454 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
daarbij, dat men dikwijls duurdere woningen betrekt.
Reeds voor een 3-tal jaren heeft de woningvereeni
ging „Ons Belang" met medewerking van den Raad een
niet onbelangrijke huurverlaging tot stand moeten
brengen, welke ongeveer 2600.—' per jaar kostte en
het eerste jaar, doordat de woningen langen tijd hadden
leeg gestaan, 8500.— en thans staan weer verschil
lende woningen van die vereeniging leeg. Vele bewo
ners hebben zich tot het bestuur gewend om huurver
laging, dit heeft dit verzoek aan het college van Bur
gemeester en Wethouders doorgegeven. Het haalde
daarbij de commissie-Vliegen aan en was van oordeel
dat, wanneer het Rijk slechts aan het advies van die
commissie gehoor gaf, het leed spoedig geleden zou zijn.
Daarmede achtte dit bestuur zich van zijn taak onthe
ven, maar was de zaak toch te eenvoudig gesteld, want
het is voor mij niet meer alleen de vraag of enkele
woningen of alle woningen van ,,Ons Belang" in huur
prijs verlaagd zullen worden, maar zoodanige verlaging
brengt zeker een verlaging voor alle woningen van
gemeentelijken- en vereenigings-woningbouw mede en
dit maakt den toestand aanmerkelijk moeilijker.
Immers wanneer de huren der woningen van de ge
meente en de woningbouwvereenigingen in Leeuwar
den worden verlaagd en wel die van 1.25 en 1.35
per week met 0.20, die van 1.70 met 0.25, die van
1.80 en 1.90 met 0.30, die van 3.— en 3.50
met 0.40, die van 3.60 tot 4.50 met 0.50, die van
4.50 tot 5.50 met 0.60, die van 5.50 en 6.50
met 0.75 en die daar boven met 1.—, en ik houd
dan rekening met het feit dat de Regeering bepaald
heeft dat bij eenzelfde woningvereeniging de winst, op
het eene complex gemaakt, niet mag worden gebruikt
om een verlies op een ander complex te delgen, dan
kom ik tot het ontstellende feit, dat hiervoor alleen uit
de gemeentekas aangenomen dus dat het Rijk niet
medebetaalt en leeningen voorloopig niet kunnen wor
den geconverteerd een bedrag geëischt wordt van
rond 40.000.—. Als gevolg van deze huurverlaging
zal ook de personeele belasting minder gaan opbrengen,
welke mindere opbrengst te stellen is op ruim 9400.—,
zoodat daarmede de gemeentekas een aderlating zal
ondergaan van 49.400. Dit gevoegd bij het bedrag
ad 13.481.64, dat thans jaarlijks op den woningbouw
wordt toegelegd (post 295 en 43 der begrooting), zou
het beduidende verlies van 63.000.— brengen. Het
zal den Raad wel duidelijk zijn, dat dit vraagstuk maar
niet zonder meer is op te lossen.
En ten nauwste houdt daarmede thans ook verband
de kwestie van den 6 canon. Het vorige jaar heb ik
daarover bij de begrooting reeds het een en ander ge
zegd, ik meen goed te doen dit thans nog eens naar
voren te brengen. Want al zou men uit de gegevens
in zake de rente der voor het Grondbedrijf ter zake der
erfpachtsgronden aangegane leeningen kunnen conclu-
deeren en ik zou dit ook willen doen dat een ver
laging niet geheel ongemotiveerd is, men zal daartoe
met eenigen schroom overgaan, wanneer men in het
oog houdt dat het automatisch ten gevolge heeft, dat
op deze wijze goedkooper worden van nieuwgebouwde
woningen weer ten nadeele zal zijn van onze eigen wo
ningen. Ofschoon nu de rente met de administratie
kosten, enz. nog al wat verschilt met de 6 meen ik
dat deze zaak nog even moet blijven rusten tot het Rijk
bereid zal zijn mede te werken tot verlaging der
woninghuren.
Te Uwer oriënteering geef ik hierbij nog de cijfers
der leeningen, n.l. 1.184.000.— tegen A]/2
1.012.200.tegen 4% 103.300.— tegen 5 en
125.600.— tegen 6 benevens een totaal bedrag
van 450.000.— tegen gemiddeld Z]/2
Waar tegenover staat, dat we hebben erfpachten van
4 46.000.-, Ay2 f 305.000.-, 5 199.000.-
en 6 2.224.000.-.
Ik heb toen reeds opgemerkt, dat het een ernstig be
zwaar heeft om den aangeganen erfpachtscanon te ver
minderen, welke vermindering in werkelijkheid is een
vermindering van de gekapitaliseerde rente van 1 of
1J4 van den canon, waarmede het rentepercentage
wellicht zou kunnen worden verlaagd en welke daar
door als het ware ook een huurvermindering mede
brengt.
Ik wil nog even dit zeggen, waar de heer Terpstra
zich heeft beroepen op de gemeenten Sneek en Utrecht,
geloof ik toch dat men in Leeuwarden het beste doet
geen beroep op deze plaatsen te doen, waar de belas-
tmgverhoogingen daar niet van de lucht zijn.
Wanneer men echter, zooals in andere gemeenten
gebeurt, niet met een percentischen canon werkte, maar
b.v. overging met eenvoudig een huurprijs per M2. te
bepalen, of wanneer men den verkoopprijs hooger
stelde ten einde de rente van den canon te verlagen,
zou wellicht daarop niet zoo de aandacht gevallen zijn
als thans het geval is.
Waar de heer Stobbe heeft gesproken over het af-
koopen van de rente, meen ik onder de aandacht te
moeten brengen dat dit m. i. niet mogelijk is, want
artikel 762 van het Burgerlijk Wetboek spreekt van
betaling van een jaarlijkschen canon, die dus een inte
greerend deel van het erfpachtsrecht uitmaakt.
De bedoeling van den heer Terpstra was een andere.
Die wilde niet de gelegenheid geven om de erfpacht af
te koopen, maar hij wilde den grond te koop stellen.
Dat is een heel andere kwestie, die nader onder de
oogen zou kunnen worden gezien.
Wanneer men het geheel beziet, dan zal men ge
voelen, dat het voor Burgemeester en Wethouders niet
zoo heel eenvoudig is om reeds thans zonder meer
hetgeen de heer Muller wenscht met een voorstel te
komen voor den bouw van 150 woningen. Uit de ge
voerde besprekingen aan het Departement van Binnen-
landsche Zaken door den wethouder van Openbare
Werken en mij met den heer Lietaert Peerbolte en
daarna met den Inspecteur voor de Volkshuisvesting
in Friesland, is gebleken, dat steun voor dien bouw van
Rijkswege alleen dan is te verwachten, indien vaststaat
dat een aantal van meer dan 150 woningen onbewoon
baar zal zijn verklaard, zonder dat ontruiming door
gebrek aan geschikte woonruimten mogelijk is.
Waar de heer Muller het over had, dat was een heel
andere kwestie. Over het geven van een voorschot voor
het bouwen gaat het niet; het gaat om het huurverlies
dat ongetwijfeld op deze 150 woningen zal worden gele
den. Dat feit moeten wij onder, oogen zien en daarom
moeten wij met het Rijk onderhandelen en het Rijk be
reid vinden om daartoe mede te werken. Wij kunnen er
op rekenen dat het Rijk niet zal medewerken, indien er
niet minstens 200 woningen zijn, waarvan het absoluut
vaststaat dat zij onbewoonbaar verklaard zijn en wel
bewoond zijn, omdat voor die menschen geen andere
huisvesting is te vinden.
Ik zie de zaak, zooals de heer De Boer die ziet, die
ook gesproken heeft over de groote moeilijkheid in de
samenwerking hier met de verschillende woningbouw
vereenigingen, wat inderdaad voortdurend tot klachten
aanleiding geeft. Ik ben toch overtuigd dat het zeer
goed mogelijk is dat in de voorwaarden, waarop het
Rijk subsidie geeft aan verschillende woningbouwver
eenigingen, een voorwaarde wordt opgenomen, waarbij
den woningbouwvereenigingen de verplichting wordt
opgelegd tot deze combineerende werkzaamheid en
wanneer dit inderdaad zou gelukken en Burgemeester
en Wethouders zich op dit punt met het Departement
in verbinding zouden stellen, dan geloof ik dat deze
zaak voor een goed deel gered zou zijn. Zoodra de
begrooting achter den rug is, zal het een der eerste
dingen zijn, waarvan Burgemeester en Wethouders
werk zullen maken. Wanneer de vereenigingen niet
willen, zullen zij moeten worden gedwongen.
Ik wil in verband met het Woningbedrijf een kwestie
aanroeren, die hier niet is aangeroerd en die ik van
groot belang acht, n.l. de bebouwing van de Peper
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 455
Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932.
straat. De straat is al een jaar klaar en dit terrein, in
het hartje van de stad, zou ongeveer een waarde hebben
van 132.000.—. Wij hebben ter zake onderhande
lingen gevoerd, maar deze zijn afgestuit ook al door
de tegenwoordige tijdsomstandigheden. Ik geloof dat
het werkelijk tijd wordt op de een of andere wijze in
de bebouwing van de Peperstraat te voorzien. Men
moet niet vergeten dat wij ieder jaar zeker 4 aan
rente moeten bijschrijven, waardoor het terrein dus per
jaar 5000.— duurder wordt. Schrijven wij niet bij, dan
moeten wij zelf dit verlies lijden. Daarnaast staat het
verlies dat wij hebben aan grondbelasting en perso
neele belasting op de gebouwen, die daar stonden, de
mindere ontvangsten van de levering van gas en elec-
triciteit, welke bedragen men in totaal op 5000.— a
7000.— kan stellen, zoodat het verlies ter zake niet
zoo gering is. Wij zullen werkelijk ernstig dit feit
onder oogen moeten zien, hetzij doordat de gemeente
zelf gaat bebouwen en exploiteeren, hetzij doordat de
gemeente den grond gaat verkoopen. Ik heb dit even
naar voren gebracht, omdat het een gemeentelijke zaak
is van groot belang en ook omdat deze eenigszins ver
band houdt met het adres, dat den Raad bereikt heeft
van de bewoners van de St. Jacobsstraat. Misschien
zal over de kwestie van dit terrein nog wel iets gezegd
worden in de secties bij de bespreking van de plannen
van een nieuw politiebureau.
Thans een enkel woord over de Reiniging, die na
tuurlijk de laatste jaren met een groot verlies werkt.
Een groot verlies, dat in de eerste plaats zijn ontstaan
te danken heeft aan den slechten toestand, waarin de
landbouw verkeert, waardoor voor de dalgronden niet
meer zooveel compost wordt gevraagd, met als gevolg,
dat wij de compost en beer niet meer kwijt kunnen. In
korte jaren is dan ook de opbrengst van compost en
beer met meer dan 11.000.— teruggeloopen. Ik wijs
op de cijfers van 1929 resp. 10.366.— en 4567.50,
samen 14.993.50, tegen die geraamd voor 1933
2000.— en 2000.—, samen 4000.— (over 1932 zal
de opbrengst ook niet meer dan 4000.— bedragen,
deze was nog begroot op 8500.— We zullen ons
waardeloos straatvuil thans zooveel mogelijk moeten
bergen te Wartena niet in Wartena, zegt mevrouw
Buisman hetgeen ook aanmerkelijk goedkooper is
dan de compostbewerking, waar bij het sorteeren 15 a
20 man meer noodig zijn, terwijl bovendien het trans
port te water verreweg het goedkoopst is. Houdt men
nu daarbij rekening met het feit, dat de stad zich voort
durend uitbreidt ik wees er reeds op, dat alleen het
laatste jaar 412 nieuwe perceelen zijn gebouwd en
dat het te reinigen straatoppervlak grooter wordt, dan
behoeft het weinig betoog, dat er meer geëischt wordt
dan vroeger. Daarbij komt dat door verplaatsing van den
dienst voor het grootste gedeelte naar den Greunsweg,
wij ons wel moeten instellen op een andere wijze van
tractie. Wanneer men op het oogenblik met een wagen
moet gaan naar de Groote Bontekoe en weer terug naar
den Greunsweg, dan duurt het veel te lang. Als het
mooi weer is, is het een pleiziertocht, maar werk kan
er dan niet meer uitgevoerd worden. Wij zullen in dit
geval een andere indeeling van den dienst moeten in
stellen en dan zullen wij naar mijne meening niet kun
nen ontkomen aan autotractie. In het rapport van den
Directeur der Gemeentereiniging van 23 Juni 1925
een zeer lezenswaard rapport wordt er op gewezen,
dat zeer zeker in de toekomst zal moeten worden over
gegaan tot het invoeren van autotractie. Ik wil thans
niet spreken over de Faunwagens, maar wijs alleen op
de noodzakelijkheid dat het zal moeten gebeuren in het
belang van het bedrijf en in het belang van de ge
meente. De groote moeilijkheid, waarvoor het bedrijf
staat, blijkt ook al weer uit de moderniseering, waar
door het tonnenstelsel verdwijnt. Ik wil wijzen op het
feit, dat in een paar jaar tijds 120 nieuwe closets zijn
gemaakt, zoodat 120 tonnen niet meer behoeven te
worden opgehaald. Dat is voor de goede indeeling van
den dienst zeer bezwaarlijk.
Het Openbaar Slachthuis staat in het brandpunt van
de belangstelling van den geheelen Raad, zou ik haast
zeggen. Het heeft sedert 1925 een winst opgeleverd
ik zal de cijfers van ieder jaar afzonderlijk maar niet
noemen in totaal van 104.532.02. Maar het is de
kwestie, uit welk object die winst gemaakt is en dat is
uit den aard der zaak niet zoo eenvoudig naar voren
te brengen. Men kan het uit de begrooting niet precies
halen, maar ik wil wel constateeren, dat uit de baten
uit de keuring van toebereid spek en vleesch alleen in
totaal gehaald is 34.000.—. Nu door arrest van den
Hoogen Raad is bepaald, dat voor die keuringen geen
rechten meer mogen worden geheven, zullen wij een
gemiddeld bedrag van ongeveer 4500.— niet meer
ontvangen, waarop bij deze begrooting dan ook is ge
rekend. Daarnaast is de kwestie van de slachtrechten
uit de export, die 57.000.— gedurende die jaren heb
ben ingebracht. En wanneer ik nu alles bij elkaar zie,
moet ik constateeren ik wil rekening houden met het
feit, dat voor een nieuwe exporthal 23.000.— is afge
schreven en wij die voor een deel bij de winst mogen
rekenen dat het uit den aard der zaak best mogelijk
kan zijn dat de keurloonen hier te hoog zijn, maar wan
neer men ze gaat vergelijken met andere slachthuizen,
dan moet men dit toch niet al te snel zeggen. Dan zal
men de exploitatie en de winst- en verliesrekeningen
en de geheel interne organisatie van die slachthuizen
moeten vergelijken, om te kunnen beoordeelen of de
keurloonen hier werkelijk te hoog zijn.
Over het reservefonds heeft wethouder Westra reeds
een en ander gezegd. Ik geloof ook dat het noodzakelijk
is dat deze zaak ernstig onder het oog wordt gezien.
De heer Weima heeft in deze gegevens verstrekt,
maar ik heb in deze korte spanne tijds geen gelegenheid
gehad ze nader te beschouwen.
Wat betreft het Gasbedrijf, heb ik van den heer
Westra met genoegen gehoord dat er nog muziek in dit
bedrijf zit. Ik wil er wel bij zeggen, ik wist wel dat er
„muziek" in de gemeentebegrooting zat, maar dat in de
gasbegrooting nog muziek zit, wist ik niet. De groote
winst, die thans is geprojecteerd, is echter een gevolg
van den lageren inkoopsprijs van steenkolen, alsmede
van die van de olie, waar tegenover weer staat dat de
verkoopsprijs van de cokes lager moet worden gesteld.
Voor de steenkolen werd in 1931 uitgegeven
128.073.26, in 1932 143.056.30, voor 1933 is gere
kend op 109.762.80, een verschil dus over 1932/33 van
33.293.50. De gasolie kostte in 1931 22.450.67, in
1932 30.876.64 en is in 1933 geraamd op 21.484.60,
een verschil over 1932/33 dus van 9.392.04.
Steenkolen en gasolie samen dus42.685.54.
De ontvangsten bedragen voor gas: 1931 446.100.42,
1932 f 461.233.33, 1933 457.901.20, dus minder over
1932/33 3.332.12 en voor cokes: 1931 62.834.05.
1932 56.933.40, 1933 52.752.65, dus voor 1932/33
minder 4.180.75.
Minder wordt dus ontvangen aan gas en cokes
7.552.87. Door de lagere prijzen wordt dus een meer
aan winst gemaakt ad f 35.132.67.
De winst is over 1932 geraamd op 35.779.71 en
thans voor 1933 op 80.481.05.
Hierbij moet ik constateeren, dat het dit jaar een
bijzonder geval is, door verschillende omstandigheden
veroorzaakt, wat niet aanleiding kan zijn tot verlaging
van den gasprijs over te gaan .Het uitbreidingsfonds
der fabriek, dat op het oogenblik nog ongeveer
60.000.— bedraagt, behoeft voorloopig niet te worden
versterkt, waar de Directeur der Gasfabriek mij heeft
medegedeeld, dat er van uitbreiding der fabriek voor
loopig geen sprake meer zal zijn. Wel moeten wij het
oog ernstig op het uitbreidingsfonds gericht houden,
maar met het oog op de gemeencebegrooting is verster
king hiervan oo het oogenblik niet noodig, te meer,
waar het bedrijf met een fonds van f 60.000.genoe
gen neemt. Ik zal ook nog even den Raad moeten wijzen