512 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932. De heer Terpstra: Dan moet ik aannemen, dat de heeren er niets van weten of dat zij op het oogenblik willen toonen tot de onwetenden te behooren, maar ik meen te weten, dat men hier den regel wenscht te volgen, dien men bij andere orkesten ook wenschte, n.l. door een beetje meer te gaan in de richting van de z.g. volksconcerten. Mocht die gedachtengang juist zijn, dat het waar is, dat men in de richting van de volkscon certen wil gaan, dan geloof ik, al weer in het belang van het instituut, dat ik dit moet afraden. Want wat ziet men in Amsterdam? Daar heeft men een dergelijke reorganisatie ook toegepast en wat ziet men daar nu Dat die volksconcerten zeer goedkoop worden gegeven, maar tegelijk, dat de dames en heeren per auto daar heen gaan. Ik vind dat een tegenstrijdigheid; ik zou veel liever zien dat die autorijders dan maar eens wat ste viger contribuanten werden van de F. O. V., want dat zou helpen. Daarom wensch ik in den vorm van een voorstel een tweede en ernstiger poging te doen om de F. O. V. langs lijnen van geleidelijkheid aan te sporen om de energie, die ik mag verwachten dat bij het bestuur aan wezig is, uit te oefenen en in volle kracht te ontplooien. Daarom stel ik voor ,,Ondergeteekende stelt voor de thans voorge stelde subsidie aan de F. O. V. met 1000.— te ver lagen." De heer Muller: Nü zit er wat anders achter; nü doet U het niet alleen om het principe De heer Hoogland: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou graag iets in het midden willen brengen naar aanleiding van wat de heer Terpstra heeft gesproken en ik zou dat willen doen niet alleen als Raadslid hoewel ik hier misschien wel als Raadslid moet spreken maar ik voel mij daartoe ook gedrongen, omdat ik bestuurslid ben van de F. O. V. en omdat ik niet, als verschillende andere bestuursleden in ons midden, als zoodanig door den Raad ben aangewezen, maar uit de leden zelf ben voortgekomen. Nu heeft de heer Terpstra het bestuur eenige dingen in de schoenen geschoven, die ten deele onrechtvaardig en ten deele onjuist zijn. Het hoofdbetoog van den heer Terpstra gaat in deze richting, dat het bestuur niet met voldoenden ernst pogingen in het werk stelt om het particulier initiatief warm te maken voor deze zaak. Ik moet dat met klem bestrijden; er gaat van de F. O. V. geen bestuursvergadering voorbij, of het maakt een punt van zeer ernstige overweging uit, wat er toch zou kunnen worden gedaan, om maar het orkest nog ingang te doen vinden bij de bevolking en speciaal bij dat deel, dat in staat is om financieel behoorlijk dat orkest te steunen. Want dat mag hier wel eens een keer in het openbaar worden gezegd, het schijnt zoo langzamer hand hier in Leeuwarden geen ,,bon ton" meer te zijn om naar de concerten van de F. O. V. toe te gaan, maar het schijnt wèl zoo langzamerhand ,,bon ton" te worden om op dat orkest af te geven en dat is toch ten eenen male ongerechtvaardigd. Het gaat mij persoonlijk ook wel eens zoo, dat ik af en toe van de concerten wel eens niet volkomen bevredigd thuis kom, maar dat gaat niet alleen in Leeuwarden zoo, maar ook in de overige plaatsen en dat zal niet alleen in Leeuwarden met de concerten van het Friesche Orkest maar ook met die van andere orkesten wel gebeuren. Maar tegenover de enkele malen, dat men minder bevredigd thuis komt, staan ook avonden, die hier werkelijk een gebeurtenis zijn in het muziekleven. Er zijn hier de laatste jaren zeer voortreffelijke concerten gegeven en wij hebben hier ook zeer voortreffelijke solisten meegemaakt; wat het orkest doet en wat het dikwijls aan Leeuwarden weet te bieden met de beperkte middelen, waarover het be schikt, daarop is heel weinig aan te merken. Waar het aan ligt, weet ik niet, maar de belang stelling bij het publiek, dat het werkelijk kan betalen is niet zoo heel groot. Men hoort klanken van men- schen, die het absoluut niet kunnen weten, omdat zij er nooit komen, die in de richting gaan dat de concerten van de F. O. V. slechts door een 25 menschen worden bezocht en meer praatjes in die richting. Laat ik dan zeggen dat altijd een paar honderd en dikwijls een 300 400 of 500 menschen die concerten meemaken en dat het een zeer verblijdend verschijnsel is. dat speciaal de jongere menschen tegenwoordig ook opkomen en dat vooral de galerij ook in den tegenwoordigen tijd zeer voldoende wordt bezet. Ik heb geteld, dat bij het laatste concert alleen de galerij een 150 menschen bevatte. Wij moeten ook niet vergeten, dat deze concerten hier worden gegeven in de groote zaal van de Harmonie;! deze zaal leent zich daar in zooverre niet zoo goed voor omdat het aantal menschen, dat de concerten bezoekt! vaak klein lijkt in verhouding tot die groote zaal. Dan heeft het mij speciaal getroffen dat de heer! Terpstra het bestuur verwijt, dat het niet voldoende doet om de belangstelling van de leden te wekken. De heer Terpstra zal toch in de eerste plaats weten, dat verleden jaar is begonnen met het instituut van de kerk-1 concerten, om ook die categorie van inwoners, die liever niet in de Harmonie komt, de gelegenheid te bieden kennis te maken met de prestaties van het orkest. Ik meen dat er verleden jaar 2 of 3 kerkconcerten zijn gegeven en dan moet ik er op wijzen, dat het bestuur op het oogenblik ook pogingen aanwendt om in con tact te komen met een aantal Katholieke vereenigingen, i Wat betreft de andere poging, die door het bestuur is aangewend, n.l. om meer belangstelling voor het or- kest te wekken door het geven van z.g. populaire con certen, deze wordt door mij persoonlijk als mislukt beschouwd en ik kan ook wel zeggen, dat het bestuur deze poging niet anders heeft aangewend dan volkomen contre coeur. Ik weet, dat een dergelijke poging groote bezwaren heeft en ik meen persoonlijk dat wij het van j die concerten niet moeten hebben, maar heb mij op het standpunt gesteld wij voelen er niet veel voor. maar I laten wij het eens probeeren, misschien dat wij dan eens andere gezichten om ons heen krijgen. Wat die ..reor ganisatie" betreft, zou ik dus zeggen dat de heer Terp- stra de klok heeft hooren luiden, maar dat hij niet weet waar de klepel hangt. Nu is het begrip populair concert" zeer elastisch, maar ik kan den heer Terpstra de verzekering geven, dat geen haar op ons hoofd er aan denkt om muziek te doen geven als ,,Das muss ein Stück vom Himmel sein" of ,,Das ist die Liebe der Matrosen" of iets dergelijks, of om in die richting te gaan. De bedoeling van „po pulair" is hier, iets lichtere muziek te geven, die meer in het gehoor ligt, maar den kant van de amusements muziek zullen wij nooit uit gaan. Ik geloof dat wel dui delijk wordt waar voor het bestuur de grens ongeveer ligt, als ik mededeel, dat het een punt van ernstige overweging heeft uitgemaakt of z.g. opera-phantasiën al of niet door den beugel kunnen. Dat zou al het ergste zijn, wat wij konden doen voor de popularisatie van het orkest. Ik geloof niet dat dit de weg is, om de concerten ingang te doen vinden, maar dat het bestuur niet dili gent is, moet ik met groote klem tegenspreken. Men moet ook dit niet vergeten, men kan het subsidie wel willen verlagen, maar het komt bij het orkest inder daad al heel krap om. De kwestie van het salaris van den directeur is iets, waar het bestuur buiten staat; dat is een regeling van de gemeente in verband met de Muziekschool. Maar laat ik dit zeggen, dat wij het, wat de salarissen van de verschillende leden van het orkest betreft, in Leeuwarden werkelijk zoo zuinig mo gelijk doen en dat, naar ons gebleken is uit de opgaven van het Departement in Den Haag, die salarissen hier beduidend lager zijn dan bij eenig ander orkest in ons land. De beste krachten, die moeten meemaken 4 repe tities per week en alle concerten, ontvangen hier 60.- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 513 Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932. per maand, de daaropvolgende volwaardige krachten ontvangen 45.— per maand en de aankomende krach ten krijgen 25.— per maand. Dat zijn toch werkelijk qeen salarissen, waar iets van beteekenis af zou kunnen. Ik geef gereedelijk toe dat de groep steunpilaren van het orkest klein is en men mag dit ten zeerste betreuren, maar ik zie als onvermijdelijke consequentie van een qroote verlaging van het subsidie, welke ik ten zeerste zou betreuren, dat in dezen tijd, dat men van alle zijden muziek in blik krijgt, daardoor een dergelijk cultuur centrum zou verdwijnen en ik meen mij daarom met klem te moeten verzetten tegen een verlaging van het subsidie. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, ik ben buitengewoon blij, dat de heer Hoogland, waarvan mij niet bekend was dat hij de eer had lid te zijn van het bestuur van de Friesche Orkest Vereeniging, het woord heeft gevraagd. De heer B. Molenaar: U leest nooit iets van het orkest De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, mag ik daarop even antwoorden Ik wil de verzekering geven, dat ik juist met het oog op de begrooting de laatste concerten niet heb bijgewoond, maar de verslagen daar van in de „Leeuwarder Courant" en het „Leeuwarder Nieuwsblad" getrouw heb gelezen en dat het bestuur van de Orkestvereeniging ons Raadsleden de eer heeft aangedaan ik heb dit ten minste ontvangen voor de laatste concerten een programma toe te zenden. Ik heb dit met groote belangstelling gelezen, maar natuur lijk heb ik voorzichtigheidshalve niet allereerst gekeken, wie de eer hadden het bestuur te vormen, wat mij ook in zekeren zin de heer Hoogland vergeve mij dit woord koud laat. Mijnheer de Voorzitter, waar de heer Hoogland de vrijheid heeft genomen om mij een antwoord trachten te geven, moet ik zeggen, dat ik buitengewoon teleur gesteld ben over dit antwoord. Ik had verwacht, dat de heer Hoogland mij duidelijk en helder zou aantoonen de resultaten van het werk van het bestuur; ik heb daar ernstig naar gezocht en heb geen resultaten ten opzichte van het orkest kunnen vinden. Wanneer de heer Hoog land met cijfers had aangetoond hoeveel het aantal contribueerenden was vermeerderd, b.v. tot 1000, dan had ik daarvoor veel belangstelling gehad, maar het is gebleken ik zal de woorden van den heer Hoogland maar gebruiken dat het groepje steunpilaren van de Orkestvereeniging maar buitengewoon klein is. Het heeft mij bewezen, met cijfers en ook zonder cijfers, dat de algemeene belangstelling voor de Friesche Orkest Vereeniging in Leeuwarden buitengewoon gering is en omdat dit het geval is, vind ik geen vrijheid daaraan een zoo groot subsidie te geven, te meer, waar het mij bekend is, dat het Rijk daaraan ruim 5000.— subsidie geeft, misschien iets meer, maar ik zal de minimale be dragen noemen, en daarom, mijnheer de Voorzitter, waar ook de heer Hoogland meer dan eenmaal heeft gezegd, dat de concerten slecht worden bezocht De heer Hoogland: Dat heb ik niet gezegd De heer Wiersma: Het staat ook wel in de bladen De heer Terpstra: Ja, het staat wel in de bladen. Het is gebeurd, dat er slechts 25 menschen waren. De heer Hoogland heeft getallen genoemd van 200 en 300 De heer Hoogland: Ik heb gezegden 400 a 500. De heer Terpstra: Misschien ook eens 500, maar ik weet, dat daar tegenover staat, dat, toen Jacques Urlus hier uitnemend heeft gezongen, het aantal bezoekers zeer gering was en ook de verslagen van de laatste concerten hebben mij in die gedachte versterkt. Waar dus de heer Hoogland niet met cijfers, noch op een andere wijze heeft aangetoond, dat de Orkestvereeni ging steun vindt bij het publiek, mijnheer de Voorzitter, blijf ik met vrijmoedigheid mijn voorstel handhaven om 1000.— van het subsidie af te nemen. Misschien kan het zijn, dat deze vereeniging tijdelijk in eenige moeilijk heden komt, maar uit de benauwdheid wordt dikwijls het goede geboren. Ik geloof dat dit ook hier wel eens het geval kan zijn. Dank U wel, mijnheer de Voorzitter. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik heb het vorige jaar bij dit punt mijn stem gegeven aan het voor stel van den heer Terpstra, om het subsidie aan de Friesche Orkest Vereeniging met 1.— te verlagen. Ik heb er toen voorgestemd op dezelfde overweging, die den heer Terpstra er nu toe brengt voor te stellen om het subsidie met 1000.— te verlagen, op de over weging, dat het tijd wordt aan de bevolking van Leeu warden een waarschuwing te geven, dat het ten slotte niet opgaat, dat een dergelijk cultureel instituut geheel door de Overheid wordt onderhouden, een instituut, hoe sympathiek ook, maar waarvan het onomstootelijk vast staat, dat het niet ligt op den weg van de Over heid om dit te doen. Alleen ligt het op den weg van de Overheid door subsidieering mogelijk te maken, dat dergelijke instituten bloeien en zich verder kunnen ont wikkelen. Nu is de verhouding ten opzichte van de Friesche Orkest Vereeniging ontegenzeggelijk deze, dat de Overheid, de gemeente als zoodanig, speciaal de gemeente Leeuwarden, dit orkest steunt en dat het par ticuliere initiatief in deze absoluut te kort schiet. Wan neer inderdaad de bevolking van Leeuwarden zal blij- i ken prijs te stellen op het behoud van het orkest, dan kan het niet uitblijven of zij zal moeten begrijpen, dat 1 het orkest op den duur niet kan blijven drijven op het subsidie van de gemeente Leeuwarden. Dit is een eisch, dien men m. i. absoluut moet stellen, en dan vraag ik mij af wanneer men ziet, hoe indertijd de subsidieering j veranderd is en het ten slotte gelukt is een Rijkssub sidie te krijgen en door de scheiding van de Muziek school en het orkest ten slotte de totaalkosten van beide zaken eigenlijk nog grooter zijn, dan voordat het sub sidie in den Raad verlaagd is, wanneer men dat ziet, dan mag men wel onder oogen zien, dat de Raad van Leeuwarden indertijd met één stem meerderheid voor het behoud van dit subsidie heeft gestemd uit een soort traditie en dat deze ieder oogenblik het orkest overhoop kan gooien. Ik ben niet direct geneigd deze zaak tot op den grond te beschouwen, maar het publiek moet begrijpen, dat het op den duur zoo niet langer gaat. Wanneer ik hoor, dat het bestuur steeds moeite heeft gedaan leden te werven en getracht heeft door het geven van populaire concerten het orkest populair te maken, dan vraag ik mij af: heeft het bestuur van deze vereeniging ook moeite gedaan in die kringen, die zoo grooten prijs stellen op het behoud van het orkest. Dan wil ik het bestuur er op wijzen, dat, wanneer er individueel niets gedaan kan worden, misschien door de organisaties steun kan worden verleend. Heeft men zich gewend tot de arbeiders- en jeugdvereenigingen, die wel over kapitalen beschikken om eigen vereni gingsgebouwen aan te schaffen, heeft men zich tot ver- eenigingen gewend, om een behoorlijken steun voor het orkest te krijgen? Wanneer op prijs wordt gesteld door de Leeuwarder bevolking dit cultureele instituut te be houden, dat ik zeer ongaarne zou zien verdwijnen, om dat het van belang is voor Leeuwarden, dan zal het meer dan tot nu toe door haar moeten worden gesteund. Mijnheer de Voorzitter, ik wil het orkest dit jaar niet in moeilijkheden brengen en ik zal daarom niet voor deze belangrijke verlaging stemmen. Ik zou den heer Terpstra willen verzoeken, zijn voorstel in te trekken, vooral ook omdat hij het in de sectie niet heeft aange-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1932 | | pagina 66