502 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932. belangrijk was en dit iets is, dat mij wel degelijk aan gaat. Ik heb er daarna voorloopig niets meer van gehoord; ik heb wel gehoord, dat de nieuwe wagen was gearri veerd en dat de inhoud was gemeten door den Direc teur, zooals deze ook in zijn rapport aangeeft, tot op 23 December de heer Rosier weer bij mij kwam. Ik heb hem toen gevraagd: is het niet verstandiger, dat U zich in de eerste plaats wendt tot den wethouder van de Bedrijven, omdat dit hem toch in de eerste plaats aan gaat. De heer Rosier had toen nog nooit of nimmer eenige aanbieding gedaan en ik heb toen gezegd dat dat toch iets was, waar hij dan ten spoedigste mee moest beginnen. Dat heeft hij toen gedaan en verder is er mij van de zaak niets bekend. Dat is de reden geweest, waarom ik betreffende het demonstreeren van den wagen in de sectie iets heb meegedeeld. Maar ik ben van meening, dat bij een actie van een leverancier deze in de eerste plaats van den leverancier moet uitgaan; als hij naar zijn meening een wagen heeft, die goed is, moet hij zijn best doen dezen wagen te plaatsen. En dan moet ook van hem het ver zoek tot demonstratie uitgaan. Wil de Raad daaraan gevolg geven, dan heeft hij slechts in dien geest te beslissen. In elk geval, ik geloof, dat wij hier in het algemeen de volle maat hebben gegeven aan de firma in kwestie. Ik zeg niets over de activiteit van de firma de heer Vromen noemde het bescheidenheid, maar men zou het ook een verkeerde wijze van behandeling kunnen noe men, dat is maar een kwestie van appreciatie. Het gaat hier nu om de belangrijke kwestie, of wij 4 of 7 wagens zullen moeten nemen en het gaat er ook om of wij 4 of 7 chauffeurs noodig zullen zijn. Het gaat dus ook om het aantal menschen, dat noodig zal zijn; de heer Hofstra mag dan met het hoofd schudden, maar daar komt het in de practijk toch op neer. Het is hier een zeer belangrijke kwestie en de Raad moet wel in de gelegenheid zijn om die ten volle te overzien. De heer HofstraMijnheer de Voorzitter, ik zou gaarne willen overgaan tot stemming, maar de wet houder van Financiën heeft eenige opmerkingen ge maakt en daarom neem ik de vrijheid daar enkele op merkingen tegenover te stellen. Het komt mij wensche- lijk voor als lid van de Commissie voor de Reiniging te verzekeren, dat niemand van de Commissieleden voor 1.1. Maandagmiddag wist, dat er een wagen ter bezich tiging in Leeuwarden was. Het is mij een onmogelijke gedachte, dat de wethouder van Financiën heeft kunnen opmerken, dat het hem bevreemdend voorkwam, dat toen in de Commissie voor de Reiniging over de aan schaffing van de Faunwagens werd gesproken, ter zelfder tijd een aanbieding kwam van de firma Rosier, alsof het haar door Commissieleden zou zijn medege deeld. Dan kan ik de geheele Commissie vrij pleiten, omdat de 4 leden van de Commissie pertinent kunnen verklaren, dat zij noch met de eene, noch met de andere partij hebben gesproken over deze zaak. Het is een uit gemaakte zaak, dat geen van de leden van de Com missie hieromtrent iets heeft geweten. Ik wil dit uit drukkelijk verklaren. Het blijkt ook uit de betoogen van verschillende leden, dat zij het op prijs stellen dat zij den wagen hebben gezien, maar dat het hun eigenlijk wel vreemd voorkwam dat binnen zoo korten tijd door de nationale industrie iets gefabriceerd werd op dit ge bied, maar in tegenstelling met het college van Bur gemeester en Wethouders heb ik mij er over verheugd, dat de nationale industrie zoo'n wagen kan leveren, die behoorlijk voor ons bedrijf is ingericht. Ik wil er voor loopig niets meer van zeggen. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben er geen bezwaar tegen om volgno. 70 (Uitgaven, Kapi- taaldienst), sub d, thans gesteld op 63.000.—, uit te trekken voor .memorie". Verlangt de Raad stemming daarover Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten, waarmede tevens een beslissing is genomen ten aanzien van het voorstel van de heeren Hofstra en Stobbe. De beraadslagingen worden gesloten. De ontwerp-begrooting van de Gemeentereiniging, zooals deze onder volgno. 70 d is gewijzigd, wordt, na vaststelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen vastgesteld. De ontwerp-begrootingen van de Stads Bank van Leening en het Openbaar Slachthuis worden, na vast stelling van de verschillende volgnos. van Baten en Lasten, met algemeene stemmen onveranderd vastge steld. Te 11.43 uur namiddags doet de Voorzitter tot het doen van enkele mededeelingen in besloten vergadering de deuren sluiten. Na hervatting van de openbare vergadering wordt deze geschorst. Op Vrijdag 30 December te 2 uur namiddags wordt de vergadering voortgezet. Alsdan zijn aanwezig aanvankelijk 25, later 26 leden. Afwezig zijn de heeren: M. Molenaar, Hettinga en Hofstra. Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegrooting. De Voorzitter: Het is tot nog toe altijd gebruik ge weest om met de Uitgaven te beginnen en wij zullen dat gebruik ook nu maar handhaven, hoewel men er in den tegenwoordigen tijd wel toe zou komen om eerst maar liever met de Inkomsten te beginnen en dan te kijken hoe ver wij komen. Wij zullen nu echter het gebruik toch maar handhaven en met de Uitgaven be ginnen; ik zou zeggen, wij moeten het maar als een gelukkig teeken beschouwen, dat wij die oude gewoonte nog kunnen handhaven. Gewone Dienst. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 178236 worden onveranderd vastgesteld. HOOFDSTUK III. Openbare veiligheid. De beraadslagingen worden geopend. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou naar aanleiding van dit Hoofdstuk gaarne iets in het algemeen willen zeggen. Het vorig jaar is de zaak van het Georganiseerd Overleg bij de politie hier ook reeds besproken en ook dit jaar is die zaak in de secties aan gesneden. Het vorig jaar is toegezegd, dat de regeling ter uitvoering van de Ambtenarenwet-1929 in voorbe reiding was. Die Ambtenarenwet-1929 is nu reeds eenige jaren in werking en dus ook art. 125, dat handelt over de regeling bij publiekrechtelijke lichamen, andere dan het Rijk. Ook dat artikel is op 1 September 1930 in werking getreden en het staat er dus zoo voor, dat ingevolge art. 125 de verschillende regelingen bij andere publiekrechtelijke lichamen dan het Rijk uiterlijk 1 Sep tember 1931 klaar hadden moeten zijn. In dat verband meende ik dus toch op eenigen spoed te moeten aan dringen ten opzichte van de regeling van deze materie. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 503 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932. Het verheugt mij dan ook dat het daarmee thans zoover is, dat er in de Memorie van Antwoord staat, dat die zaak nu in een vergevorderd stadium van voorbereiding is. Ik zou echter vooral thans graag willen dat er spoed werd betracht, omdat al weet ik wel, mijnheer de Voorzitter, dat het tot Uw bevoegdheid als hoofd van de Politie behoort ik meen dat er plannen in voor bereiding zijn tot reorganisatie van de politie of van bet politiewezen en ik graag zou willen, dat, voordat er over die zaak is beslist, het Georganiseerd Overleg voor de Politie in kruiken en kannen is, opdat die zaak met het personeel bekeken kan worden en dat personeel daarover ook zijn advies kan uitbrengen. Ik geloof dat in het algemeen wel geldt dat het lagere personeel, dat in dienst is, in den regel met de practijk van de zaken beter op de hoogte is dan de uitstekendste superieuren, die niet altijd met de practijk van den dienst zoo goed op de hoogte zijn en dat dus dit per soneel waardevolle adviezen zal kunnen geven. Ik dring er ook op aan, ook in verband met een ander punt, dat in de secties behandeld zal worden en dat ook het politiewezen en vermoedelijk ook de reorganisatie be treft ik geloof althans wel dat daaromtrent iets op het program staat dat daarbij ook de gedachtengang van het personeel zal worden geraadpleegd. En ik zeg dat niet zonder reden, want ik vrees, dat de Commis saris, dien wij op het oogenblik hebben, daar wel ietwat te weinig rekening mee houdt. Ik meen dat hij soms zelfs niet eens tot overleg genegen is met de onder hem staande inspecteurs en hun adviezen blijkbaar niet noodig acht en als dat waar is, zal hij nog minder prijs stellen op de adviezen van het lagere personeel, die toch ook zeer waardevol kunnen zijn en in het belang van het politiepersoneel, den dienst en dus ook in het belang van de stad. Dat zijn in hoofdzaak de opmerkingen, die ik ten opzichte van deze zaak in het algemeen naar voren wenschte te brengen. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Wat het punt Georganiseerd Overleg voor de Politie betreft, sluit ik mij aan bij den aandrang, dien de heer Wiersma heeft uitgeoefend en waarbij hij er op aandringt, dat die zaak in orde komt. In verband hiermede zou ik nog een vraag willen stellen. Waar het Ambtenarenregle ment nog niet heelemaal klaar is en het ontwerp daar van door Burgemeester en Wethouders klaar gemaakt wordt, zal dat zeker een punt van bespreking uitmaken in het Georganiseerd Overleg en nu zou ik deze vraag willen stellen Is het niet mogelijk dat, voordat het Ambtenarenreglement, waarin ook de belangen van de politie zullen zijn opgenomen, in behandeling komt bij het Georganiseerd Overleg, het Georganiseerd Overleg voor de politie reeds klaar is, opdat ook dit personeel bij de behandeling van het Ambtenarenreglement van zijn gevoelens zal kunnen doen blijken? Een andere kwestie, die ik hierbij ter sprake zou willen brengen, is een zeer ondergeschikte kwestie, die ik echter toch in het belang van de veiligheid van het grootste belang acht. Het heeft mij n.l. gefrappeerd, dat men op bepaalde plaatsen in de stad eigenmachtig houten opritten heeft gemaakt vanaf de openbare straat naar het trottoir en dat men die niet alleen overdag laat liggen, als men ze nog kan zien, maar ook als de zon al is ondergegaan. Dat is iets, waar de fietsers de grootste ongelukken mee kunnen krijgen en ik zou willen vragen om daar scherper op toe te zien. Ik be doel dat er opritten worden gemaakt, zooals er een is neergelegd op den Nieuweweg bij de firma Molenaar, handel in bakkersartikelen. De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil be ginnen met een woord van waardeering uit te spreken tegenover U als hoofd van de Politie voor de wijze, waarop U, ook na een daartoe gedaan schriftelijk ver zoek mijnerzijds, waarop ik een antwoord heb gekre gen, waarvoor ik ook mijn waardeering wil uitspreken, verschillende verkeersvraagstukken hebt opgelost. Hoewel ik in het algemeen ook waardeering heb voor de verlichting, zooals die over het algemeen in Leeu warden is, meen ik toch te moeten wijzen op den toe stand aan den Harlingertrekweg, die m. i. vrij veel te wenschen overlaat. Als men daar bij donker passeeren moet, blijkt dat er bijna geen verlichting is en voor zoover ik heb kunnen waarnemen is er voor de wonin gen, gelegen aan den overkant van den spoorwegover gang bij Schenkenschans, totaal geen verlichting. Het betreft hier toch ook inwoners van Leeuwarden, die toch ook recht hebben op behoorlijke verlichting en ik zou daarom die zaak graag onder de aandacht van het college van Burgemeester en Wethouders willen brengen. De Voorzitter: Er zijn algemeene opmerkingen ge maakt en speciale, waarop ik wil antwoorden. De heer Wiersma heeft gesproken over het Georganiseerd Overleg bij de Politie, maar hij heeft, evenals de andere leden, kennis kunnen nemen van wat daaromtrent in de Memorie van Antwoord staat, n.l. dat de voorstellen, die op grond van de Ambtenarenwet moeten worden gedaan, zich in een vergevorderd stadium van voor bereiding bevinden. Wat daarin is bepaald, zal ook gebeuren. Ik kan ook den heer Muller in dat verband antwoorden, dat in die wet staat, dat de betrokken per sonen over die zaak moeten worden gehoord, zoodat die aanstonds daarover ook hun meening zullen kunnen zeggen. De heer Wiersma sprak over de reorganisatie van de politie, maar dat lijkt mij toch wel een veel te groot woord. Wat is er gebeurd? Ik geloof dat bij de stukken een brief van den Commissaris van Politie heeft gele gen, waarin deze zegt, dat hij in plaats van een paar agenten liever een paar adjunct-inspecteurs heeft en dat hij aan het bestaan blijven van het posthuis in de Kanaalstraat niet veel hecht. Daar komt dan de reor ganisatie" op neer, zooals men dat hier met een groot woord noemt. Men moet dat zoo niet noemen, want dan zoekt men er veel achter; dan denkt men dat er veel zal gebeurendat de heele dienst als het ware onderst boven zal worden gehaald en dat er geen steen op zijn plaats zal blijven, maar dat is de bedoeling niet. Wij hebben op het oogenblik bij de politie 1 Com missaris, 1 hoofdinspecteur en 3 inspecteurs; de hoofd inspecteur is naast den Commissaris ook grootendeels belast met administratieve zaken en de vervanging van den Commissaris, terwijl van de 3 inspecteurs, waar wij hier het drieploegenstelsel hebben, telkens één 8 uren dienst doet. De toestand is echter zoo dat, als men op het bureau de zaken voor elkaar wil houden, er altijd een inspecteur op het bureau aanwezig moet zijn en het is ten slotte daardoor, dat wij hier die dingen krijgen als waarop de heer Muller ook aanmerking maakt. Die aanmerking is zeer juist en ik zou die met zeer veel andere kunnen aanvullen; het is juist dat die dingen voorkomen en ook dat dit niet zoo mag zijn; zij zijn enkel een gevolg daarvan, dat elke controle op straat ontbreekt. Dat is hier de heele kwestie. Nu zegt de Commissaris: ik meen dat ik voldoende agenten heb en ik besteed liever het salaris van 3 agenten voor een paar adjunct-inspecteurs, waardoor het mogelijk is dat wij eenige controleurs op straat krijgen, want voor dienst komen de inspecteurs hier heel weinig op straat. Dat is een onjuiste toestand, die voorkomen kan wor den, zonder dat het de gemeente iets behoeft te kosten. Dat is de kwestie van de „reorganisatie"; zoo diep tast die dus de politie niet aan. Ik geloof verder niet dat het noodig is en ik wil hier ook wel openlijk zeggen dat ik dat óók niet van plan ben om aan het lagere personeel te vragen, hoeveel inspecteurs er hier in Leeuwarden moeten zijn;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 61