500 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. de verschillende zaken ik kan misschien een enkele opmerking vergeten hebben, maar dat weet ik niet en de geheele geschiedenis van de voorbereiding van deze zaak zoo goed mogelijk te hebben uiteengezet en ik meen ook bovendien, dat ik aan de offerte, die op het laatste oogenblik is binnengekomen, toen de geheele zaak al in kannen en kruiken was, het noodige recht heb laten wedervaren. Het is ook mogelijk, als wij deze zaak uitstellen, dat morgen de Fiat-maatschappij b.v. pogingen in het werk stelt om een roltrommelwagen in werking te stellen; ook dan zal men de zaak misschien wel weer opnieuw willen uitstellen en als die zaak dan aanhangig is, komen er misschien wel weer anderen met een dergelijken wagen en zal men op die manier als maar weer de zaak moeten uitstellen. Als de Raad nu meent dat een dergelijke offerte aanleiding moet zijn om deze zaak uit te stellen, laat ik dat graag aan den Raad over; misschien dat ik daar in latere gevallen wel eens mijn consequenties uit zal trekken, maar het lijkt mij toch wel bezwaarlijk om op die manier tot resultaten te komen. Ik meen thans die inlichtingen te hebben verstrekt, die het waarschijnlijk den Raad zullen mogelijk maken, dat er kan worden beslist of deze zaak langer of korter tijd zal worden aangehouden of niet en ik hoop dat de Raad op het oogenblik ook zal kunnen beoordeelen dat bet hier gaat om méér dan de principiëele vraag, die door den heer Muller is gesteld, of überhaupt tot ver dere mechanisatie zal moeten worden overgegaan of niet. Want ingeval dat niet gebeurt, zal het noodig zijn dat Burgemeester en Wethouders de geheele begroo ting van de Reiniging terugnemen, omdat de cijfers dan zullen moeten worden omgewerkt en dan zal er in moeten worden voorzien op welke wijze het geld ge vonden moet worden, dat dan in verband met de meer dere kosten van de Reiniging noodig is. D,e VoorzitterIk zou thans willen voorstellen het voorstel van de heeren Hofstra en Stobbe in stemming te brengen. Ik vermoed dat het de bedoeling van de heeren Hofstra en Stobbe is om niet den post als zoo danig te schrappen, maar om dien aan te houden. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter, ik geloof toch dat het feitelijk beter is, dat wij eerst uitmaken öf wij tot verdere mechanisatie zullen overgaan, ja of neen en bijaldien wordt besloten dat tot verdere mechanisatie zal worden overgegaan, dan te besluiten tot aanhouding van dezen post. Ten opzichte van die kwestie zou ik nog één vraag willen stellen over iets, dat mij niet duidelijk is gemaakt. De wethouder van de Bedrijven heeft zoopas gezegd dat, indien wij niet tot mechanisatie overgaan, het be drijf van de Reiniging belangrijk duurder zal worden. Ik heb dat nog niet kunnen begrijpen en ik heb ook nog niet kunnen hooren hoeveel het dan duurder zal worden. De heer Westra (wethouder): De kosten worden 8000.—' hooger. De heer Muller: 8000.— hooger? Zit dat dan in het personeel? De heer Westra (wethouder): Ja. De heer Muller: U moet toch ook op de aanschaffing van die Faunwagens rekenen. De heer Westra (wethouder) Daarop wordt dit jaar niet afgeschreven, maar in elk geval, wanneer wij niet tot aanschaffing daarvan overgaan, zullen de kos ten van de Reiniging dit jaar ongeveer 8000.— hooger wezen, doordat er meer personeel moet worden aange steld en er meer paarden zullen moeten worden onder houden. De heer Vromen: Hoeveel menschen meer De Voorzitter: Mag ik misschien een voorstel doen tot aanvulling van het voorstel van de heeren Hofstra en Stobbe Ik zou dien heeren het volgende willen aanraden: zou het niet mogelijk zijn om naast het voor stel van de heeren volgno. 70 sub d te lezen als volgt: .aanschaffing huisvuilwagens memorie." Daarmee is dan tevens ook over de principiëele kwestie beslist. Het is inderdaad juist wat de heer Westra zegt: als die post van de begrooting af gaat en men die er niet op wil hebben, zal ook de begrooting van de Reiniging verder gewijzigd moeten worden. Als echter die post voor memorie wordt uitgetrokken, zal het mogelijk zijn op deze begrooting door te werken; als wij in Januari van Gedeputeerde Staten machtiging krijgen tot het doen van uitgaven, enz., kunnen wij voorloopig in de maand Januari hier wel mee doorgaan en dan kan daarna hierover een beslissing worden genomen. Als de heeren Hofstra en Stobbe zich daarmee kunnen ver eenigen, dan zal ik dat voorstel in stemming brengen. De heer Vromen: Mijnheer de Voorztiter. Als ik over dat voorstel nog het een ander zou willen zeggen, dan is dat juist naar aanleiding van hetgeen de wethouder van de Bedrijven heeft opgemerkt. Ten slotte is door den wethouder van de Bedrijven zoo uitvoerig mogelijk toegelicht wat hij van de zaak weet, maar dat neemt niet weg, dat in de derde sectie aan de Raadsleden, die daar het woord hebben gevoerd over deze zaak. ook van de zijde van het college inlichtingen zijn verstrekt, die daar niet geheel mee kloppen. Dat beteekent niet, dat hier door den heer Westra iets is gezegd, dat niet juist is, maar dat is een gevolg van het feit, dat hij niet met de zaak op de hoogte is geweest en dat schemert ook door in wat de wethouder zegt, als hij opmerkt dat er door de firma Rosier met enkele leden van het college over die wagens is gesproken, want de wethouder zelf was toen uit de stad. Ofschoon er in de sectieverga dering zeer uitvoerig op die zaak is ingegaan en de daar aanwezige wethouder heeft gezegd, dat hij zeer belangstellend was naar het resultaat van het onder zoek van dien wagen, is die kwestie niet volkomen tot haar recht gekomen in de Memorie van Antwoord en dat maakt het voor de leden, die in die sectievergade ring aanwezig waren, onomstootelijk noodzakelijk dat deze zaak wordt aangehouden. De inlichtingen van den heer Westra zijn van den Directeur en de inlichtingen, die ik heb, zijn van den belanghebbende, ik wil dat volkomen erkennen. Er zijn ook fouten begaan door den belanghebbende, dat wil ik ook" erkennen, maar die zijn uit bescheidenheid voort gekomen, waardoor hij niet met zijn aanbieding bij het college is gekomen, maar aan den Directeur van de Rei niging heeft gevraagd: als ik in Holland een behoorlijke wagen laat construeeren voor mijn eigen risico en ik zorg dat wij die hier tijdig in Leeuwarden krijgen, wilt U die dan zien en heeft die wagen dan kans dat er over wordt beraadslaagd en dat dus niet van te voren vaststaat, dat er per sé buitenlandsche wagens moeten komen? Op een bevestigend antwoord van den Direc teur heeft toen de firma Rosier het risico op zich ge nomen om een Hollandsche wagen te laten constru eeren, die geschikt was. Die wagen is hier voor den eersten keer geweest op 8 of 9 December, hij is toen gezien door den Directeur van de Reiniging en ook door een van de wethouders en hij is ook niet gewei gerd, daar de Directeur aan de belanghebbende firma heeft gezegd, wat voor aanmerkingen hij op den wagen had. Op grond van die aanmerkingen van den Directeur is toen die wagen weer teruggegaan en zijn daaraan de noodige verbeteringen aangebracht en het is niet toe vallig, dat eenige weken later die wagen hier terug kwam, zooals hij op advies van den Directeur was ver anderd. Er is toen onmiddellijk meegedeeld dat die Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 501 Voortzetting der vergadering op Donderdag 29 December 1932. wagen weer aanwezig was ja, de wethouder van de Bedrijven schudt van „neen", maar ik heb hier mee gedeeld wat de belanghebbende mij heeft gezegd en hij weet, wat hij hier heeft meegedeeld, van den Directeur en beide mededeelingen kunnen niet waar zijn, maar alle aanwijzingen pleiten er voor dat juist is, wat ik heb I meegedeeld. Als op 9 December door den belangheb bende wordt gezegd: hier is een wagen, die door den Directeur en door een van de wethouders is gezien en waar zij zich voor interesseeren, want er zijn verschil lende aanmerkingen door den Directeur gemaakt o.a. ten opzichte van den achterkant van den wagen, die volgens hem 1 klep moest hebben in plaats van 2 klep pen ik noem hier nu toch concrete feiten deze dingen zullen worden veranderd, de wagen gaat terug en er zullen verschillende andere verbeteringen worden aangebracht en dan hebben die heeren de belofte ge- I daan. dat zij zullen terugkomen om den wagen te zien I demonstreeren en als dat alles absoluut klopt met wat de wethouder in de sectie heeft gezegd, n.l. dat binnenkort de wagen zou terugkomen, dat deze dan gedemonstreerd zou worden en dat dan ook de Raads leden in de gelegenheid zouden zijn om hem te zien I waar ik absoluut niet een groote waarde aan hecht, dat ben ik wel met den wethouder eens -dan meen ik toch dat uit die beide, onafhankelijk van elkaar staande, feiten wel blijkt de waarheid van deze geschiedenis. En dan zeg ik dat er iets gehaperd heeft aan de samen werking tusschen de leden van het college onderling. Natuurlijk is dat mogelijk in deze drukke dagen, maar als ik zeg dat in de sectie door den wethouder is mee gedeeld: „die wagen zal zijn te zien, ook voor de Raads leden en ik interesseer mij daar ook voor met het oog op de kostencijfers" en deze uitlating van den wethou der hier juist is geciteerd door 4 verschillende men schen, die in de sectievergadering aanwezig waren, n.l. door de heeren Weima, Oosterhoff, IJtsma en door mij, dan is dat geen fictie en geen fantasie en dan consta teer ik, dat er iets gehaperd heeft bij het college. Ik ben niet deskundig, maar ik meen dat wij hier de voorlichting moeten hebben van een technicus en dat wij daarom deze zaak moeten aanhouden, niet omdat wij geen vertrouwen stellen in den wethouder van de Bedrijven, maar omdat wij hier staan voor een dubium en wij toch maar niet in goed vertrouwen genoegen hebben te nemen met wagens uit het buitenland, die ons 63.000.— kosten, terwijl het mogelijk kan zijn dat wij gelijkwaardige wagens uit Nederland kunnen krij gen voor 27.000.—. De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. ik zou nog een enkele opmerking willen maken. De Directeur van de Reiniging heeft mij uitdrukkelijk meegedeeld, dat hij den wagen wél heeft gezien, maar dat hij géén opdracht heeft gegeven; hij heeft wel die zaak besproken met den technischen man van het be drijf, Van der Meulen, en hij is er met dezen wel bij geweest, maar hij heeft daaromtrent geen aanwijzingen gegeven. Het is niet juist dat de firma op zijn aanwij zingen veranderingen aan den wagen heeft moeten aan brengen en hij heeft ook geen opdracht gegeven om hier opnieuw met dien wagen te komen demonstreeren. De Directeur is nog apart bij mij gekomen om mij dat mee te deelen, want ik wist zelfs niet, dat de wagen nog opnieuw hier zou komen; dat is mij pas j.l. Vrijdag be kend geworden, toen de Directeur bij mij kwam en zei: het spijt mij, dat ik U opnieuw lastig moet vallen, maar die wagen is weer hier. Ook de offerte heeft mij nadien inmiddels bereikt. Wat mij betreft is deze zaak vol komen correct behandeld en is ook in het belang van de gemeente aan die offerte nog de noodige aandacht geschonken, maar er is zelfs geen vergadering van Burgemeester en Wethouders meer geweest, waarin wij die zaak nader hebben kunnen bespreken. Ik kan verder ook nog mededeelen, dat de boven bouw van de Faunwagens hier in Holland zal worden gemaakt op een werkteekening van de Faun-fabrieken en ook dat dit bedrijf zelf heeft aangeboden, dat 60 van de koopsom kan worden betaald in zuivelproduc ten, die uit Nederland naar Duitschland kunnen worden uitgevoerd. Deze voorwaarde is op eigen initiatief van het Faun-bedrijf door dit bedrijf aanvaard; ik meende dit nog even te moeten mededeelen, opdat ook de Raadsleden daarmee op de hoogte zullen zijn. De Voorzitter: Ik zou ook over wat ik hier zelf van weet en wat er over in het college is gesproken, een kleine mededeeling willen doen. Ik weet ook van deze zaak wel het een en ander en ik kan wel mededeelen, dat op een gegeven dag een van de leden van de firma Rosier bij mij kwam met de boodschap: wij kunnen ook wel huisvuilwagens leveren. Ik heb toen gezegd dat zal wel, die firma's zullen er wel meer zijn, maar dan zeker met toepassing van een geheel ander systeem. Ik heb echter naar aanleiding van dat onderhoud die zaak toen ook in de wethoudersvergadering besproken en ook met den Directeur, waarbij toen ook al bleek, dat die wagens wel veel en veel goedkooper waren, maar dat zij op technische gronden minder goed werden ge oordeeld. Daarna hebben wij van die firma mededeeling gekregen, dat er zoo gauw mogelijk een andere wagen zou worden gemaakt, niet geheel zooals het Duitsche model was, waarvan de foto's hier in de portefeuille liggen want dat mocht niet maar iets anders, hoewel het dan toch vrijwel op hetzelfde zou neerkomen. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik zou er nog iets aan willen toevoegen ter voor koming van misverstand. Zooals de heer Vromen het voorstelt, zou er niet voldoende voeling zijn gehouden over deze zaak tusschen de leden van het college onder ling en de zaak waar hij op wijst is dan deze, dat op 9 December, dat is op den dag dat de laatste sectie bijeenkwam, die wagen is gedemonstreerd. Die datum van het demonstreeren van den wagen is juist. Dien dag is de heer Rosier bij mij gekomen en laat ik nu maar precies vertellen, dat hij van te voren ook al bij mij was geweest. Hij had mij reeds te spreken gevraagd en ik heb toen gezegd dat ik voor deze affaire heel weinig voelde, want mij was gebleken dat, toen de Faunwagens in de Commissie voor de Reiniging in behandeling waren, onmiddellijk daarna een vertegen woordiger van de firma Rosier bij den Directeur van de Reiniging was gekomen en daar toen een aanbieding heeft gedaan voor andere wagens. Dat deed mij per soonlijk niet aangenaam aan; ik weet niet hoe de andere leden dat voelen, maar wanneer een zaak, de gemeente betreffende, in een Commissie voor de Bedrijven is behandeld ;en er komt dan onmiddellijk daarna een andere firma, die daar heelemaal niets van kan weten, een andere aanbieding doen, dan vind ik dat eigen aardig. Maar enfin, de heer Rosier heeft mij toen dui delijk trachten te maken dat hij, wat hem betreft, daar volkomen onschuldig aan was en ik heb toen maar de zaak verder met den heer Rosier besproken. Daarna is er een wagen gedemonstreerd en ben ik die op ver zoek van den heer Rosier gaan bekijken. Het was toen kwart voor twee en het bleek toen, dat de wagen nog niet volkomen in orde was; er mankeerden nog allerlei dingen aan, maar de heer Rosier heeft toen gezegd dat, als men hem 3 dagen den tijd gaf, de zaak in orde zou zijn. Ik heb daarna den heer Rosier geadviseerdwend U dan tot Burgemeester en Wethouders en verzoek het college dan den wagen voor hen te mogen demonstree ren; dan zullen Burgemeester en Wethouders en ook de Commissie voor de Reiniging in de gelegenheid zijn de zaak in haar geheel te bezien en dan zullen de heeren, die de werking van den Faunwagen hebben gezien, ook in staat zijn een vergelijking te maken. Dat was voor mij wel van beteekenis, omdat het prijsverschil nog al

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 60