente werkgeefster is en als zoodanig belangen heeft en geen zuiver philantropische instelling is. Ik meen, mijnheer de Voorzitter, dat het college van Bur gemeester en Wethouders te dien opzichte een zeer goeden weg volgt en ik geloof zelfs, dat ook op dit terrein in deze richting nog wel iets in Leeuwarden te doen valt. Mijnheer de Voorzitter, hoewel ik zoo pas gezegd heb, dat ik het niet wil zoeken in verlaging van loonen en salarissen der ambtenaren, heeft het toch mijne aan dacht getrokken, dat thans op dit moment in onzen dienst zijn derde klerken zeer jonge menschen, van ongeveer 20—23 jaar die een weeksalaris genieten van 30, 31, 33 gulden, en die in verband met de werk zaamheden, die door hen worden verricht, een te hooge belooning genieten. Als men ziet dat deze derde klerken werkzaamheden verrichten van zeer eenvoudigen aard, dan acht ik het niet verantwoord dat aan dergelijke jonge, ongehuwde menschen, van ongeveer 2023 jaar. een weekloon wordt uitgekeerd van 30.of soms nog meer. Mijnheer de Voorzitter. Ik hoop dat hieraan de aandacht zal worden geschonken. Het is wel jam mer, maar ik weet positief, mijnheer de Voorzitter, dat werkzaamheden, die worden verricht door derde kler ken, door veel goedkoopere werkkrachten kunnen wor den verricht. Mijnheer de Voorzitter, het vorige jaar heb ik als mijn meening uitgesproken wat ook door een ande ren spreker voor mij is gezegd dat het college ietwat partijdig is bij de benoeming van gemeentepersoneel. Ik heb het vorige jaar de toestand aldus geschetst Bij de Gemeente-Lichtbedrijven waren in dienst 83 sociaal-democraten; 9 protestant-christelijken; 9 roomsch-katholieken; en bij de Gemeente-Reiniging 70 sociaal-democraten; 17 protestant-christelijken; 10 roomsch-katholieken. Mijnheer de Voorzitter, later bleek dat ik mij ten opzichte van de Roomsch-Katholieken schromelijk had vergist. Dat moest geen 10 maar 1 zijn. Ik sluit mij gaarne aan bij hetgeen de andere spreker ten opzichte van deze zaak heeft gezegd en ik zou willen zeggen, dat ik gaarne zou zien dat er onderzoek naar wordt gedaan, speciaal door de wethouders van Bedrijven en Openbare Werken. Mijnheer de Voorzitter, dan is er in het Georgani seerd Overleg nog iets aanhangig ten opzichte van de samenstelling van één reglement uit het thans bestaande Ambtenarenreglement en Werkliedenreglement. Ik zou gaarne ingelicht worden hoe het met deze zaak staat. Door den heer Terpstra is gezegd eind goed, al goed. Mijnheer de Voorzitter, laat ik dan eindigen met aan het college van Burgemeester en Wethouders een woord van dank te brengen voor het feit, dat men er eindelijk toe over is gegaan toe te passen de sluiting van bruggen op Zondag. Dit is een punt, waar speciaal het Christelijk Overheidspersoneel in de gemeente zich bijzonder voor geïnteresseerd heeft en ik dank het col lege voor de welwillendheid waarmede het deze zaak heeft behartigd en ik twijfel er niet aan, dat de nieuw j opgetreden wethouder van Gemeentewerken op dit punt zeer diligent is geweest. Ik dank U. Te 3.40 uur namiddags wordt de vergadering geschorst. Te 4.10 uur namiddags wordt de vergadering voort gezet. De Voorzitter: Ik kom thans met het traditioneels voorstel of er vergadering zal zijn dezen avond, ja of neen. Dan kunnen wij er nu op rekenen. Of er veel over gepraat wordt, ik denk dat wij elkaar toch niet I overhalen en daarom zal ik het voorstel direct in stem- i ming brengen. Over het voorstel om hedenavond wel te vergaderen, heeft staking van stemmen plaats met 13 tegen 13 stemmen. Voor stemmen: de heeren Stobbe, Turksma, mevr, BuismanBlok Wijbrandi, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Hofstra, Weima, Van Kollem, Balk, Het- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 413 tinga. Hoogland, Ritmeester, De Boer en Westra. Tegen stemmende heeren Hooiring, Wiersma, Terpstra, Feitsma, Oosterhoff, Koopal, B. Molenaar, Muller, Van der Meulen, IJtsma, Botke, Buiel en Dijkstra. De heer Buiel vraagt het woord. De Voorzitter: Bent U hier de Salomo De heer Buiel: De stemmen staken, maar ik beroep mij er op dat de stemming nietig is, omdat de heer Dijk stra tijdens de stemming aanvankelijk niet aanwezig was. De Voorzitter: Dan kunnen wij wel weer overstem men, maar het blijft gelijk. De heer Buiel: Dan wordt het goed. De Voorzitter: Omdat er zooveel leden voor zijn, wil ik voorstellen van avond door te gaan. De heer Muller: De stemmen hebben toch gestaakt De heer Ritmeester (wethouder): Waarom wil de heer Muller geen avondvergadering? Zoo'n jonge flinke kerel en die is er tegen De Voorzitter beslist, nadat de heeren Van der Schoot en Vromen, tijdens de stemming tijdelijk afwe zig. zich daar alsnog vóór hebben verklaard dat na de pauze hedenavond 8 uur de vergadering zal worden voortgezet. De algemeene beschouwingen worden voortgezet. De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik mij schaar aan de zijde van degenen, die critiek uitge oefend hebben, wil ik echter het brevet niet op mij laden dat ik niet zeer waardeer het vele goede dat is verricht door het college van Burgemeester en Wet houders. Waarmee de heer Wiersma geëindigd is. wil ik graag beginnen, n.l. met een woord van dank en hulde te brengen aan het college van Burgemeester en Wet houders. Mijnheer de Voorzitter, vandaag is er veel gesproken over de winst uit het Electriciteitbedrijf. Dit was te voorzien, want het betreft een bedrag van groote be- teekenis. Het is begrijpelijk dat te dien opzichte de meeningen nogal uiteenloopen. Er zijn misschien die meenen, evenals Burgemeester en Wethouders, dat deze winst gebruikt moet worden om te komen tot een slui tende begrooting. Mijnheer de Voorzitter, ik deel die meening niet. Ik wil niet slechts wijzen op hetgeen de Voor zitter van onze fractie hieromtrent heeft gezegd. Ik wil mij sterker uitdrukken, want ik meen dat een dergelijke winst toch gezien moet worden als woekerwinst. In welk particulier bedrijf zou bij een dergelijke winst niet gesproken worden van woekerwinst Ik heb met het oog op de begrooting gemeend in de tegenwoordige tijdsomstandigheden niet verder te moeten gaan dan tot een verlaging van 5 cent op de electriciteitstarieven. Ik heb mij voorgenomen om straks te komen met een voorstel. Ik meen evenwel dat, voor dat het voorstel in bespreking en stemming komt, ik den Raad in de eerste plaats moet adviseeren een princi- piëele beslissing over deze zaak uit te lokken. Wij laten daarom vooralsnog het bedrag der verlaging rusten. De Raad spreekt zich eerst principiëel uit hoe hij staat tegenover het maken van winst uit de bedrijven en het storten daarvan in de gemeentekas; alsdan kan het voorstel verlaging in stemming worden gebracht. Dan weet men ten minste hoe de Raad daar principiëel tegenover staat. Mijnheer de Voorzitter, ik zal verder niet over deze zaak spreken; er is al genoeg over gesproken. Ik zou in herhaling treden van wat reeds gezegd is. Ik wil enkele punten bespreken, naar aanleiding van het sectie- verslag, waarop een antwoord van Burgemeester en Wethouders is binnengekomen, enkele punten die in het bijzonder mijn aandacht hebben getrokken. In de eerste plaats is in de sectie gevraagd niet door mij, omdat ik daartoe geen gelegenheid had ,,Zijn Burgemeester en Wethouders genegen, nu het terrein op het Oldehoofsterkerkhof zal worden ingericht tot autoparkeerterrein, dat gedeelte van de veemarkt, dat tengevolge van de Crisisvarkenswet vrijkomt, in te richten voor kippenmarkt Mijnheer de Voorzitter, met enkele woorden is in deze vergadering reeds over deze zaak gesproken. Ik meen goed te doen daarover iets meer te zeggen. Het gaat er bij mij niet om of men de kippenmarkt verplaatsen wil, waar dan ook naar toe; maar als ik het antwoord van Burgemeester en Wethouders goed begrepen heb, dan ligt het niet in de bedoeling de kippenmarkt te verplaat sen naar de veemarkt. Men heeft een andere bestem ming op het oog. Persoonlijk zou ik er op tegen zijn dat de kippenmarkt eventueel naar de veemarkt werd ver plaatst, tenzij men daar een plaats reserveeren kan, waardoor de mogelijkheid uitgesloten is dat de kippen in aanraking kunnen komen met de koeien. Het lijkt mij dat er voor de afdeeling grootvee zeer veel risico aan is verbonden, wanneer een kip verdwaald raakt tusschen de koeien. Misschien is er kans op dat op den duur op den bovenbouw van de veemarkt een plaats voor de kippenmarkt lean worden gevonden, waardoor de kippen niet bij de koeien zullen kunnen komen. Dat is een zaak, die onder de oogen kan worden gezien. Wat mijn bijzondere aandacht heeft getrokken is van veel ernstiger en van veel ingrijpender beteekenis, n.l. ditde vrager in de sectievergadering heeft zeker be doeld, dat wij straks zullen krijgen een gedeeltelijke sluiting van de veemarkt. Ik weet niet wie de vrager geweest is, maar inderdaad is die kans groot. Nu weet ik ook wel dat de bladen van Zaterdag j.l. ons verteld hebben dat de Regeeringsautoriteiten daarvan voor- loopig terug zijn gekomen, maar niemand weet met zekerheid hoe het hier zal komen. De heer Turksma heeft er ook op gewezen, dat een eventueele sluiting van verstrekkende beteekenis zal zijn. Het beteekent dat, wanneer men in de naaste toe komst een gedeelte van de veemarkt sluiten moet, men niet alleen de varkensmarkt zal sluiten, maar straks misschien ook zal moeten overgaan tot sluiting van de marlet voor lammeren, kalveren, enz. Wat dit beteekent voor een markt als Leeuwarden, mijnheer de Voorzitter, dat kan ik niet onder woorden brengen en ik kan ook niet zeggen de financiëele gevolgen die de sluiting ver oorzaken zal, maar ik wil wel zeggen, dat deze zéér ernstig zullen zijn, want, wanneer wij eenmaal krijgen sluiting van de veemarkt, dan is het voor mij de vraag of deze wel ooit weer voor dit doel beschikbaar zal worden gesteld. Niet alleen dat wij geen inkomsten meer krijgen van de markt- en weeggelden, maar ook alle menschen die direct of indirect betrokken zijn bij den handel dat geldt voor de stad zelf, ook voor den winkelstand al deze groepen zullen er ernstig door worden gedupeerd. Ik heb al eens in een vergadering gezegd, dat onze Voorzitter een goed koopman is en hij zal zeker wel actief zijn en deze dingen ernstig overwegen. Het is van het grootste belang dat aan deze zaak de volle aandacht wordt geschonken. Ik hoop dat het college in dit geval zich goed vergewist wat er in de naaste toekomst staat te gebeuren. Het college zal dit zelfstandig kunnen doen, maar zal het ook kunnen doen in overleg met plaatsen waar ook markten zijn. Het beste lijkt mij toe dat het college dit doet in overleg met de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, die op dit terrein een groote zeggenschap heeft. In ieder geval acht ik het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 16