438 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. wel in het openbaar zeggen en dat het daarom gaat, of dat dit althans ook iets is, waarom hier steeds over het Slachthuis wordt gesproken, terwijl er in deze heele vergadering over Openbare Werken of over de Reini ging b.v. niet gesproken is. Verder is door sommige sprekers gesproken over de bijdrage, die de gemeente tot nog toe heeft betaald aan het Provinciaal Electriciteitsbedrijf. Ik zou haast zeg gen, dit is iets, wat speciaal het Electriciteitbedrijf aan gaat, maar ik wil er toch wel iets van zeggen, al is het dan niet zoo veel. De Raad weet, dat er indertijd een z.g. aanvullend contract met de Provincie is aangegaan, waarbij de gemeente zich verplichtte om aan het Pro vinciaal Electriciteitsbedrijf te geven 100.000.— vast met de z.g. franje, zijnde een wisselend bedrag, dat verband hield met meerdere afname K.W.U. en hoo- gere belasting K.W. Dat vaste bedrag is later terug gebracht tot 75.000.en het wisselend bedrag is gebleven. Nu kan ik wel zeggen, dat de Provincie zich stelt op dit standpunt en dat staat dan in verband met den toestand van het Provinciaal Electriciteitsbe drijf dat zij meent dat de gemeente Leeuwarden zich niet geheel kan. onttrekken aan deze bijdrage aan de Provincie, zooals een van de sprekers heeft gezegd. Verder kan ik mededeelen, dat wij eigenlijk nog steeds met Gedeputeerde Staten over dit punt doende zijn. Zoodat, als wij ons op het standpunt plaatsen van de Provinciale Overheid, dat er nog wel degelijk op eenige bijdrage van de gemeente hoe groot, kan ik niet zeggen door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf ge rekend is, die bijdrage dan eventueel moet worden ge vonden uit den post Onvoorzien. Dat is dan de eenige post, waar dat bedrag af kan; het zou natuurlijk for meel af gaan van de winst van het Electriciteitbedrijf, maar waar wij op het oogenblik de geheele winst van dat bedrijf op de gemeentebegrooting hebben gebracht, beïnvloedt een eventueele bijdrage aan het Provinciaal Electriciteitsbedrijf ten laste van het Gemeentelijk Elec triciteitbedrijf natuurlijk den post Onvoorzien. Op het oogenblik kunnen daarover geen verdere mededeelin- gen worden gedaan. Alleen kan ik dit nog zeggen. Mochten wij het niet met de Provincie eens kunnen worden, dan zal de Provincie van haar kant arbitrage in kunnen roepen. Nu weet ik niet wat het beste is, dat wij het eens worden of dat de Provincie arbitrage gaat inroepen; het eene heeft wat voor en het andere heeft wat tegen. Ik kan dus alleen zeggen, dat de Provincie wel degelijk op het standpunt staat, dat de gemeente nog een bijdrage verschuldigd is. Een andere zaak, die door verschillende sprekers is aangesneden, is de kwestie van het houden van optoch ten en demonstraties, welke zaken eenigszins door elkaar loopen. Een van de sprekers, de heer Wiersma, heeft speciaal gesproken over demonstraties op Zondag en bij de andere sprekers is het uitgedijd tot het houden van optochten en demonstraties in het algemeen. De heer Wiersma heeft gezegd: art. 30 van de Algemeene Politieverordening geeft aan den Burgemeester het recht om vergunning te geven voor het houden van dergelijke optochten; ik zou er wel over denken om een voorstel in te dienen om dat recht aan den Raad te brengen en er zijn zelfs enkele gemeenten, waar Bur gemeester en Wethouders dat aan zich hebben getrok ken, maar ik zal dat maar niet doen, omdat een der gelijk voorstel hier toch geen kans van slagen zou heb ben om te worden aangenomen. Ik zou den heer Wiersma willen zeggen denk er verder maar heele- maal niet meer aan omdat, al zou de Raad een der gelijk voorstel aannemen, dan oogenblikkelijk de Ko ninklijke vernietiging van dit besluit zou volgen. Er is dit jaar een Koninklijk besluit gevallen ik wil er den datum wel bij noemen, het is van 7 Juli 1932, Staats blad no. 33 waarbij aan de bevoegdheid van den Raad is onttrokken het geven van vergunning voor het houden van optochten en waarbij een desbetreffend Raadsbesluit is vernietigd als zijnde in strijd met de wet. De heer Wiersma kan dus wel zeggen dat een dergelijk voorstel hier geen kans van slagen zou heb ben, maar ik kan hem wel zeggen, als het dat wél had, zou het toch in Den Haag sneuvelen en daarom zou ik den heer Wiersma willen aanraden om dat idee maar geheel uit zijn hoofd te zetten. Wat het houden van demonstraties en optochten zelf betreft, ik heb den vorigen keer ook al gezegd dat, welke vereeniging of groep van personen ook vergun ning voor het houden van een optocht aanvraagt, deze van mij die vergunning kan krijgen, mits men voldoet aan bepaalde voorwaarden. Het geven van vergunning en het stellen van die voorwaarden is aan mij overge laten en ik zal de voorwaarden niet te erg streng stel len, dat weten de heeren uit ervaring ook wel, maar als er een stoet door de stad trekt en ik kan niet anders zeggen, dan dat dit tot nog toe altijd zeer ordelijk is gebeurd dan moet het te voorzien zijn, dat die stoet geen ernstigen aanstoot geeft aan de menschen, die niet meeloopen. Ik moet dus naar een compromis zoeken tusschen de menschen, die meeloopen en degenen, die dat niet doen en aan wie de stoet geen ernstigen aan stoot mag geven. Dit laatste kan gebeuren, doordat men opschriften meedraagt ik spreek hier niet over een bepaalde partij en ik zal ook niet zeggen welke opschrif ten dat zijn waarvan men zeker weet, dat zij ernstig aanstoot zullen geven aan hen, die niet meeloopen. Die opschriften mogen wel een bepaald doel omschrijven, daar is geen bezwaar tegen, als ze maar in zoodanige termen zijn gesteld, dat zij een ander niet ergeren en dan kan van mij iedere vereeniging of groep van per sonen vergunning krijgen. Dat destijds door mij die eene vergunning is ingetrokken, was alleen op dezen i grond, dat ik vermoedde, hoewel precies was afgespro ken, zooals ik zoopas zei, dat men ten slotte trachtte i daar tusschen uit te komen en dat er, als gevolg daar van, ernstige moeilijkheden waren te vreezen. Daarom is dit toen gedaan, laat ik maar zeggen op grond van de heele handelwijze, zooals die toen geschiedde. Ik verlang alleen, als wij vooraf over de voorwaarden spreken, dat er van weerskanten een royale uitleg aan de afspraak wordt gegeven en daarom, toen blijkens andere dingen, die men deed, dit niet gebeurde en ik moest denken dat er moeilijkheden zouden kunnen ko men, heb ik gezegd: als er moeilijkheden kunnen komen, is het beter, die te voorkomen. Wat betreft het verleenen van vergunning voor het houden van demonstraties op Zondag, sta ik op het standpunt dat, zoolang verreweg het grootste deel van de bevolking het houden van optochten op Zondag niet afkeurt en wel toelaatbaar acht, ik er niet gauw van af zal gaan om vergunning te verleenen, tenzij er een geheel andere constellatie van de bevolking hier komt. Men heeft een oogenblik gesproken over de bijver diensten van de ambtenaren. Burgemeester en Wet houders hebben, meen ik. toegezegd dat een staat van de bijverdiensten der ambtenaren zou worden gegeven. Ik zou er niet op teruggekomen zijn, indien er niet een uitdrukking was gebruikt, die ik betreur. Er is te ken nen gegeven door een van de sprekers, dat de bijver diensten van de ambtenaren niet aan den Raad kenbaar gemaakt zouden worden, omdat er enkele hoofdambte naren bij betrokken zijn; daarom zou het zoo lang du ren. Ik hoop dat deze uitdrukking den spreker ontvallen is en dat hij, wanneer hij zich deze goed herinnert, de uitdrukking wil rectificeeren. Het lijkt mij niet juist Burgemeester en Wethouders er een verwijt van te maken dat het zoo lang zou duren, omdat er misschien enkele hoofdambtenaren bij betrokken zijn. Er zijn een paar woorden gesproken betreffende de kwestie van de straat langs het Rengerspark. Ik zal er niet over gaan praten hoe die straat daar moet worden. Dat doet er niet toe en ten slotte zal de wethouder van Openbare Werken daaromtrent wel iets zeggen. Ik wil Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 439 alleen over de principiëele kwestie iets zeggen. Oor spronkelijk was er tusschen de huizen daar en het Ren gerspark een sloot. Deze sloot is langzamerhand ver vuild- Wij weten uit ervaring dat slooten, die dicht bij huizen zijn gelegen, langzamerhand vol raken. Men ziet dit bij andere slooten ook. Hoe deze vol is gekomen doet er niet toe. De sloot is vol geraakt, want er ston den huizen in de buurt. Toen is de sloot gedempt en gedoleerd. Men zegt nu, omdat men een rioleering heeft aangelegd, moet men daar ook een straat leggen. Er wordt gezegd dat de Kantonrechter heeft beslist, dat de bewoners uitweg op den weg hebben. Ik weet niet of dit ook zoo gekomen zou zijn, als de sloot daar nog was. Ik vermoed dat het een heel andere kwestie is. Er liep vroeger langs die sloot een smal paadje. Er zijn inderdaad huizen die vanaf de Bleekerstraat te bereiken zijn en ook langs het pad dat langs de sloot loopt. Ik ontken niet dat de bewoners recht hadden langs het pad, dat langs de sloot liep, te loopen en nu langs het pad naast de gedempte sloot te loopen. Ik heb het vonnis van den Kantonrechter niet gezien, maar ik vermoed dat het in dit speciale geval gaat over een straatje, dat altijd straat is geweest. Dat kan ik begrij pen. Ik neem aan dat bij rechterlijk vonnis is beslist dat deze menschen langs de sloot mochten loopen, maar dat zij recht zouden hebben op de gedempte sloot te loopen, dat wil er bij mij niet in. Dat is de principiëele kwestie die er in zit. Op het oogenblik wil men door het maken van een straat de zaak daar beter maken, terwijl er vroeger een sloot was. Ik wil er niet meer van zeggen. Het is niet dat wij op dit punt niet actief zijn, omdat het betreft het pad langs het Rengerspark, maar het is een meer principiëele kwestie, die ik hier naar voren heb willen brengen. Verder is hier gesproken over de inkrimping van personeel. Men heeft gezegd dat men hier eigenlijk meer bedoelde dat er op het oogenblik derde klerken werkzaam zijn, op een salaris van 30.tot 33.— per week en dat dit een veel te hooge belooning was, omdat voor het werk, dat deze derde klerken verrich ten, goedkoopere werkkrachten te krijgen zijn. Nu is de vraag naar mijn oordeel of werkelijk op die plaatsen derde klerken moeten zijn, ja of neen. Waar men een maal het salaris van derden klerk heeft vastgesteld, moet men ook betalen het salaris voor dien rang vast gesteld. Ik weet wel, dat hier een zeer moeilijk vraag stuk naar voren komt. Men begint met de aanstelling van een aankomenden jongeling, die op een zeker oogenblik een leeftijd bereikt dat hij eigenlijk meer moet verdienen, terwijl het werk van den aankomenden jon geling hetzelfde is gebleven. Waar er niet altijd pro motie is, blijft hij ten slotte het werk doen, wat een jongere zou kunnen doen. Wanneer de betrokkene ouder is geworden en op een hooger salaris is gekomen, moeten wij hem het eenvoudige werk laten doen of wij moeten op een gegeven oogenblik zeggen, wij hebben je niet meer noodig, want wij kunnen een veel jongere kracht gebruiken. Ik weet wel dat dit laatste hier niet liet systeem is. Bovendien zou ik zeggen, indien men aan Burgemeester en Wethouders opgeeft wie en welk geval men bedoelt, dan kan dit nagegaan worden. Een ander onderwerp, dat hier naar voren is gebracht, is de kwestie van de kippenmarkt. Ik geef toe, dat de kippenmarkt om verschillende redenen moet verhuizen. Wanneer het plan om het Oldehoofsterkerkhof in te richten voor parkeerplaats van vrachtauto's doorgaat, staat ook de verhuizing van de kippenmarkt voor den boeg. Wel zijn er verschillende plaatsen aangewezen, waar de kippenmarkt zou kunnen zijn, maar Burge meester en Wethouders kunnen op het oogenblik niet veel anders toezeggen, dan dat zij al lang er aan ge dacht hebben, dat de kippenmarkt een andere plaats zou moeten hebben. Burgemeester en Wethouders heb ben er lang over nagedacht en hebben een terrein op het oog, waarover ik echter op het oogenblik niet veel meer mag zeggen. Dat zou een zeer goede plaats voor die markt zijn; wij zijn er altijd mee doende, maar er zit weinig schot in. Burgemeester en Wethouders willen wel nagaan, of het mogelijk zal zijn de kippenmarkt naar een deel van de veemarkt te brengen. Ik heb wel gemerkt, dat dit ook zijn bezwaren heeft, omdat men bang is dat zoo'n losvliegende kip wel eens tusschen de koeien kan komen. Misschien is het mogelijk dit te voorkomen, maar ik geloof niet dat dit zoo ernstig is. Het is mogelijk dat de veemarkt iets ingekrompen wordt, waardoor daar misschien een terrein te vinden is. En zoo kom ik meteen op een ander en vrij wat gewichtiger punt, n.l. de kwestie van de varkensmarkt. Er is door verschillende sprekers op gewezen, dat de mogelijkheid bestaat dat onze varkensmarkt zal ver- loopen en teniet zal gaan, indien er niet verschillende maatregelen worden uitgevoerd. Laat ik zeggen dat, afgezien van wat men wel eens in de krant leest en wel eens hoort, Burgemeester en Wethouders op dit punt steeds diligent zijn geweest. Leeuwarden staat niet al leen, maar heeft het gemeen met nog 4 andere plaatsen in Friesland, waar markten zijn, en wel Drachten, Hee renveen, Wolvega en Sneek. De 5 burgemeesters van de betrokken gemeenten hebben een samenspreking gehad over deze kwestie en hebben toen geïnformeerd bij de Varkenscentrale, of men wilde berichten of de marktplaatsen uitgeschakeld zouden worden. Ik heb mij toen in verbinding gesteld met de Varkenscentrale en heb reeds toen de toezeg ging gekregen, dat de leveringsplaatsen voor varkens zullen zijn de bestaande markten in Friesland. Dit werd dus toegezegd en tot nu toe zijn de markten in Fries land ook altijd de leveringsplaatsen geweest voor de zouters, die bestemd waren voor de Varkenscentrale. Er is onlangs, maar daar staat Leeuwarden buiten, een kleine uitzondering op gemaakt. Een deel der varkens zou in plaats van naar Wolvega naar Oosterwolde, omdat het 20 K.M. dichter bij was, daar de varkens naar Drenthe moesten. Wij kunnen dit echter buiten beschouwing laten, omdat Leeuwarden er buiten staat. Door de Varkenscentrale is uitdrukkelijk toegezegd, dat de leveringsplaatsen zullen zijn de bestaande markten in Friesland. Later ontvingen wij een verzoek van den Hoofdinspecteur van de Varkenscentrale, of het niet mogelijk zou zijn de weeggelden en de entree gelden voor de markt lager te stellen. Ik moet er dit bij zeggen, dat men, om de Varkenscentrale ter wille te zijn, zoowel hier als in andere plaatsen, toegestaan heeft, dat de varkens niet alleen op de marktdagen afgeleverd kunnen worden, maar ook op andere dagen van de week. Daarna kwam het verzoek om op markt dagen en niet marktdagen een beetje minder entree en hetzelfde weeggeld te heffen. Afgescheiden nog van de toepassing van de verordening, zal dit heel moeilijk zijn. Wij hebben hierover gepraat en wij hebben ook den Commissaris der Koningin in Friesland daarin gekend, omdat hierin niet alleen een Leeuwarder-, maar ook een Friesch belang gelegen is. Daarna hebben wij ons in verbinding gesteld met het bestuurslid van de Varkenscentrale in het Noorden, die aangewezen was door het bestuur van de Varkenscentrale, om er over te praten. Een definitieve oplossing is nog niet gevonden, omdat wij nog doende zijn. Wij hebben te kennen gegeven dat naar ons oordeel, waar de Var kenscentrale opgericht is in het algemeen tot steun van de boeren en waar wij eigenlijk op het oogenblik niets bijzonders doen, dan wat ook vroeger gebeurde, de zelfde rechten moeten worden geheven, als toen het vrije bedrijf bestond. Wij vragen geen extra kosten, maar wij doen precies hetzelfde met de varkens, als er vroeger mee gebeurde. Wij meenen dat het niet de bedoeling kan zijn meer schade toe te brengen dan noodig is. Dus indien het zoo door kan gaan, dan zal er niets meer en niets minder gebeuren dan vroeger. Veel kan ik op het oogenblik hieromtrent niet zeggen,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 29