490 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. noodzakelijkerwijze op die terreinen beslag moet leggen, die in de toekomst voor den publieken dienst nood zakelijk zijn. Maar een schaduwzijde van het erfpacht systeem, zooals thans wel zeer sterk naar voren komt, is het stabiliseeren van de huren op een hoog niveau. Dat is o. a. een van de vraagstukken, die op het oogenblik aanpassing aan de moeilijke economische omstandigheden dubbel bemoeilijken, omdat de index cijfers op alle terreinen dalen, maar de indexcijfers van de huren niet. Dat wat betreft het erfpachtsvraagstuk. Als ik verder in het Sectieverslag heb gevonden ,,Ook werd er voor gepleit de mogelijkheid te scheppen om deze rente af te koopen", en daarop wordt dan door Burgemeester en Wethou ders geantwoord ,,Dit denkbeeld zullen wij overwegen", dan heb ik hier in de discussies wel gehoord, dat de wethouder van Financiën een ander geluid heeft laten hooren, want hij heeft gezegd: dat kan niet en hij heeft dat ook waar of aannemelijk gemaakt, n.l. dat inder daad, zoo lang er van erfpacht sprake is, van afkoop van rente geen sprake kan zijn. Het eenige, waarom ik nu nog de aandacht op dit vraagstuk meen te moeten vestigen, is, dat Burgemeester en Wethouders, toen zij antwoordden dat zij dit denkbeeld wilden overwegen, er nog niet van overtuigd waren dat die rente niet kon worden afgekocht en verder zou ik dit willen zeggen, dat de bedoeling van de vraag die niet door mij is gesteld niet is om per se de rente af te koopen, maar de bedoeling is deze, dat b.v. wanneer menschen in een eigen huis willen gaan wonen en zij daarvoor noodig hebben grond, die aan de gemeente behoort, men ernstig overweegt om een systeem te vinden, waarbij die grond, zij het niet ineens dan toch langzamerhand in eigendom van den eigenaar van de woning overgaat, dus dat men niet geheel, bij daarvoor in aanmerking komenden bouw, zich op de grondsocialisatie beroept. De bedoeling is dus dat het Gemeentebestuur overweegt een systeem, waarbij niet al te star aan het erfpachtstelsel wordt vastgehouden, maar waarbij ook de mogelijkheid van aankoop van den grond aan de bevolking wordt over gelaten. De Voorzitter: Ik zou even den heer Vromen iets willen vragen, ten einde alle misverstand uit den weg te ruimen. De heer Vromen zegt over de kwestie van de erfpachtsrente dat deze een starren vorm heeft aan genomen, omdat de huur van den grond, waar men de huizen op bouwt, wordt vastgelegd tot 1990. Is het nu echter de bedoeling van den heer Vromen dat de erf pachtsrente ook voor de bestaande of alleen voor de toekomstige erfpachten worden herzien Dat is ook een kwestie en die is hierbij nog niet naar voren ge komen. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik heb de kwestie van verlaging van de erfpachtsrente laten val len, omdat daaraan ernstige moeilijkheden zijn verbon den, maar ik meen dat wij met nadruk moeten zoeken naar een systeem, waarbij het koopen van den grond mogelijk blijft, ook al is dat dan niet ineens. De Voorzitter: Dus de kwestie van verlaging van erfpacht is van de baan. Daartegen bestonden ook zeer ernstige bezwaren, want wil men de erfpachtsrente ver lagen, dan moet men die ook op een gegeven moment kunnen verhoogen. Ik geloof dat daarmee het geheele systeem, zooals in andere plaatsen ook is gebeurd, zou vallen en dat ook de hypotheekbanken dan ernstig be zwaar zouden hebben om nog hypotheek te verleenen. Wat de andere kwestie betreft, oorspronkelijk was de bedoeling om de rente af te koopen. dus wanneer iemand b.v. een erfpacht van 50.— betaalt, was de bedoeling dat de betaling van die jaarlijksche som zou kunnen worden afgekocht. Nu is er echter bij gekomen de vraag om op de eene of andere manier het terrein volledig in eigendom te krijgen. Dat is echter een een voudige overeenkomst met den betrokkene, waar de gemeente absoluut vrij in is; het is alleen de vraag maar of daar een weg voor gevonden kan worden. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Nu de heer Vromen niet een voorstel doet om de erfpacht te ver lagen, behoeven wij daar niet verder over te spreken, maar hij heeft de opmerking gemaakt, alsof de hooge rente de huur van de woningen zou beïnvloeden. De heer Vromen: Dat heeft de wethouder gezegd. De heer Muller: U hebt dat ook gezegd, maar ik wil toch zoo vrij zijn om dat tegen te spreken, omdat, als dat naar buiten uit gaat, die uitspraak m. i. een zeer verkeerden klank zou te weeg brengen, omdat dat be drag bij een woning zeer miniem de huur beïnvloedt. De Voorzitter: Bij kleine woningen, maar niet bij grootere. De heer Muller: Maar het gaat hier toch over ge wone woningen en dan betreft het toch een klein verschil. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. De heer Vro men maakt geen voorstel van het idee, dat hij hier op pert, maar opdat deze zaak ons in de toekomst niet ont gaat, m. a. w. om te voorkomen, dat wij er niets meer van hooren, zou ik willen voorstellen er wel een voor stel van te maken en dit naar Burgemeester en Wet houders te zenden om praeadvies. Dan hooren wij er nog eens iets van. De Voorzitter: U bent vrij om dat voorstel in te dienen. De heer Buiel: Ja, ik maak daar een voorstel van. De Voorzitter: Wilt U dat dan even indienen? De heer Buiel: Op papier? De Voorzitter: Ja, want het hangt hierbij erg van de redactie af; er zit een principiëele kwestie aan vast. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik wil even motiveeren waarom ik er géén voorstel van wensch te maken en waarom ik ook den heer Buiel adviseer er geen voorstel van te maken. Ik ben van oordeel, dat ten slotte deze zaak niet rijp is om hier thans een be slissing te nemen en als Burgemeester en Wethouders nu zeggen wij voelen er in beginsel wel wat voor en wij willen er ernstig over nadenken, dan is mij dat thans voldoende. Als wij hier nu een stemming zouden krijgen, zouden wij groote kans hebben dat een eventueel voor stel zou worden verworpen, omdat men de consequen ties niet kent en de zaak niet aan alle kanten kan over zien en daarmee zou dan deze zaak zijn vermoord. Ver loren gaan kan deze zaak niet, want de stenografen hebben opgenomen wat hierover is gezegd en men heeft dus eenvoudig deze Handelingen te bewaren om te weten, wat hieromtrent is behandeld. De beraadslagingen worden gesloten. De ontwerp-begrooting van het Grondbedrijf wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onveranderd vast gesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het Woningbedrijf. De beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 491 Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Hier is ter sprake gekomen en de heer Ritmeester heeft dat ook qezegd, dat het feitelijk zonde is, dat het terrein aan de Peperstraat daar zoo braak ligt en dat daar grondlasten op liggen. Ik zou nu willen vragen, welke maatregelen Burgemeester en Wethouders denken te nemen, opdat wij van die lasten afkomen, m. a. w. of er moeite wordt gedaan om dat terrein van de hand te doen en op welke wijze. De heer Ritmeester (wethouder): Er zijn eenige adressen bekend, waartoe wij ons kunnen wenden om dit terrein van de hand te doen en als dat niet gaat, zullen wij andere maatregelen moeten nemen. De beraadslagingen worden gesloten. De ontwerp-begrooting van het Woningbedrijf wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onveranderd vast gesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de Gasfabriek. De beraadslagingen worden geopend. De heer BuielMijnheer de Voorzitter. Ik zou in verband met de uitgaven nog even een opmerking willen maken aan het adres van den heer Hoogland, naar aan leiding van één punt dat hij heeft aangeroerd. Hij heeft salarisverlaging bepleit o. a. voor de werklieden en hij heeft laten uitkomen het groote verschil, dat er zou wezen tusschen de loonen in het particuliere bedrijf en de loonen bij de Overheid. Nu las ik hier gisteravond toevallig in de krant, dat er een nieuw collectief con tract met een uurloon van 51 cent is tot stand gekomen voor de werklieden in het bouwbedrijf. Dat komt dus neer op een weekloon van 24.48, terwijl, volgens de uitgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Leeuwarden in 1931 aan verschillende werklieden een zoodanig bedrag heeft betaald, dat er van het salaris na aftrek van de 5^2 korting 28.30 overbleef. Een loon dus van 24.48 in het particulier bedrijf en van 28.30 in het gemeentebedrijf; het verschil is dus niet zoo groot, dat men daarop een beroep kan doen om de loonen gelijk te maken aan die in het particuliere be drijf. Dat wilde ik nog even opmerken. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. ik wil even opmerken dat, wat de heer Buiel zegt over het tot stand komen van een collectief contract voor het bouwbedrijf in Friesland, niet geheel juist is. Er staat in de Leeuwarder Courant dat de loonen een zijdig door de patroonsvereeniging zijn vastgesteld, maar heelemaal niet dat er overeenstemming is tusschen beide partijen. Dit collectief contract was afgeloopen en is niet weer tot stand gekomen; de patroons hebben de loonen vastgesteld, maar dat beteekent niet dat er een nieuw contract is tot stand gekomen. Dat staat ook niet in de krant De heer Buiel: O neen De heer De Boer (wethouder): Neen. De beraadslagingen worden gesloten. De ontwerp-begrooting van de Gasfabriek wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onveranderd vast gesteld. De ontwerp-begrooting van het Electriciteitbedrijf, waarover de heer Hofstra stemming vraagt, wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en basten, met 19 tegen 9 stemmen onveranderd aange nomen en vastgesteld. Voor stemmen de heeren IJtsma, Botke, Westra, Vromen, Hooiring, Dijkstra, Turksma, mevrouw Buis man—Blok Wijbrandi, de heeren Oosterhoff, Koopal, B. Molenaar, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren Muller, Van Kollem, Balk, Van der Meulen, Hoogland, Ritmeester en De Boer. Tegen stemmen: de heeren Buiel, Stobbe, Wiersma, Terpstra. Feitsma, Hofstra, Weima. Van der Schoot en Hettinga. Te 9.35 uur namiddags wordt de vergadering geschorst. Te 9.50 uur namiddags wordt de vergadering voort gezet. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de Gemeentereiniging. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in de sectie een vraag gesteld betreffende de begrooting van de Gemeentereiniging, waarbij wordt voorgesteld een gedeeltelijke mechaniseering van dit bedrijf. Ik heb op zich zelf geen bezwaren tegen mechanisatie; het kan zeer zeker onder bepaalde omstandigheden gewpnscht zijn, maar, wanneer ik vraag wat eigenlijk het bepaalde nut hiervan is, dan krijg ik altijd een vrij onvoldoend antwoord. Dan wordt gezegd: wij hebben de overtui ging dat dit zuiniger is, en dat dit een middel is om de uitgaven althans niet hooger te krijgen. Er wordt door den Directeur der Gemeentereiniging bij dit voor stel medegedeeld, dat, wanneer wij de wagens, die wij op het oogenblik op het oog hebben, niet aanschaffen, er dan meerdere werklieden zullen moeten worden aan gesteld. Een duidelijke aanduiding in cijfers, van wat deze gedeeltelijke mechaniseering aan voordeel voor de gemeente oplevert, hebben wij nooit ontvangen. Ik be grijp dat het uiterst moeilijk is, dit te doen bij een be drijf, dat thans, door de zich uitbreidende stad, vraagt om gedeeltelijke uitbreiding in den vorm van een vol doende vergrooting van het materiaal en vermeerdering van personeel. Ik aarzel om mijn stem aan een dergelijk voorstel te geven, waarvan ik de portée niet kan overzien en daarom zou ik de vraag willen doen is het absoluut onmogelijk om in cijfers een overzicht te geven van de besparing, die wij daardoor zullen bewerkstelligen en, wanneer het geen besparing is, van de vermeerdering van de uitgaven, die wij daardoor zullen krijgen? Zoo lang wij dat niet doen, gaan wij eenvoudig op gevoels argumenten af en dan heb ik de overtuiging, dat wij ons eenvoudig niet kunnen verdedigen. Ik heb, als ik over deze zaak sprak, nooit een afdoend antwoord ge kregen. Mijnheer de Voorzitter, wanneer het mogelijk zou zijn, zou ik er bijzonder prijs op stellen dat er werk van wordt gemaakt, dat in cijfers wordt uitgedrukt, wat de verdere mechaniseering van het bedrijf aan het bedrijf en daardoor aan de gemeente aan voordeel zal brengen. De heer BuielMijnheer de Voorzitter, ik heb de exploitatierekening van het Reinigingsbedrijf eens inge keken en het wil mij voorkomen, dat men eigenlijk de exploitatierekening van 1932 had moeten nemen, in plaats die van 1931. Ik meen dat het dan het geval zou zijn zoo althans heb ik het uit de stukken opgemaakt dat de rekening over 1932 vermoedelijk iets hooger was. Waar men zich beroept op de regelmatige uit breiding van den dienst, ligt het ook voor de hand, dat in 1932 de exploitatie duurder is geworden. Wanneer ik de exploitatierekening naga, dan kom ik voor 1931 op 45.650.—, zegge 46.000.— rond, terwijl thans wordt gerekend op 37.000.—, wat ten slotte een klein verschil is van 9000.—.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 55