506 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932.
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
vergeten zijn licht te ontsteken of dat hij maar raak
rijdt, zonder zich ergens om te bekommeren. Dat is niet
gemakkelijk en ook niet om te zeggen wat zoo'n agent
in zoo'n geval moet doen, maar hij moet zeker niet doen
alsof hij niets ziet, want als alle agenten hetzelfde doen,
dan zijn er vandaag 2 die zonder licht rijden en morgen
20 en zoo gaat het door, tot binnenkort iedereen zonder
licht rijdt.
Wanneer men een agent heeft, die strijk en zet pro-
ces-verbaal opmaakt, wordt er al gauw gezegd: wat een
nummertjesmaker is dat; dat is ook zeker de bedoeling
niet. maar er zijn ook agenten bij het korps, die met
de bonnetjesmakerij wel wat aan den krappen kant
waren. Ik heb wel eens gezegd: laat men op het bureau
een lijst hangen van alle processen-verbaal, die er het
geheele jaar zijn gemaakt; dat zal dan misschien een
rem kunnen zijn voor degenen, die er wat veel hebben
gemaakt en zal er hen misschien toe brengen om er wat
minder te maken, terwijl het voor de agenten, die het
geheele jaar niets hebben gezien, misschien een aan
sporing zal zijn om eens wat beter om zich heen te
kijken. Het is natuurlijk heel moeilijk te beoordeelen,
ook voor de superieuren, of een agent te veel of te
weinig processen-verbaal maakt, maar ieder kan toch
wel begrijpen, dat het niet mogelijk is dat een agent
nooit iets ziet; men ziet zelf ook wel eens wat op den
weg, men zegt zelf ook wel eens: dat kon wel anders
en dat mag niet en dat is dus een onwillekeurige over
treding.
Het is echter niet bij den Commissaris van Politie en
bij mij ook niet het denkbeeld geweest om de hoeda
nigheid van een politie-agent af te meten naar het aan
tal bonnetjes, dat hij heeft gemaakt, want dat is ab
soluut mis en ik kan mij niet begrijpen al wil ik toe
geven, dat de mogelijkheid bestaat dat, zooals de heer
Wiersma zegt, dit hier of daar bestaat dat er Com
missarissen van Politie zijn, die daaraan hechten. Mis
schien dat er een enkele commissaris is, die dat wel
doet, maar ik kan mij niet voorstellen, waar ik met
zooveel commissarissen heb gesproken, dat daaraan
veel wordt gehecht. In elk geval, en dit als antwoord
aan den heer Molenaar, wij hechten daar hier niet aan.
Ik zal er persoonlijk altijd veel meer voor zijn om
iemand te waarschuwen; wanneer iets aan een auto niet
in orde is, maar het geen ernstige dingen betreft, zou
ik willen zeggen: kom morgen om 10 uur aan het bureau
en laat zien, dat de zaak in orde is en als de zaak dan
voor elkaar is, zou ik den betrokkene willen wegsturen
met de boodschap: ga heen en zondig niet meer. Dat
lijkt mij het systeem toe, maar dat systeem ontbreekt
hier nog, omdat de personen daarvoor niet aanwezig
zijn en daarmee hangt dan ook de voorgenomen reor
ganisatie samen.
Ik ben bij mijn beantwoording wat uitvoerig geweest,
omdat ik niet wil dat men hier den indruk krijgt, dat
de bedoeling van mijn zeggen is geweest dat iemand,
die in geen 3 jaar een proces-verbaal heeft gemaakt,
daarom geen goed agent kan zijn, maar wel om aan te
toonen, dat men hier een uitvloeisel heeft van bepaalde
eigenschappen van een zekere categorie van politie
agenten.
De heer Hooiring heeft nu nader aangegeven dat hij
den geheelen weg meende; hij gaf eerst meer den indruk
dat het ging om den overweg, maar als het gaat over
het eerste gedeelte
De heer HooiringIk wil den geheelen weg ver
lichten, maar waar ik den overweg noemde, deed ik dat
meer als plaatsaanduiding.
De Voorzitter: Wij zullen die zaak nog graag nader
onder de oogen zien.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, ik heb
nog iets gezegd ten opzichte van de kleeding, over het
feit of de agenten behoorlijke winterkleeding hebben.
De Voorzitter: Ik kan de verzekering geven, dat de
agenten in den winter behoorlijk gekleed worden. Ik
weet niet precies uit het hoofd wat zij dragen, maar ik
kan wel toezeggen, dat zij geen koude zullen lijden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgnos. 237253 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 254. Subsidie aan de Vereeniging „Pro
Juventute" f 150.—,
Volgno. 255. Subsidie aan de af deeling Friesland
van het ,,Nederlandsch Genootschap tot zedelijke ver
betering van gevangenen"gevestigd te Leeuwarden
f 100.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik zou in het
algemeen willen vragen, welke maatstaf wordt aange
legd voor het geven van subsidies. Ik heb hier op het
oog volgnos. 254 en 255, het subsidie aan de Veree
niging ,,Pro Juventute" en het subsidie aan de afdeeling
Friesland van het ,,Nederlandsch Genootschap tot
zedelijke verbetering van gevangenen, afdeeling Leeu
warden. Ik heb de stukken nagezien en het bleek mij,
dat de eerste vereeniging ,,Pro Juventute" een batig
saldo in kas heeft van 902.09 en dat de volgende ver
eeniging ook nog een voordeelig saldo heeft van
172.58 over 1931. Ik geloof toch dat de Armenwet
De heer Koopal: Armenwet?
De heer Buiel: Ja. de Armenwet eischt dat subsidie
wordt gegeven, alleen wanneer het strikt noodzakelijk
is. Hoewel ik ten zeerste met deze reclasseeringsinstel-
lingen sympathiseer ik ben er zelf ook 12 jaar lid van
geweest vind ik, wanneer een vereeniging 902.—
over heeft, dat wij niet moeten gaan zeggen: nu geven
wij nog subsidie ook, zoodat men krijgt kapitaliseering.
Ik zou hieromtrent gaarne eenige inlichtingen willen
hebben.
De Voorzitter: Ik kan den heer Buiel antwoorden,
dat eigenlijk de maatstaf, waarop wij subsidies geven,
geen andere maatstaf is dan de waardeering, die de
Raad heeft voor verschillende soorten van vereenigin-
gen. Een andere maatstaf is er niet. Om maar iets te
zeggen: het feit, dat de Vereeniging tot zedelijke ver
betering van gevangenen wordt gesubsidieerd met
100.— en de Friesche Orkest Vereeniging met
16.000. is een kwestie van appreciatie, die verband
houdt met het werk en de uitgaven, die voor de uit
voering van het werk worden gedaan. Wanneer de Raad
erg gesteld was op het Genootschap tot zedelijke ver
betering van gevangenen, dan zou dit subsidie mis
schien worden verhoogd en wanneer de Raad zou zeg
gen, het kan wel met 50.— toe, dan wordt 50.—
gegeven. Een andere maatstaf is er niet en is er ook
nooit geweest. Ik voor mij kan geen anderen maatstaf
vinden.
De heer Buiel: Er is toch wel een andere maatstaf.
Er staat uitdrukkelijk in artikel 14 der Armenwet:
,,3. Zij worden niet verleend, dan nadat aange
toond is enz.
b. uit de rekening en verantwoording van de
inkomsten en uitgaven van de instelling over het
laatst afgeloopen jaar en de begrooting voor het
loopende of volgende dienstjaar, dat de subsidie
volstrekt noodzakelijk is;"
Als men op de waardeering van het werk eener veree
niging afgaat, hoeveel aan een vereeniging aan subsidie
ten goede zal komen, laten wij dan zeggen, wij doen er
een paar duizend gulden bij. De Roomsch-Katholieke
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 507
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
Redasseeringsvereeniging, die ook op deze wijze werkt,
heeft het nooit over zich kunnen verkrijgen om een sub
sidie te vragen. Mijn betoog komt dus hierop neer, dat,
waar gebleken is dat ,,Pro Juventute" een batig saldo
heeft van 902. men m. i. moet zeggen, nu gaan wij
geen subsidie van 150.— geven aan die vereeniging,
maar laten wij het liever geven aan een vereeniging,
die het méér noodig heeft, zooals er nog wel in Leeu
warden zijn.
De Voorzitter: Mijn opmerking, welke maatstaf in
het algemeen voor subsidieering van vereenigingen
wordt aangelegd, slaat niet enkel op deze twee veree
nigingen, die hier zijn genoemd, maar op alle mogelijke
vereenigingen, die worden gesubsidieerd. De kwestie
van den maatstaf in het algemeen is een kwestie, die
in de sectie had moeten worden besproken. Wanneer
U meent dat ,,Pro Juventute" op grond van de uitkom
sten van vorige jaren dit subsidie niet noodig heeft,
dan moet U voorstellen om 50.— te geven, maar
welke maatstaf moet worden aangelegd voor alle moge
lijke vereenigingen, is een zaak, die in de sectie had
moeten worden behandeld, waar men de verschillende
rekeningen had kunnen nazien, terwijl men op het
oogenblik geen inzage daarvan kan nemen. Daarom
zou ik zeggen, wij kunnen deze zaak nu niet behan
delen, ten minste voor een vlotte en volledige behan
deling van de zaak is het niet wenschelijk, het op deze
manier te doen. Ik wil dit opmerken, dat de vereeni
gingen, die op het oogenblik veel in kas hebben en het
subsidie niet noodig zouden hebben, dat die vereeni
gingen het vorige jaar, toen de subsidies ook verleend
werden, misschien ook al veel in kas hadden.
De heer Buiel: Toen was ik er niet!
De Voorzitter: Dat is waar, toen was LI er niet. Ik
weet wel, U is later gekomen en misschien bent U er
het volgende jaar
De heer Vromen: Vriendelijkheid is maar alles!
De Voorzitter: In elk geval, als U meent dat dit be
drag te hoog is, dan moet U een voorstel doen.
De heer Buiel: Neen, neen, ik wou alleen maar de
aandacht er op vestigen, dat de subsidies te hoog zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgnos. 254 en 255 worden onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 256268 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 269. Subsidie aan de Vereeniging .Leeu
warder Parkherstellingsoord" ƒ500.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Hetgeen ik
zooeven heb opgemerkt, geldt ook ten opzichte van dit
volgno., subsidie aan de Vereeniging „Leeuwarder
Parkherstellingsoord". Ik heb het lijvig rapport van
deze vereeniging heelemaal doorgewerkt en daaruit is
gebleken, dat de accountant zegt, dat de afschrijvingen
worden gedaan naar gelang van het voordeelige saldo,
dus, wanneer het saldo hoog is, wordt er veel afge
schreven en wanneer het laag is, wordt er weinig afge
schreven. Daar zit wel eenige logica in, maar wanneer
nu de vereeniging „Parkherstellingsoord" voor 1931
heeft afgeschreven 1990.— en dan nog een batig saldo
heeft van 1322.56, terwijl het batig saldo voor 1932
241.82 is, dan vind ik toch, dat het niet gaat om een
dergelijke vereeniging nog subsidie te geven, niet omdat
ik die vereeniging op zich zelf niet doelmatig vind, maar
omdat wij moeten uitgaan van de gedachte, die in de
Armenwet is neergelegd, n.l. dat men subsidies moet
geven aan vereenigingen, waarvoor het noodzakelijk is.
Ik vestig er de aandacht op, dat het toevallig veree
nigingen zijn van niet religieuzen aard, en dat er veree
nigingen van wel religieuzen aard zijn, die een dergelijk
verzoek niet doen en dus ook geen subsidie krijgen. Het
gevolg kan zijn, dat dergelijke vereenigingen het vol
gende jaar ook met een verzoek komen, vereenigingen
als de Roomsch-Katholieke Redasseeringsvereeniging
en de St. Vincentiusvereeniging. Ik vestig er de aan
dacht op. dat men hiermee een volgend jaar rekening
moet houden.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb
toevallig de eer bestuurslid te zijn van de Vereeniging
„Leeuwarder Parkherstellingsoord" en waar de heer
Buiel zich beroept op het batig saldo van 1932, dat
241.82 bedraagt, dan is het heel logisch, wanneer het
subsidie van de gemeente zou worden ingetrokken, dat
wij dan met een tekort zouden zitten. Ik heb dan ook
indertijd het verzoek om subsidie van harte onder
steund. omdat wij een tijd lang met een tekort hebben
gewerkt, dat wij aanvulden door een beroep te doen op
particulieren, hetwelk meermalen gelukte. Gezien de
crisisomstandigheden hebben wij dit niet langer kunnen
doen en wij hebben toen gezegd, misschien dat de
Gemeenteraad zooveel waardeering voor het werk van
Parkherstellingsoord heeft, dat men dit wil steunen,
zoolang wij dit noodig hebben. Wanneer het niet meer
noodig is, zullen wij geen subsidie meer vragen. Op
deze manier heeft ook „Practische Hulp" gehandeld,
omdat die vereeniging ook dit jaar het volle sub
sidie niet noodig heeft. De heer Buiel heeft het over de
afschrijvingen van Parkherstellingsoord gehad, maar
wij kunnen niet anders. Wanneer de heer Buiel zich de
moeite had getroost om eens een kijkje te nemen in
Parkherstellingsoord, dan was hij tot de ontdekking
gekomen, dat wij daar beschikken over houten ge
bouwtjes, die aan een groote slijtage onderhevig zijn,
waardoor wij groote bedragen moeten afschrijven. Ik
heb den vorigen keer het subsidie van harte verdedigd
met het oog op het feit, dat de vereeniging heel gaarne
wil overgaan tot uitbreiding van Parkherstellingsoord,
wat inderdaad zeer noodig is. Wij zouden gaarne wil
len, dat wij het naastliggende terrein konden koopen,
maar het ontbreekt ons op het oogenblik aan geld.
Wanneer de heer Buiel zich beroept op het batig
saldo van Parkherstellingsoord en het subsidie zou
worden ingetrokken, dan brengt hij deze vereeniging
in een onaangenamen toestand, waardoor dan het
voordeelig saldo zal verkeeren in een nadeelig saldo.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, zonder te
treden in de vraag, of het oogenblik, waarop de heer
Buiel deze kwestie ter sprake brengt, juist is, of dit niet
wat eerder had moeten geschieden, meen ik toch, dat
de zaak, die door den heer Buiel hier op het oogenblik
wordt aangeroerd, wel van voldoende beteekenis is, om
deze, in het bijzonder voor het volgende jaar, eens goed
onder oogen te zien. Het is en blijft toch feit, mijnheer
de Voorzitter, dat zelfs, wanneer men uitgaat van het
standpunt, dat waardeering, uitsluitend waardeering de
lijn aangeeft en het bedrag bepaalt, waarmede de Over
heid toont dat zij het werk van een vereeniging wil
waardeeren, een zeer eigenaardige toestand wordt ge
schapen, wanneer men een vereeniging met een batig
saldo van beteekenis ik bedoel geen bepaalde veree
niging, maar een vereeniging in het algemeen nog
met het vroegere bedrag subsidieert.
Voor mij persoonlijk, mijnheer de Voorzitter, is er
alle aanleiding, indien de rekening daaromtrent geen
voldoende gegevens verschaft en wanneer de begroo
ting voor het volgende jaar er op wijst dat nalatigheden
hebben plaats gehad, dat verzuimen zijn gepleegd en