514
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
kondigd. Ik heb in dezelfde sectie gezeten als de heer
Terpstra en er is daar slechts heel terloops over het
orkest gesproken. Er is gevraagd hoe het stond met het
ledental en dergelijke. In het Sectieverslag heb ik eerst
gelezen, dat een der leden zou komen met een voorstel
tot vermindering van het subsidie, maar ik dacht niet,
dat de heer Terpstra dit lid was, toen hij dezer dagen
gesproken heeft over een subsidieverlaging van 25
Nu komt het mij voor, dat het voorstel van den heer
Terpstra de basis, waarop het orkest rust, zal aantas
ten, maar ik meen dat dit moeilijk gaat in deze tijden.
Ik wil echter den heer Terpstra de toezegging doen,
dat, wanneer de toestand zoo blijft en het orkest inder
daad uitsluitend en alleen zal moeten drijven op het
Rijks- en gemeentesubsidie, ik het volgend jaar met een
belangrijke besnoeiing, zoo noodig met intrekking van
het geheele. subsidie, zal meegaan. Hoe men deze zaak
ook beziet, het is niet juist, dat dergelijke instituten uit
sluitend uit Overheidsmiddelen bestaan. Dank U wel.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Mijnheer de
Voorzitter, ik heb verleden jaar ook gestemd tegen de
vermindering van dit subsidie met 1. daar ik
meende, dat het toen meer was om te laten uitkomen,
dat de Friesche Orkest Vereeniging werkte met een
tekort en waar dit op den duur niet zou kunnen door
gaan, er dus een aansporing moest zijn voor de veree
niging om te trachten dit tekort dat jaar op de eene of
andere manier te delgen. Ik meen, dat dit tekort thans
zoo goed als geheel is verdwenen en ik zou daarom dit
jaar niet willen stemmen voor een verlaging van het
subsidie aan de Friesche Orkest Vereeniging met
1000.-, omdat die 1000.natuurlijk alleen gevon
den kunnen worden door verlaging van de salarissen,
welke reeds met 3 zijn verlaagd. Nu de toestand
in Leeuwarden zoo is, dat de begrooting op het punt
staat aangenomen te worden, zie ik op het oogenblik
de noodzakelijkheid niet in om dit subsidie met 1000.—
te verminderen. Ik heb dezelfde hoop, die ook door
anderen is uitgesproken, dat deze debatten niet zoozeer
voor het bestuur ik ben overtuigd dat dit moeite
genoeg doet maar speciaal voor het publiek een aan
sporing mogen zijn, om meer dan tot nu toe, in de eerste
plaats de concerten, die door de F. O. V. worden ge
geven, bij te wonen, maar vooral, waar dit voor velen
bij den druk der tijden groote bezwaren oplevert, dat
het publiek met zijn moreelen en financiëelen steun het
orkest wil helpen.
Dat het tot den ,,bon ton" zou behooren, zooals de
heer Hoogland zegt, om niet de concerten bij te wonen,
ik geloof en ik hoop niet dat het Leeuwarder publiek
dit gaat denken. Dat misschien onder de burgerij meer
dan tot nu toe sympathie gewekt moet worden voor de
F. O. V., daarvan ben ik overtuigd en mocht werkelijk
blijken, dat het publiek het orkest niet op de juiste
waarde schat en zouden de omstandigheden nog
slechter worden, dan zal er een tijd komen, dat ook
ik zeg: het subsidie van de gemeente is te groot, de
sympathie van het publiek is zóó gering, dat de gemeente
niet zoo'n hoog subsidie mag toestaan en dan zullen
andere maatregelen moeten worden genomen. Maar op
het oogenblik wil ik niet stemmen voor een verlaging
van het subsidie met 1000.—.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter, ik zou wel
heel veel over het orkest kunnen zeggen, maar mijn
standpunt ten opzichte van de instandhouding van het
orkest is uit vorige debatten wel voldoende bekend.
Mijnheer de Voorzitter, het bevreemdt mij toch, dat er
van de rechterzijde ieder jaar weer een aanval op het
orkest wordt gedaan. Dan wordt dit argument gebruikt
en dan dat. Ik heb den heer Terpstra het vorige jaar
toegevoegd, dat hij van plan is het symphonie-orkest
den nek om te draaien door het subsidie in te trekken.
Deze uitdrukking handhaaf ik nog ten volle, want het
is de rechterzijde zeer zeker daarom te doen. Ik geef (J
de verzekering, dat, al was de toeloop naar de F. O. V-
concerten tweemaal zoo groot geweest, dan nóg was
van de rechterzijde een voorstel gekomen tot verlagii
van het subsidie daar ben ik heilig van overtuigd -
om te trachten het orkest van de baan te krijgen, maar
als men komt, mijnheer de Voorzitter, met het argument
dat er in Amsterdam bij de volksconcerten van het
Concertgebouworkest iemand zit, die daar met een auto
naar toe gereden is, dan, mijnheer de Voorzitter ik
wil even ondeugend wezen komt mij voor den geest
een Christelijke boer, die in een luxe-auto naar een
bepaald gemeentehuis rijdt, om ondersteuning van de
Regeering te krijgen. Dat is precies hetzelfde.
De heer Van der Schoot: Wat klein
De heer Hooiring: Dat zijn van die dingen, die door
de rechterzijde worden gelanceerd om stemming te
maken, en die stel ik op één lijn met de liedjes, die gis
teren aan ons adres zijn gelanceerd. Ook de opmerking
van den heer Vromen kan ik daarmee haast op een lijn
stellen, dat een bepaalde klasse, die in staat is eigen
gebouwen te koopen, beter zou doen dit geld aan het
bestuur van de Friesche Orkest Vereeniging te geven,
het geld, dat nu door de arbeidersklasse besteed is voor
eigen gebouwen. Dan zou ik persoonlijk den heer
Vromen beleefd willen verzoeken moeite te doen, dat
uit zijn richting iets meer wordt gesteund, waar men het
misschien beter kan missen, dan aan den kant, waar de
heer Vromen het weg wil halen.
Ik betreur het ook, dat er ten opzichte van de con
certen van de F. O. V. niet meer belangstelling is.
Ik heb alle waardeering voor het bestuur en het is mij
uit mededeelingen bekend, dat het bestuur alles in het
werk stelt om dit te veranderen. Er zullen echter wel
oorzaken aan te wijzen zijn, zonder dat men bepaald
weet, waar zij zitten en dan voel ik wel, dat van de
rechterzijde niet alleen in het openbaar getracht wordt
het orkest afbreuk te doen, maar ook in het geheim zal
er wel gewroet worden. Laat de heer Terpstra in eigen
richting zijn voelhorens maar eens uitsteken.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, er is zoo
pas door den heer Hoogland in het licht gesteld, dat
van de zijde van het bestuur van de Orkest Vereeniging
allerlei pogingen zijn gedaan om te trachten te voor
komen, dat deze zaak op een wijze zou worden be
sproken in deze begrootingsvergadering, zooals dat het
vorige jaar is geschied.
Verleden jaar heeft men in het algemeen kunnen
constateeren, dat voor het orkest veel te weinig belang
stelling bestond en ik kan nu constateeren, dat het be
stuur, dat dit jaar zijn uiterste best heeft gedaan, er nog
niet in geslaagd is, om deze veel te geringe belang
stelling weg te werken, integendeel, ik zou zeggen, als
ik den heer Hoogland goed beluisterd heb, dat alle
pogingen, die men ten opzichte daarvan heeft aange
wend, volslagen mislukt zijn en dus mag ik constateeren
dat ben ik roerend eens met den heer Terpstra en ook
niet minder met den heer Vromen dat een dergelijk
instituut werkelijk niet in een zoodanige behoefte voor
ziet, dat men het met een dergelijk bedrag zou moeten
subsidieeren. Er is terecht door den heer Terpstra en
door den heer Vromen op gewezen, dat bij een zaak
als deze het particuliere initiatief wel degelijk een taak
heeft, terwijl de Overheid ten slotte dit kan aanvullen
en helpend kan optreden.
Ik zou mij waarschijnlijk niet in deze zaak hebben
gemengd, ware het niet, dat mevrouw Buisman naar
mijne meening een verkeerd licht heeft laten vallen op
het voorstel, dat het vorig jaar is gedaan om het sub
sidie met 1.— te verlagen en op het doel, dat aan dit
voorstel ten grondslag lag. Ik heb voor mij de Hande
lingen van het vorige jaar. Mevrouw Buisman heeft nu
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 December 1932. 515
Voortzetting der vergadering op Vrijdag 30 December 1932.
Lel degelijk bedoeld dit te zeggen, dat het voor het
bestuur bedoeld was als een aanwijzing in de richting,
om te zorgen dat het tekort, dat het vorige jaar bestond,
dit jaar niet meer zou bestaan. Mijnheer de Voorzitter,
ik lees met geen enkel woord in de Handelingen, dat
dit de bedoeling van het voorstel van den heer Terpstra
is geweest. Ik lees daar integendeel het volgende
„Die honderden muziekliefhebbers, de menschen die lid zijn en
daardoor reductie genieten, wenschte ik gaarne in de gelegenheid
te stellen, hun particulier initiatief te doen ontwikkelen en daarom,
mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat de Raad daarin geheel zal
meegaan, ik twijfel er niet aan, want wie zou hier zijn goeden
wil niet toonen neem ik de vrijheid om voor te stellen, van
dezen post 1.— af te nemen. Dit is dan voor het bestuur een
aanwijzing, dat zij in dit jaar moet trachten, voor het bezoek iets
meer contributie te krijgen uit den zak van de particulieren. Dan
heb ik ten minste het bewijs gegeven, dat ik absoluut geen kwaad
in het hart voel ten opzichte niet van deze menschen, maar ten
opzichte van deze concerten. Daarom, mijnheer de Voorzitter,
dien ik het volgende voorstel in
,,Ondergeteekenden stellen voor, het subsidie aan de F. O. V.
met 1.— te verlagen, om daardoor de vereeniging in de
gelegenheid te stellen de werking van het particulier initiatief
te bevorderen."
Mijnheer de Voorzitter, ik wijs er met nadruk op, dat
de voorstelling, die mevrouw Buisman van het voorstel
van den heer Terpstra heeft gegeven, niet juist is, maar
dat in het voorstel van den heer Terpstra duidelijk het
doel daarvan is uitgesproken, dat de geheele Raad daar
mee is accoord gegaan en dat met dit kennelijk doel dat
voorstel door de meerderheid van den Raad is aange
nomen.
De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
naar aanleiding van hetgeen de heer Terpstra heeft ge-
I zegd hoewel de heer Hoogland ook zeker wel in
staat is en hij dit ook heeft gedaan, om de houding
van 'het bestuur te verdedigen als mijn meening zeg
gen, dat ik het een heel eigenaardige beoordeeling vind,
dat, als het een of andere organisatie, op welk terrein
dan ook, niet gelukt haar invloedssfeer uit te breiden,
men zich het recht toeeigent een dergelijk bestuur in
staat van beschuldiging te stellen, dat het niet alles doet
wat mogelijk is om het orkest tot bloei te krijgen. Ik
ben overtuigd, dat het bestuur geweldig heeft gewerkt.
Ik had mij niet voorgenomen om van middag opnieuw
over het orkest te spreken. V/ij hebben jaar in jaar uit
er over geboomd. Het is geregeld uitgegaan van de
zelfde zijde, van rechts, en links heeft zooveel mogelijk
het orkest in stand trachten te houden. De moeilijke tijd,
dien wij doormaken en die vooral de kunstenaars treft,
j zal van invloed zijn op den minderen groei van de
orkestvereeniging in de laatste paar jaren.
Als de heer Vromen zegt, dat hij meent dat op den
duur dit lichaam toch niet in hoofdzaak op Overheids
steun mag drijven, dan kan men natuurlijk die dingen
verschillend aanvoelen, maar de heer Vromen weet
even goed als ik, dat meerdere instellingen op cultureel
terrein hoofdzakelijk op Overheidssteun moeten drijven.
Nu kan men de waarde van die dingen verschillend
beoordeelen, maar een feit is, dat het zoo is en dat het
gebeurt.
Mijnheer de Voorzitter, er is bijna geen orkest in ons
land, zelfs niet het beroemde orkest van Dr. Mengel
berg. dat zonder gemeentelijke subsidie kan bestaan.
Geen der orkesten kan nu eenmaal zonder gemeentelijke
subsidie bestaan en ik meen, dat de F. O. V. daarop
geen uitzondering behoeft te maken. Men kan verschil
lend denken over de grootte van het subsidie en of dit
verantwoord is, maar gezien de groote diensten, die o. i.
daardoor worden bewezen m. i. is de muziek van
zeer groote beteekenis en van zeer goeden invloed op
de menschen is zeer zeker het subsidie daarvoor wel
gerechtvaardigd.
De heer Vromen heeft zich ook gewend tot de ar
beiders- en jeugdvereenigingen, om een behoorlijken
steun voor het orkest. Onze menschen, die daar komen
en meestal op de galerij zitten
De heer Vromen: Ik weet niet waar zij zitten.
De heer B. Molenaar: U hebt genoemd de minder
draagkrachtigen, als die daar komen en als die zooveel
liefde voor het orkest hebben, laten die organisaties
De heer Vromen: Er zijn bij jullie ook wel draag
krachtigen
De heer Terpstra: Dan moet je maar eens in Amster
dam komen
De heer B. Molenaar: Bij ons zijn in verhouding
waarschijnlijk evenveel lid van de F. O. V., als in de
kapitaalkrachtige kringen in onze stad. Ik persoonlijk
durf te dien opzichte vrij te spreken. Men heeft gezegd
daar zijn organisaties van menschen, die daar wel
komen en dan zouden die organisaties ook wel iets aan
de ontwikkeling en steun van deze Friesche Orkest
Vereeniging kunnen doen. Nu wil ik den heer Vromen
wel zeggen, dat ik iets voor die redeneering van hem
gevoel, want het zou m. i. zeer zeker op den weg van
het Instituut voor Arbeiders-Ontwikkeling liggen, om te
overwegen of de financiën het toelaten, een zekeren
steun aan de orkestvereeniging te geven, maar ik ge
loof dat op dit terrein bij andere organisaties ook wel
iets te halen is. Het Instituut voor Arbeidersontwikke
ling steunt moreel overal waar het kan en bij het win
terwerk wordt steeds de aandacht gevestigd op de
opvoedende kracht, die ook hij meent, dat er uitgaat
van goed concertbezoek. Het Instituut stelt steeds
voorop, dat het voor de opkomende jeugd beter is de
concerten van de F. O. V. te bezoeken, dan bioscopen
en dergelijke, om daardoor het cultureele peil van de
arbeidersklasse zoo hoog mogelijk op te voeren. Ik
meen dat wij te dien opzichte doen, wat wij kunnen,
maar ook de heer Vromen zit in vrijwat organisaties,
in organisaties, waar geloof ik wel een paar centen in
het laadje zitten. Als ik nu den heer Vromen toezeg,
dat ik moeite zal doen bij de organisaties, waar ik het
kan doen, laat de heer Vromen het dan doen bij zijn
organisaties, die misschien liggen op medisch terrein,
maar toch ook een cultureele taak hebben, en die wel
iets in kas hebben, om de F. O. V. te steunen. Op deze
wijze hoop ik, dat wij met elkaar dit instituut, dat voor
de inwoners van onze stad, niet alleen door het opvoe
dende werk dat het doet, maar ook voor de stad zelf
van groote beteekenis is, dat wij met elkaar deze
Friesche Orkest Vereeniging in het leven kunnen
houden. Dank U wel.
Te 4.15 uur namiddags wordt de vergadering
geschorst.
Te 4.35 uur namiddags wordt de vergadering voort
gezet.
De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen ten slotte
den heer Terpstra als indiener van het voorstel nog
voor de laatste maal het woord te geven.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou hier
toch nog wel een enkel woord over willen zeggen. Daar
is beweerd, dat het vorig jaar aan het voorstel van den
heer Terpstra, om het subsidie met 1.— te verlagen,
de beteekenis werd gehecht ,,ook door anderen" en
ik kreeg den indruk, dat ik daarmee bedoeld werd
dat de verlaging van het subsidie toen eenigszins in
verband stond met het tekort, dat op de begrooting
van het orkest aanwezig was. Ik heb toen wel over dat
tekort gesproken; ik heb de Handelingen hier voor mij
en ik heb toen daarover dit gezegd, dat het orkest blijk
baar zelf begreep dat men geen hooger subsidie kon
vragen, omdat men eigenlijk een belangrijk hooger be
drag had moeten aanvragen, want de begrooting sloot