446 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
buurman den stroom zooveel goedkooper krijgt. Is het
ook mogelijk goedkooperen stroom te betrekken
De heer Muller: Het kon er daar zeker nog wel af
De heer Westra (wethouder): Ja, het kon er daar
wel af. Burgemeester en Wethouders zijn hier kom
ik feitelijk al bij de zakelijke argumenten ten op
zichte van den middenstand en ten opzichte van het
winkelbedrijf eenigermate tegemoetkomend geweest en
zij zijn wel daarin tegemoetgekomen, door voor te
stellen om de grens van het speciale tarief van 5000
K.W.U. per jaar te brengen op 3000 K.W.U. Er zijn
verschillende sprekers geweest, die de beteekenis hier
van gevraagd hebben. De beteekenis hiervan is, dat het
afsluiten van een speciaal tarief mogelijk is voor de
genen die 3000 K.W.U. afnemen, waardoor het moge
lijk is tot een lageren doorsnee-stroomprijs te komen
dan 0.25. Waar de prijs dan precies ligt, hangt af
van de wijze waarop en de hoeveelheid stroom die
wordt afgenomen. Ik heb hier een lijstje, waarop 177
winkeliers voorkomen, willekeurig genomen, die stroom
afnemen, allen op het oogenblik beneden 5000 K.W.U.
Het loopt van ongeveer 200 K.W.U. tot ongeveer 4500
K.W.U. Van deze 177 winkeliers vallen er 6 boven de
3000 K.W.U. 6 winkeliers, wat geen groot percentage
is, komen op het oogenblik direct in aanmerking voor
den goedkooperen stroomprijs. Dan zijn er 8 winkeliers
die liggen boven 2500 K.W.U. Die zullen waarschijn
lijk, door iets meer stroom te betrekken, nog voordeel
kunnen hebben, door een afsluiting te maken voor 3000
K.W.U. Waarschijnlijk zullen die 3000 K.W.U. goed
kooper zijn te betrekken dan op het oogenblik de 2500
K.W.U. Dan kom ik dus tot 14, of 8 a 9 in totaal,
van alle op het lijstje genoemde winkeliers, die van den
goedkooperen stroomprijs kunnen profiteeren. Dit aan
tal is niet zoo heel groot, maar Burgemeester en Wet
houders hebben juist de zaak laten uitzoeken, zóó, dat
het binnen het raam van deze begrooting mogelijk was.
Waar de mogelijkheid bestaat, dat er enkele menschen
hierdoor wat meer stroom gaan verbruiken, lijkt het mij
mogelijk, dat de uitkomsten van het Electriciteitbedrijf
niet zeer belangrijk worden beïnvloed door deze veran
dering.
Dit zou wel anders worden wanneer wij, wat de heer
Turksma graag zou wenschen en wat in het adres van
een of andere winkeliersvereniging gevraagd wordt,
de grens zouden verlagen tot 2000 K.W.U. Dan zouden
van mijn lijstje nog weer 22 winkeliers hierin betrokken
worden, die op het oogenblik meer dan 1800 K.W.U.
afnemen en dus geacht kunnen worden zoo'n contract
van 2000 K.W.U. te zullen afsluiten. Dan zullen in
totaal 20 van de afnemers, die hier genoemd zijn en
die allemaal in de hooge cijfers liggen en waarschijnlijk
50 van de geheele afname in deze klasse hebben, in
de reductie vallen. Het wordt dan niet te overzien wat
dit aan het bedrijf zou kosten en het is binnen het raam
van deze begrooting niet uitvoerbaar. De heer Turksma
is met enkele cijfers gekomen, maar deze cijfers zou ik
niet graag tot de mijne maken. De heer Turksma heeft
aangenomen dat al die menschen op het oogenblik
stroom afnemen tegen dubbel tarief, wat voor mij niet
vast staat. Hij heeft bovendien den middelprijs van het
dubbel tarief genomen en het daarna vermenigvuldigd
met het aantal afnemers, die daar onder vallen. Dan
heeft hij genomen den middelprijs van het speciaal
tarief, voor die enkele afnemers en heeft deze prijzen
met elkaar vergeleken. Dit kan ten gunste of ten on
gunste van de begrooting uitvallen, maar eenige zeker
heid daaromtrent bestaat er niet. Ik denk dat wanneer
er afnemers zullen komen van het enkel tarief op het
speciaal tarief, deze niet de doorsneeprijzen zullen be
talen, maar, omdat ze in het speciaal tarief slechts mini
male afnemers zijn, zullen zij zeker boven den middel
prijs liggen. Maar daaromtrent zijn absoluut geen cijfers
te geven, daar het speciale tarief moet worden bekeken
voor ieder speciaal geval afzonderlijk en niet valt op
te maken hoeveel de werkelijke prijs zal zijn, omdat
men niet weet hoe de menschen den stroom zullen ge
bruiken. Dat is vooraf niet uit te maken; dat blijkt eerst
achteraf. Zelfs met het contract in de hand, zou ik het
niet kunnen bepalen. Dit ten aanzien van de maat
regelen, die reeds door Burgemeester en Wethouders
zijn voorgesteld, waardoor zeker aan de kwestie van
den nijveren middenstand wordt tegemoetgekomen.
Bovendien kunnen vooral de meeste winkeliers en
het gaat hoofdzakelijk over de kwestie van de winke
liers omdat zij veel stroom voor licht noodig hebben,
over het algemeen een zeer nuttig gebruik maken van
het piektarief.
In sommige gevallen kan men, wanneer het niet te
kleine afnemers zijn, gebruik maken van het dubbel
tarief, waardoor men den gemiddelden stroomprijs be
langrijk lager kan krijgen, zelfs lager dan den prijs, die
op het oogenblik wordt voorgesteld door de heeren
bij een verlaging van het enkel tarief. Voor de men
schen, die dus 1000 a 2000 K.W.U. per jaar gebruiken,
is over het algemeen met het piektarief wel een door-
sneeprijs van 18 a 19 cent per K.W.U. te bereiken.
En dus behoeft men zich over een eventueele afwijzing
van deze verlaging werkelijk niet zoo heel druk te
maken.
Nu de kwestie van de winst in verband met een
eventueele tariefsverlaging. Zooals ik reeds heb op
gemerkt, is vanaf 1925 de winst voortdurend vooruit
gegaan, en het ligt in de reden, om, wanneer die winst,
waarvoor eigenlijk op de begrooting gerekend was een
anderhalve ton, belangrijk werd overschreden, dat dan
gedacht wordt aan verlaging der tarieven. Dit ligt zeer
zeker in de lijn. Ik geloof dat deze idee ook steeds
hier is gevolgd. Wij hebben deze idee steeds gevolgd
bij de Gasfabriek en ook bij het Electriciteitbedrijf.
Indertijd zijn de prijzen van den electrischen stroom
hier verlaagd van 29 tot 25 cent. Er zou, wanneer er
niet bijzondere omstandigheden waren, waarop ik direct
kom, alle aanleiding zijn die meerdere winst weer voor
verlaging te benutten. Vooral zou hiertoe aanleiding
zijn om de bijzondere bate, die mogelijk dit jaar het
staat op het oogenblik nog niet vast uit de verande
ring in de overeenkomst met de Provincie zou kunnen
voortvloeien en die men voor de herziening van de
tarieven zou kunnen benutten. Onder gewone omstan
digheden zou daar zeker iets voor te zeggen zijn. Maar
nu zijn er andere omstandigheden, die ook aan de leden
van den Raad niet onbekend zijn, n.l. deze, dat er in
de laatste jaren posten op de begrooting zijn, die regel
matig elk jaar zeer belangrijk moeten worden opge
voerd. Dat zijn posten waaraan wij niets kunnen ver
anderen en waaraan geen lid van den Raad zijn stem
zou willen onthouden. Wel is er een lid van den Raad
geweest die daaraan zijn stem onthouden heeft, maar
dat was om een andere reden. De gelden die wij noodig
hebben voor de armenzorg en voor de werkloosheids-
zorg, wat vrijwel op een lijn staat, zijn door de tijds
omstandigheden zeer belangrijk opgevoerd. Nu kom ik
op het terrein van mijn ambtgenoot van Financiën, die
straks daarover wel meer zal zeggen. Maar nu hebben
Burgemeester en Wethouders zich ten aanzien van deze
begrooting gesteld op den bestaanden toestand, ik zou
willen zeggen de handhaving van den status quo. Wij
hebben gemeend dat er zeer zeker aanleiding zou zijn,
wanneer het mogelijk zou zijn, om de tarieven van de
electriciteit te verlagen, maar wij hebben gemeend dat
wij hiertoe niet moeten overgaan, omdat de gelden op
een andere wijze noodig zijn. Zeer zeker, wij hadden
ook op andere wijze geld kunnen krijgen voor de armen
zorg en voor de werkloozenzorg, wanneer niet toevallig
deze toename van de uitgaven tegelijkertijd gepaard
ging met een toename van de ontvangsten uit het
Electriciteitbedrijf. Wanneer dit niet het geval zou
zijn geweest, dan had dit geld op andere wijze moeten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 447
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
worden gevonden. Wij stonden dan voor de nood
zakelijkheid posten op de begrooting te herzien, waar
aan de Raad niet gaarne wil tornen. Wij zouden de
salarissen hebben moeten verlagen en de belastingen
hebben moeten opvoeren. Wij hebben gemeend, dat
het voor de hand ligt, waar wij op het oogenblik met
de middelen, die ons als het ware vanzelf toevloeien,
de begrooting in evenwicht kunnen houden, dat wij nu
niet hier iets nieuws aanbrengen.
Wanneer de bestaande toestand zou worden ver
anderd ten ongunste van de begrooting, zou men op
andere wijze, ten ongunste van bepaalde punten, de
begrooting moeten wijzigen. Wat het zwaarst is moet
ten slotte het zwaarst wegen.
Nu kom ik weer op den nijveren middenstand. Ik
zou willen mededeelen
De heer Van der Schoot: Wat weegt het zwaarst?
De heer Westra (wethouder): U vraagt, wat weegt
het zwaarst Dat zal ik U zeggen. Ik voor mij heb dit
zeker afgewogen en heb mij de vraag gesteld of ten
slotte de nijvere middenstand, die gevraagd heeft ver
laging van de tarieven, er wel zooveel belang bij heeft.
Want het gevolg der tariefsverlaging zal zijn, dat wij
op de begrooting ongeveer een ton van het Electriciteit
bedrijf moeten missen, die op andere wijze zal moeten
worden gevonden. Heeft de nijvere middenstand er wel
belang bij, wanneer dan het percentage van de opcenten
op de Gemeentefondsbelasting moet worden opgevoerd?
Heeft de nijvere middenstand er belang bij dat op den
duur hier gekomen wordt met een straatbelasting, die
overal aan de orde van den dag is en waar diezelfde
middenstand tegen te hoop loopt Heeft de nijvere
middenstand er belang bij, wanneer wij hier moeten
denken aan een precariobelasting, waar men tot nu
toe wat een geluk is voor den nijveren middenstand
- niet mee is gekomen. Dan zou het de vraag wezen
of de nijvere middenstand beter weg zou zijn met een
zakelijke bedrijfsbelasting, die reeds in verschillende
gemeenten is ingevoerd, waar men op het oogenblik
heel gaarne weer af wil. Het blijft een groote vraag,
maar voor mij is het geen vraag meer. omdat ik alles i
afgewogen heb en overtuigd ben, dat die nijvere mid
denstand hier meer gevoelt voor een indirecte belasting,
doordat men de electriciteitstarieven blijft betalen, dan
dat men op een andere wijze gedwongen wordt te be
talen. wat misschien belangrijk meer geld zal kosten.
Dit is dus de groote kwestie, dat er op het oogenblik
voor een dergelijke tariefsverlaging moet worden om
gezien naar andere middelen, omdat wij die bedragen
onmogelijk aan de begrooting kunnen onttrekken.
Nu is er hier van alles aangevoerd. De heer Wiersma
heeft o. a. wethouder Smeenk van Arnhem ten tooneele
gevoerd, die van anti-revolutionnairen huize is, als ik
het goed begrepen heb. Wanneer die achter de tafel
van Burgemeester en Wethouders zat, of een van zijn
vrienden, dan zouden de heeren van de Protestantsch-
rechtsche Raadsfractie er misschien wel anders over
denken
De heer Terpstra: Neen
De heer Westra (wethouder): Er is mij gebleken
ik neem niet altijd notitie van wat in andere gemeenten
gebeurt uit de debatten, dat die mijnheer in Arnhem
een tariefsverlaging heeft afgewezen. Die mijnheer was
ook van anti-revolutionnairen huize. De rechts-protes-
tantsche groepen in Arnhem waren tegen tariefsver
laging. Het tarief daar is 23 cent, wat toch niet zoo'n
belangrijk verschil met Leeuwarden is
De heer Wiersma: Neem die 2 cent er af
De heer Westra (wethouder): Bovendien, die heer
heeft hetzelfde gevraagd, wat hier is gezegd, dat een
andere dekking zal moeten worden aangewezen. De
heeren hier hebben gezegd, wij zullen de onderwerpen
opnoemen, maar Burgemeester en Wethouders moeten
de centen voor de dekking maar geven en dat is toch
wel een beetje anders. Bovendien wij behoeven niet
naar Arnhem te gaan. De heeren hebben hier gezegd
dat het eigenlijk niet gaat zooveel geld uit het bedrijf
te halen, maar wij vragen heelemaal geen tariefsver-
hooging. Het is nog niet zoo lang geleden dat hier een
anti-revolutionnaire wethouder van de Bedrijven achter
de groene tafel zat, die durfde voorstellen een belasting
verlaging te compenseeren door den gasprijs met 1 cent
te verhoogen. Er zijn een paar Raadsleden, die hier
op het oogenblik nog zitting hebben, die nu gezegd
hebben vóór deze tariefsverlaging te zijn en die toen
voor het voorstel om den gasprijs te verhoogen hebben
gestemd
De heer Muller: De heer Lautenbach.
De heer Stobbe: Laat dien ouden heer nu maar met
rust.
De heer Westra (wethouder): Ik wil die oude plunje
niet geheel in de kast laten.
Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat ik wel kan
afstappen van de electriciteitstarieven. Ik ga nu ver
huizen naar het Openbaar Slachthuis.
Ook ten opzichte van het Slachthuis zijn hier be
zwaren gemaakt over de winst. Het is eigenaardig dat
ik hier te verdedigen heb het maken van een in de
oogen van de heeren te groote winst; er zijn toch tegen
woordig niet veel bedrijven, die een groote winst maken.
Deze winst hier is trouwens ook niet zoo groot en er
is gezegd dat juist, ómdat die winst klein was, deze
aan de gemeente moest worden onthouden. De eene
moet dus, omdat zij te groot is en de andere, omdat zij
te klein is, aan de gemeente worden onthouden. Er is
hier jaren geleden ook al over die kwestie gesproken
en toen is door den Raad uitgemaakt dat de winst in
de gemeentekas moest vloeien, of die dan groot of klein
is en ik zou den bestaanden toestand zooveel mogelijk
willen handhaven, ik zou zeggen dat wij die winst rustig
op de begrooting moeten laten.
De heer Weima wil deze winst bestemmen om er een
reservefonds van te vormen en hij heeft daartoe een
motie ingediend. De heer Weima heeft in 1926 precies
hetzelfde voorgesteld; toen heeft de Burgemeester die
zaak beantwoord en die heeft daar toen van gezegd
want er werd toen bij de begrootingsdebatten ook over
andere reservefondsen gesproken och heeren, als
wij daar een reservefonds stichten, dan stellen wij toch
later weer voor om het weer op te maken, of de heeren
willen het niet gebruiken en dan doen wij er niets mee;
waarom zouden wij dan een reservefonds vormen? Wij
hebben nu 6 jaar lang ondervonden, dat wij het rustig
zonder reesrvefonds hebben afgekund en aan Burge
meester en Wethouders is in dien tijd de noodzakelijk
heid van een reservefonds niet gebleken. Als er door
den heer Weima dan ook geen andere en geen belang
rijker motieven daarvoor worden aangevoerd, kan ik
niet toegeven dat het noodig is. De heer Weima heeft
in diezelfde vergadering in 1926, die ik reeds eerder
aanhaalde, verteld, dat toen voor het sluitend maken
van de begrooting beslag moest worden gelegd op twee
reservefondsen van de Gasfabriek en, zoo zei de heer
Weima in die begrootingsvergadering, ik hoop dat de
Raad daarin meegaat en ik hoop dat de Raad die zal
benutten voor de gemeentebegrooting. Dus, de reserve
fondsen van de Gasfabriek moesten toen voor de ge
meentebegrooting benut worden. Die stukken liggen
hier; ik heb ze gister even bekeken, ik heb geen tijd
gehad om die historie heelemaal na- te gaan, maar ik
hoop dat de heer Weima zijn zin heeft gekregen