I 480 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. hebben deze menschen betrekkelijk niets aan, want die woningen zijn voor hen veel te duur. Maar het staat vast, dat het aantal woningen waarschijnlijk evengroot zal blijken te zijn als het aantal families, dat in Leeu warden moet worden gehuisvest. Daaruit volgt, dat de verdeeling van de woningen op het oogenblik niet juist is. En dan kom ik op hetzelfde punt, waarover al zoo veel gesproken is, het punt van de samenwerking met de woningbouwverenigingen. Naar mijne meening is de verdeeling van het aantal woningen onder de ver schillende menschen in Leeuwarden niet volkomen juist en die kan alleen zoo juist mogelijk worden, indien een volledige samenwerking tot stand komt bij het verhuren van woningen en als alle verhuurders er over denken, zooals de heer Muller er hier over sprak, dan zijn wij nog een heel eind van alle samenwerking af. De heer Muller zegtik wil wel samenwerken en wij moeten ook samenwerken. Hij stelt het college in gebreke, alsof het college tot nu toe niets heeft gedaan. De kwestie is wij hebben er verleden jaar niets aan ge daan, want als je drie keer de kous op den kop hebt gehad, dan loop je niet meer zoo hard voor een zaak. Het is de kous op den kop krijgen, wanneer men een positieve afwijzing van het bestuur van verschillende woningvereenigingen krijgt, o. a. van twee vereenigin- gen, waar de heer Muller in nauwe relatie mee staat. Wij hebben een positieve afwijzing gekregen, wat be treft de samenwerking omtrent het verhuren van de woningen en daar gaat het juist om. Hoe wij de wo ningen zullen verven, groen of geel, daar hebben wij op het oogenblik niets aan en aan de platonische liefdesverklaring, dat de verschillende woningvereeni gingen op dergelijke punten tot samenwerking bereid zijn, hebben wij totaal niets. Het gaat juist om de sa menwerking op het punt van verhuring, om die in één hand te brengen en daar is de heer Muller een positieve tegenstander van, dan durf ik hier zeggen De heer Muller: Ja, natuurlijk! De Voorzitter: Als alle leden er zoo over den ken, als de heer Muller er over spreekt, dan gebeurt er niets. Er zijn op het oogenblik woningen van 3.-, die worden bewoond door menschen, die best 4.— of 5.— kunnen verwonen; deze zouden moeten opschui ven De heer Muller samenwerking. Dat wil ik juist bereiken door De Voorzitter: Als U bedoelt, dat wij samenwerking zullen krijgen op het punt verhuring, dan zijn wij een heel eind verder, maar wanneer wij tegengewerkt wor den door de besturen van de woningbouwverenigin gen. zullen wij nieuwe woningen moeten bouwen ten gevolge van dien. De heer Muller heeft getracht het college te splitsen in twee partijen en heeft de eene genoemd de burger lijke partij. Hoe hij de andere noemt, weet ik niet. Bij de burgerlijke partij zal ik mij zelf maar rekenen en hij vreest, dat die partij niet zal willen medewerken. Waar de heer Muller dat vandaan heeft, weet ik niet. De burgerlijke partij wil in deze ook wel medewerken, om de menschen, die uit de krotwoningen komen, een be hoorlijk onderdak te geven. De heer Stobbe heeft ge zegd, dat dit een vrij wat moeilijker kwestie is, dan zooals de geachte heer Muller er over sprak. Er zal wel ernstiger over gedacht moeten worden, dan men zoo oogenschijnlijk zou zeggen. Er zit aan deze kwestie vrij wat meer vast, maar dat de burgerlijke partij niet zou willen medewerken, is absoluut onjuist. De heer Vromen: De heer Muller wil niet mede werken. De Voorzitter: Dan de kwesties, waarbij twee heeren hier erg warm geloopen zijn, naar aanleiding van wat ik gezegd zou hebben. De eerste kwestie is, dat de heer Wiersma zegt naar aanleiding van hetgeen ik over de benoemingen heb gezegd en waarbij rechts in het geding is gebracht dat rechts expres gepasseerd wordt, omdat de heer Wiersma meent dit uit mijn redeneering te moeten concludeeren de menschen van rechts niets waard zouden zijn. Dit is mijn bedoe ling niet geweest. Ik geloof ook niet, dat ik het gezegd heb. In elk geval is het mijn bedoeling niet geweest en hebt U dit eenvoudig verkeerd verstaan. Er is misschien wat veel gepraat en veel geluisterd vandaag en dan kan het voorkomen, dat men iets op een oogenblik niet goed begrijpt. Er zullen altijd menschen zijn, van welke partij ook, die voor een bepaald baantje niet geschikt zijn, maar dat ik menschen van de eene partij minder waard zou achten dan die van een andere partij, dat is absoluut niet zoo en ik heb het ook niet willen zeggen. Dan is de heer Weima zeer verontwaardigd ge weest, dat ik bij de zaak aangaande het Openbaar Slachthuis den naam van den heer Weima genoemd heb. Ik zou zeggen, waarom trok de heer Weima zich dat zoo aan Ik ben er mij niet van bewust, dat ik speciaal bij den heer Weima een gevoelige snaar heb aangeroerd. Ik krijg steeds den indruk, dat er altijd iets met het Openbaar Slachthuis te doen valt. Het is het kleinste bedrijf van al onze gemeentebedrijven. Bij de Gasfabriek, de Reiniging, Gemeentewerken en het Electriciteitbedrijf zijn nooit zooveel bezwaren, als bij dit bedrijf. Ik zou haast zeggen, het is ook het over- zichtelijkste van al onze bedrijven, waar er weinig per soneel aan verbonden is; men produceert er niets en heeft niets te verkoopen. De andere Raadsleden kunnen net zoo goed als ik over dit bedrijf oordeelen, en toch is er altijd over dit bedrijf iets te doen, veel meer dan over andere bedrijven, die veel belangrijker zijn voor de gemeente, waar grootere sommen omgaan, grootere werken gebeuren of waar bepaalde producten worden geproduceerd. Omdat er altijd over het Openbaar Slachthuis iets te doen is, heb ik gisteren gezegd: er is daar altijd iets over te doen; kunnen er ook andere dingen achter zitten? Dit heb ik in het algemeen gezegd. De heer Weima heeft het zich aangetrokken, maar het was niet mijn bedoeling, den heer Weima daarvan een verwijt te maken. Ik heb het gezegd in het algemeen en ik wil het persoonlijk wel terugtrekken en dan kan de gevoelige snaar van den heer Weima weer rust krijgen en ik wil er nu niet verder over spreken. De heer IJtsma is even teruggekomen op hetgeen de heer Dijkstra heeft genoemd de gribus" bij het: Ren- gerspark. Ik geef toe dat dit een vrij nette boel kon zijn. Ik heb dit gezegd: de plaats doet er niet toe, maar waar hier oorspronkelijk een sloot was, waarlangs de men schen langs een smal paadje uitweg hadden, behoeven wij niet direct een goeden weg aan te leggen. Het gaat alleen om de principieele kwestie. Wanneer er een straat zou worden aangelegd, zouden de huizen er beter van worden, maar dit zou ten slotte alleen ten goede komen aan de eigenaren van de huizen, die daar staan De heer IJtsma: Dat geldt voor elke straatverbetering. De Voorzitter: Als er reeds een straat is, niet in die mate. De heer Dijkstra heeft gevraagd of ik als gede legeerde bij de N. V. ,,De Drie Provinciën' zou willen vragen, of het mogelijk zou zijn, dat enkele plaatsen bewaard zouden blijven voor natuurschoon. Ik heb de positie van commissaris in deze Ven nootschap, maar ik vermoed, dat de heer Dijkstra ook wel iets meer van deze kwestie gehoord heeft. Ik wil er aan toevoegen, dat in den boezem van het bestuur van de N. V. ,,De Drie Provinciën" over deze zaak ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 481 Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. sproken is en ik kan toezeggen dat ik er nogmaals de aandacht op wil vestigen. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, er is ten opzichte van de kwestie van het verf- werk aan school 4 een opmerking gemaakt door den heer Buiel. De begrooting was echter niet van Ge meentewerken, maar van de Schilderspatroonsvereeni ging. De opmerking van den heer Buiel was dus niet juist. Het blijkt ook duidelijk uit het rapport van den Directeur der Gemeentewerken, dat ten opzichte daar van overgelegd is bij deze begrooting. Ik wil de be trekkelijke passage even voorlezen ,,Ik moge hieronder in het kort de bij de patroons organisatie gebruikelijke gang van zaken bij de aan bestedingen schetsen. Door het Bestuur der Friesche Schildersvereeniging wordt een (geheime) begrooting van kosten opgemaakt, welke begrooting aan de directie wordt medegedeeld. In dit geval bedroeg deze begrooting 2900.—." Hierin wordt uitdrukkelijk gezegd, dat de begrooting was van de schilderspatroonsvereeniging en niet van Gemeentewerken De heer Buiel: De Directeur der Gemeentewerken moest deze begrooting toch goedkeuren De heer De Boer (wethouder)De begrooting van de proef-aanbesteding was inderdaad ingediend door de schildersorganisatie. De heer Buiel: Die begrooting was 2900.—. De heer De Boer (wethouder): Die begrooting was van de schilderspatroonsvereeniging en niet van den Directeur der Gemeentewerken. Dan is er verder een opmerking gemaakt over het sportterrein door de heeren Balk en Turksma. Er is gezegd, dat het sportterrein vol groote gaten en kuilen zit en het is inderdaad niet te ontkennen, dat vooral de ingang niet te best is. Ik heb de toezegging gedaan, dat deze zaak onderzocht zal worden en deze toezegging kan ik herhalen. De zaak zal inderdaad onderzocht worden. Door de heeren Muller en Stobbe zijn opmerkingen gemaakt ten opzichte van de volkshuisvesting. De heer Muller heeft gezegd, dat hij op dit punt niet geheel gerust was. Hij meende, dat hetgeen de wethouder van Openbare Werken van morgen hier gezegd heeft ten opzichte van de volkshuisvesting, niet gedeeld werd door het geheele college. Ik moet echter opmerken, dat ten opzichte hiervan geen verschil van meening in het college is gebleken. Van morgen heb ik ook reeds gezegd, dat ik hoop, dat liet college spoedig met plannen betreffende de volks huisvesting zal komen en dat dan mag blijken, dat deze plannen namens het geheele college kunnen worden ingediend. Deze zaak is in voorbereiding. Het ligt in de bedoeling, dat de te bouwen woningen zóó kunnen worden verhuurd, dat van Rijkswege een toeslag op de huur wordt verleend. Er wordt op het oogenblik werk van gemaakt om deze zaak grondig te onderzoeken en voor te bereiden met het voornemen, dat wij dan eer lang met plannen bij den Raad zullen komen. Verder is er gesproken over de samenwerking met de woningbouwvereenigingen. De heer Muller heeft betoogd, dat het niet gaat om het verhuren van de woningen, maar om een opschuiving tot stand te brengen. Ik meen eigenlijk wat ook door den Voor zitter is gezegd dat het verhuren van de woningen, die door de gemeente en de woningbouwvereenigingen zijn gebouwd, de kern van de kwestie is. Dat er een voldoend aantal woningen van 3.— per week zou zijn, is mij niet bekend en ik trek het ten zeerste in twijfel. Er is aan die soort van woningen groote behoefte. Ook wanneer die samenwerking niet tot stand komt po gingen om tot samenwerking te komen zullen nog wor den gedaan in elk geval zullen woningen gebouwd moeten worden. Wij willen gaarne op een goede distri butie aansturen, maar daarnaast blijft het noodzakelijk, dat het aantal goedkoope woningen wordt vermeerderd. De menschen kunnen niet zonder onderdak en er zijn woningen, die niet meer als woning kunnen worden aangemerkt. Een groot aantal woningen is onbewoon baar verklaard en deze kunnen den naam van woning niet meer dragen. Daarom zullen er woningen gebouwd moeten worden. Het ligt voor de hand, dat samen werking met de woningbouwvereenigingen noodzakelijk blijft, om daardoor een goede distributie van woningen te krijgen. Wij hopen dat wij daarbij kunnen rekenen op de medewerking van de verschillende bouwver- eenigingen. De heer Stobbe heeft een opmerking gemaakt over de groote moeilijkheid, om de verschillende menschen, die op het oogenblik wonen in diverse achterbuurten, het bewonen van een behoorlijke woning goed aan het verstand te brengen. In dit verband wil ik wijzen op hetgeen in den aanbiedingsbrief staat betreffende de aanstelling van een woninginspectrice. Ik geloof dat het zeer goed zou zijn, dat een dergelijke ambtenares zou worden aangesteld, omdat ik van meening ben, dat een dergelijke ambtenares zeer goed werk kan doen ten opzichte van de volkshuisvesting. Zij kan veel en be langrijk opvoedend werk doen voor deze categorie menschen. Het spreekt vanzelf, dat voor deze op voeding de meest geëigende middelen moeten worden aangewend en een zeer geëigend middel is mijns inziens de aanstelling van een woninginspectrice, die met deze menschen samenwerkt, die zeer oordeelkundig met hen overleg pleegt, om daardoor te bereiken, dat de wo ningen, die beschikbaar worden gesteld voor die be paalde groep, op de best mogelijke wijze aan hun doel zullen beantwoorden. Dit is wat ik den heer Stobbe hierop kan antwoorden. Bij Burgemeester en Wet houders bestaat inderdaad de bedoeling dat is tot nu toe nooit anders gebleken om ook met volle belangstelling dezen kant van het volkshuisvesting- vraagstuk onder oogen te zien. Ik herhaal nog eens, wij hopen binnenkort met voorstellen bij den Raad te komen. Er is nog even gesproken over de kwestie van de straat langs het Rengerspark. De Voorzitter heeft er reeds op gezinspeeld. Het ligt voor de hand, waar de toestand daar zeer slecht is, dat dit nagegaan zal worden en getracht zal worden op eenvoudige wijze den toestand te verbeteren. Een afdoende verbetering kan niet tot stand worden gebracht in verband met de uitwerking van het uitbreidingsplan. Er zal daar dus een voorloo- pige maatregel moeten worden getroffen om den toe stand te verbeteren. Uit den aard van het geval kan het geen afdoende maatregel zijn. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat ik hiermede de gemaakte opmerkin gen heb beantwoord. De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik moet nog enkele sprekers beantwoorden, die daar speciaal op hebben aangedrongen en ik ontmoet dan in de eerste plaats den heer Hofstra. Het is moge lijk, dat het ligt aan het euvel, waarop een minder be schaafde uitdrukking van een der geachte Raadsleden zinspeelde aan mijn adres, het is mogelijk, dat het aan dat euvel ligt, maar de heer Hofstra heeft ons wel ver zekerd, herhaalde malen zelfs, dat hij den Raad heeft aangetoond, en voldoende aangetoond, dat het enkel tarief ten opzichte van de andere tarieven onrechtvaar dig genoemd moest worden in dien zin, dat het grootste deel van de winst van het Electriciteitbedrijf zou komen uit het enkel tarief, maar niettegenstaande al die ver zekeringen is mij wél die verzekering van den heer Hofstra duidelijk geworden en ook, dat de heer Hofstra daarvan overtuigd is, maar hij heeft mij niet duidelijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 50