434 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
bouwen, die beneden dien prijs blijven. Wanneer de
erfpachtsrente verlaagd wordt en men de gelegenheid
openstelt de rente af te koopen
De heer Ritmeester (wethouder): U zegt, de rente
af te koopen. Hoe bedoelt U dat
De heer De Boer (wethouder): Door in één keer het
bedrag te storten
Mevrouw Buisman, en de heer van der Schoot: De
erfpacht afkoopen
De heer Stobbe: Ja, dan wordt het eigen grond. Het
gaat hierom dat het dan goedkooper wordt.
Mijnheer de Voorzitter, nu ik toch aan het woord
ben, wil ik er nog op wijzen dat ik het zal aan ieder
Raadslid zijn toegezonden een verzoek heb gekregen
om niet te willen steunen het adres dat door de bewuste
caféhouders is ingediend om te komen tot opheffing
van het tapverbod. Mijnheer de Voorzitter, het is mij
opgevallen dat de opheffing van het tapverbod hier is
verdedigd door den Vrijheidsbond, hoewel toch door
de opheffing van het tapverbod inderdaad cultureele
goederen worden geschaad.
Ik heb nog een enkele opmerking te maken in ver
band met hetgeen door den heer Molenaar is aange
voerd, wat betreft de tewerkstelling van werklieden in
gemeentedienst, hetzij voor vast of voor tijdelijk. Mijn
heer de Voorzitter, ik moet erkennen dat dit een kwestie
is die door de betrokken autoriteiten zeer moeilijk is te
regelen. Ik geloof niet alles wat ten opzichte hiervan
op het oogenblik wordt verteld; daar zou men boeken
van kunnen schrijven van buitengewoon grooten om
vang. Ik heb een jarenlange practijk, mijnheer de Voor
zitter, en meerderen met mij, in de arbeidersbeweging
en weet wel ongeveer wat van dergelijke verhalen juist
kan zijn. Ik moet er tegen opkomen dat tegen den tijd
van de behandeling der begrooting een stemming wordt
gemaakt in zekeren zin, omdat ik de overtuiging heb
dat de zaak van de benoemingen altijd op de meest
serieuze wijze wordt behandeld, maar niet iedereen kan
altijd tevreden worden gesteld en uit deze teleur
stellingen, hetzij terecht of ten onrechte, komen al deze
praatjes voort. Inderdaad heb ik de overtuiging dat deze
zaak goed marcheert
De heer Muller: De klacht is van rechts
De heer Stobbe: Mijnheer de Voorzitter, nog een
enkele opmerking en daarmee wil ik eindigen. Er is veel
gesproken over de kwestie van het eigen beheer of aan
besteding. De zaak, zooals die gegaan is bij de ver
bouwing van school 4, is inderdaad van eigenaardige
beteekenis. Wanneer wij in onze organisatie alle dagen
zooveel ruzie zouden hebben als op dat moment daar
wel was, dan, mijnheer de Voorzitter, zou het beter
zijn dat de vakorganisaties allemaal verdwenen. Eén
zaak beheerscht niet het geheel; kan niet het geheel
beheerschen. De zaak is deze dat een aannemer-tim
merman niet wordt gevraagd in de organisatie - wie
het ook is of hij zal werken onder bondsgarantie.
Dat woord heeft voor mij een eigenaardige klank.
Wij hebben bij Gemeentewerken technisch personeel,
dat ten volle bekwaam is om er voor te zorgen, dat
wanneer een werk wordt aangenomen voor een be
paalden prijs, dit ook wordt opgeleverd zooals in het
bestek is gevraagd en omschreven. Dit geldt zoowel
voor een timmerman-aannemer als voor een schilders
patroon, die een bepaald werk aanneemt. Meent hij
daarbij een paar honderd gulden lager te moeten in
schrijven als de op hem volgende, dat rsico van het
werk heeft hij te aanvaarden. Wat geldt voor den tim
merman-aannemer, geldt ook voor den schilder. Het
technisch personeel van Gemeentewerken is bekwaam
genoeg om toe te zien dat het werk daaronder niet zal
lijden. Zoo is de zaak voor mij, mijnheer de Voorzitter
Ik dank U.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik voel
dat er in den Raad op het oogenblik een zucht van
verlichting opgaat, dat de laatste der Mohikanen van
de Raadsleden op het oogenblik het woord vraagt. En
was het niet om te voorkomen dat U mij bij de tweede
ronde den pas zoudt kunnen afsnijden om het woord
te voeren, dan zou ik misschien in eerste instantie het
woord niet hebben gevraagd.
Als ik de Memorie van Antwoord bekijk, komt daar
iets in voor, dat mij eenigermate verkeerd wil voor
komen, wat betreft de middagsluiting voor de kappers
winkels. Ik meen mij te herinneren, dat er dit jaar een
principieele uitspraak door den Raad is gedaan om ten
spoedigste een middagsluiting voor de kapperswinkels
in te voeren en ik moet tot mijn spijt constateeren dat
daaraan tot op dit oogenblik van de zijde van het col
lege van Burgemeester en Wethouders nog geen gevolg
is gegeven. Ik hoop derhalve, dat het college van Bur
gemeester en Wethouders met den meesten spoed bin
nenkort met een zoodanig voorstel zal komen.
Verder kan ik mij vereenigen met hetgeen hier is
gezegd over de kippenmarkt. Ik ben benieuwd, nu
daarvoor hier reeds een plaats is aangewezen door een
van de Raadsleden, welke plaats daarvoor in het ver
schiet zal worden aangewezen door Burgemeester en
Wethouders. Uit den Raadsbrief heb ik dat niet kunnen
beluisteren.
Ik zal heel kort zijn, althans ik zal trachten heel
kort te zijn, maar ik zie mij noodgedwongen verplicht,
na de uitlatingen, die de heer Van der Schoot bezigde,
om nog met een enkel woord op de verlaging van den
prijs van electrischen stroom in te gaan. In het algemeen
staan ook wij, Sociaal-Democraten, op het standpunt,
dat wij niet te vinden zijn voor te hooge indirecte be
lastingen, omdat wij als Sociaal-Democraten voelen ten
koste van wie dat gaat. Maar er zijn omstandigheden.
In de eerste plaats mag de vraag worden gesteld öf
er een te hooge winst wordt gemaakt en in de tweede
plaats meen ik dat de vraag mag worden gesteld, indien
men dat, wat thans ten voordeele komt van de gemeente
kas, wil wegwerken, welke bezuinigingen daar dan
tegenover staan.
Nu heeft de heer Van der Schoot de uitlating gedaan,
dat het hem zoo heeft bevreemd dat er van onzen kant
geen medewerking wordt verleend aan een verlaging
van den stroomprijs, met als motief er rust op den
kleinen man een indirecte belasting. Ik heb den laatsten
tijd, de gebeurtenissen in het land volgende, echter niet
anders gezien, dan dat men voorstellen doet om juist
indirecte belastingen in te voeren. Er is juist door de
Tweede Kamer besloten tot het heffen van een belasting
op thee en suiker, toch ingrediënten, waarvan men ook
kan getuigen, dat zij door den minderen man worden
gebruikt. Daarom bevreemdt het mij, dat juist van dien
kant een voorstel wordt gedaan om den stroomprijs te
verlagen, met het oog op de indirecte belasting, die
gelegd wordt op den kleinen man. Als er voor mij niet
een addertje onder het gras zat, zou ik misschien nog
met dat voorstel mee kunnen gaan, omdat ik ten opzichte
van die kwestie heel ver zou willen gaan, maar de heer
Feitsma heeft reeds aangekondigd, dat men van die zijde
bereid was tegenover die verlaging te stellen verslech
tering van het bewaarschoolonderwijs, verlaging van
het subsidie aan de Openbare Leeszaal, verlaging van
het subsidie aan het Orkest, enz., allemaal dingen, die
ik momenteel niet zou willen opofferen aan een stroom-
prijsverlaging, terwijl ik in de laatste plaats zou willen
meewerken aan een loonsverlaging, waarvoor hier ter
loops ook stemmen opgaan. Ik wil niet ontkennen, dat
wij misschien allemaal op een gegeven moment dat
vraagstuk wel eens ter dege onder de oogen moeten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 435
zien, maar dan zullen er voor mij eerst nog andere
omstandigheden moeten aanbreken in de gemeente
Leeuwarden, dan die, welke hier op het oogenblik aan
wezig zijn. En nu kan men van de zijde der tegenpartij
zeggen, dat er zelfs onder mijn partijgenooten in het
land zijn, die aan loonsverlaging willen meewerken,
maar als men zich beroept op partijgenooten van deze
en gene, wil ik wel zeggen dat ik uitlatingen bij mij heb
van partijgenooten van de heeren van de rechterzijde,
die zich schrap zetten tegen loonsverlaging. Als de
heeren daar belang in stellen, ik heb ze hier; ik zal ze
nu niet allemaal gebruiken, omdat ik U heb gezegd,
dat ik het niet te lang zou maken en ook het college
hedenavond vermoedelijk nog aan het woord zal willen.
Wij verkeeren op het oogenblik in moeilijke omstan
digheden bij het wereldgebeuren, daar ben ik het vol
komen mee eens, maar ik ontken, dat de Sociaal-Demo
craten daarvoor verantwoordelijk kunnen worden ge
steld. En als wij thans iets trachten te redden uit den
faillieten boedel, zooals die is geschapen door de macht
hebbers en door hen, die het bewind voeren dat zijn
de menschen, die daarvoor verantwoordelijk zijn en
die behooren tot de rechterzijde gaat het niet op om
ons op het oogenblik voor de consequentie te plaatsen,
dat wij niet willen meewerken aan allerlei verslechte
ringen, die van die zijde wenschelijk worden geacht en
die men in het leven wil roepen.
Een enkel woord over de café's. De heer Hoogland
zegt, dat het hier met de café's slecht gaat. Ik wil niet
op die zaak vooruitloopen, maar wij hopen gelegenheid
te krijgen om daar het een en ander van te zeggen, als
in bespreking komt het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders in zake het verzoek om het tapverbod op
te heffen.
Wat de vaststelling van de loonen betreft, sprak de
heer Hoogland over de loonen van vakmenschen en die
van menschen bij de gemeente. Och, mijnheer Hoog-
land, is er dan nooit een tijd geweest, dat wij als ge- 1
meente ons konden beroepen op en een voorbeeld
konden nemen aan de loonen in het particulier bedrijf? j
Hebben wij in den tijd van hoogconjunctuur niet altijd
moeten verwijzen naar de loonen in het particulier be
drijf? Waarom zullen wij dan, nu toevallig eens de
loonen bij de gemeente als voorbeeld kunnen worden
gesteld, toch weer die uit het particulier bedrijf als
voorbeeld nemen om op een verlaging aan te houden?
Een enkel woord nog over den woningbouw. De heer
Muller heeft daar al uitvoerig over gesproken, maar als
de heer Stobbe zich op het oogenblik veroorlooft om te
zeggen dat gemeentelijke exploitatie duurder is dan die
van het particulier initiatief, dan hoop ik dat hij zich
de moeite getroost om eens na te gaan, waarin de oor
zaak van die duurdere exploitatie zit. Als hij zich dan
de moeite getroost om eens na te gaan de geschiedenis
van de verbetering van de woningen aan den Hollan-
derdijk en de oorzaken, waardoor die toestand daar is
gekomen, dan zal hem blijken, dat die oorzaken gezocht
moeten worden bij het particulier initiatief, omdat juist
de gemeente als zoodanig altijd is aangewezen om voor
de menschen te zorgen, die het particulier initiatief uit
zijn woningen weert
De Voorzitter: En de woningvereenigingen
De heer HooiringOok die beconcurreeren de ge
meente, mijnheer de Voorzitter. Maar ik ken ook par
ticuliere huisjesmelkers misschien is dat een wat te
sterk woord, maar het komt er toch dicht bij die hun
woningen verhuren, maar waarbij de zaak zoo is, dat,
indien de menschen de woninghuur niet meer kunnen
betalen en dus de huur niet meer geregeld binnenkomt,
de huurders dan door dat particulier initiatief op straat
worden gezet, desnoods met den sterken arm. En wie
draait er dan voor op De gemeente, want zij kan die
menschen niet een woning weigeren en moet er dus een
voor hen beschikbaar stellen. Zoo is het ook gegaan
met het complex aan den Hollanderdijk, waarvan ons
de verbetering ruim 50.000.— heeft gekost. Dat is de
opmerking, die ik daarover wilde maken.
Ik zal het niet meer in den breede hebben over de
kwestie van het weigeren van optochten, maar ik ge
loof, dat onze optocht, die wij op 8 November in Den
Haag hebben gehouden en in verband waarmee ik
den wethouder van Onderwijs een saluut breng, dat hij
de menschen, die daaraan behoefte hadden, in de gele
genheid heeft gesteld om die demonstratie bij te wonen
wel heeft bewezen dat er voor weigering geen reden
is. Ik geloof dat ieder op zijn wijze en op zijn manier
in de gelegenheid moet worden gesteld om eens een
woord van protest te laten hooren en ik geloof, als wij
de geschiedenis nagaan, dat niet kan worden gezegd
dat dit door de overzijde niet wordt gedaan; ook daar
wordt elke gelegenheid daartoe te baat genomen, ook
daar hebben dergelijke menschen, ook zij, die in Rijks
dienst zijn, wel vrij gekregen voor een betooging van
de Burgerwacht of van de Vrijwillige Landstorm, wat
ook mijn sympathie niet heeft, maar wat mij ook goed
is dat het wordt toegestaan. Als hier door de politie
maatregelen worden genomen bij het houden van op
tochten, wordt de orde hier niet verstoord en wij heb
ben op 8 November getoond, dat wij onze eigen orde
óók wel kunnen bewaren, terwijl wij die in Leeuwarden
óók wel weten te bewaren. Van ónze optochten heeft
de politie nog nooit last gehad
De heer Van der Schoot: Hier ook niet?
De heer Hooiring: Hier ook niet, van onze optochten
niet. De Burgemeester zal dat straks uitvoerig kunnen
getuigen. Bij alle optochten van de vakbeweging en van
de politieke beweging hebben wij de orde weten te
handhaven en hebben wij het desnoods ook zonder
politie wel kunnen doen.
Wat de verdraagzaamheid bij benoemingen betreft,
daarop heeft de heer IJtsma al gewezen. Ik ben mij ook
niet bewust dat ik als lid van den Raad en als Sociaal-
Democraat er ooit aan heb meegewerkt om een poli-
tieken tegenstander van mij niet voor een bepaalde
functie te benoemen. Ik geloof dat ik dit met de feiten
kan aantoonen en dat ik eerder het tegendeel kan be
wijzen. Ik heb van harte meegewerkt aan de benoeming
van den tegenwoordigen Directeur van Gemeente
werken, géén partijgenoot van ons, ik heb meegewerkt
aan de benoeming van den Inspecteur van Bouw- en
Woningtoezicht, géén partijgenoot van ons, ik heb met
genoegen vernomen dat mijn fractie er aan heeft mee
gewerkt ofschoon ik zelf een ernstig candidaat was
dat een tegenstander van ons werd benoemd tot
Directeur van de Arbeidsbeurs en ik heb dat op prijs
gesteld; al gebeurt het ook honderd maal dat er graag
menschen van ons in aanmerking zouden komen, wij
wijken niet af van wat ons door het college wordt voor
gedragen en wij zullen daar ook in de toekomst aan
trachten mee te werken, als ons dat door de tegenpartij
niet onmogelijk wordt gemaakt. Maar als men daar ver
wijten gaat doen, zou ik zeggen dat men de hand maar
eens in eigen boezem moet steken. Een 3 of 4 weken
geleden moest er volgens het Raadsverslag in Kollumer-
land een onderwijzeres worden benoemd aan de open
bare school en toen heeft de rechterzijde het daar aan
gedurfd om, in strijd met een verzoek van alle ouders
en van voorstanders van de openbare school, niet
iemand te benoemen, die zelf voorstander is van de
openbare school, maar een christelijke onderwijzeres,
als no. 3 van de voordracht. Een dergelijk feit moet
men veroordeelen en in Metslawier heeft zich een der
gelijk geval voorgedaan.
Nu kan men ons van de overzijde verwijten, dat wij
partijgenooten hebben, die dit en dat doen, maar zulke
verwijten zal men elkaar wederkeerig kunnen doen en