Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1933. 3. de kosten van afscheiding, daaronder begrepen de benoodigde hekwerken en het maken van een toe gang, en de verdere inrichting van het terrein, zoomede het voortdurend onderhoud van een en ander komen geheel voor rekening van de huurster; 4. de huurster draagt zorg dat de draineering van het terrein bij den aanleg der wielerbaan niet worde beschadigdblijkt dit het geval te zijn dan geschiedt de herstelling op eerste aanmaning van Burgemeester en Wethouders van harentwege; 5. de wielerbaan wordt aangelegd op het meest zuidelijke gedeelte van het terrein; 6. na beëindiging van de huurovereenkomst moet het terrein ten genoegen van Burgemeester en Wet houders worden opgeleverd in den staat, waarin het zich bij het ingaan van de huur bevond; en voorts op de gebruikelijke, bij de verhuring van dergelijke eigendommen te stellen, voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra; Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met te zeggen ik spreek hier namens mijn groepsgenooten dat wij geen bezwaar hebben tegen dit voorstel als zoodanig. Maar waar wij voorzien dat straks, als deze wielerbaan in gebruik zal worden ge nomen, het meeste gebruik daarvan wel zal plaats heb ben op Zondag en wij daar wèl bezwaar tegen hebben, vooral omdat in dit geval, zij het dan ook indirect, de Overheid zal meewerken aan verstoring van de Zon dagsrust, zullen wij ons op dien grond tegen dit voorstel verklaren. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 20 tegen 6 stemmen aangenomen. Voor stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Hettinga, IJtsma, Hooiring, De Boer, Botke, Ritmeester, Muller, Van Kollem, Hoogland, Van der Meulen, Buiel, Oosterhoff, mevrouw Van Dijk—Smit, de heeren B. Molenaar, Vromen, Westra, Koopal, Turksma en Balk. Tegen stemmen: de heeren Van der Schoot, Terpstra, Stobbe, Weima, Wiersma en Hofstra. De beraadslagingen worden heropend. De heer Vromen; Mijnheer de Voorzitter. Mag ik nog iets vragen naar aanleiding van dit voorstel? Er staat in den Raadsbrief dat in de plaats van het sport terrein aan de Fonteinstraat voor de beoefening van de lichamelijke oefening en sport een ander terrein be schikbaar is. Kan het college ook mededeelen welk ter rein men daarvoor op het oog heeft De heer De Boer (wethouder): Dat is het terrein, dat ingang heeft aan de Vondelstraat, een straat, die ligt aan het Engelscheplein. Dat terrein was vroeger ver huurd aan den heer Hoogland. Verder blijft er op het- zelfde terrein aan de Fonteinstraat een deel nog vrij; slechts een gedeelte van dit terrein zal worden inge nomen door de wielerbaan, maar het andere terrein blijft vrij. De gemeente is nog in onderhandeling met de Commissie voor lichamelijke opvoeding om een ander terrein te zoeken, waar de sportvereenigingen kunnen oefenen. De heer Vromen; Dus dat is er nog niet. De beraadslagingen worden gesloten. Aan de orde is wederom 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Sweelinck- straat aan O. de Boer en A. J. Knuist. De beraadslagingen worden heropend. De Voorzitter; Ik zou thans de behandeling van punt 4 weer willen voortzetten en ik kan zeggen, dat door Burgemeester en Wethouders en verschillende Raads leden de kaarten zijn geraadpleegd. Op deze teekening zijn precies de perceelen aangegeven en daaruit blijkt, dat de bouwblokken XXXIII en XXIX, waarover het gaat bij de punten 4 en 6 van de agenda, alleen worden gevormd door de in die punten besproken perceelen. zoodat dus de laatste alinea van den brief van den Di recteur van Gemeentewerken aan Burgemeester en Wethouders niet slaat op een apart geval, maar wel degelijk op de uitgifte in erfpacht, bedoeld in de punten 4 en 6. Burgemeester en Wethouders hebben echter ook al aan de heeren, die hier de kaart hebben gezien, gemotiveerd, waarom zij het voorstel doen, om deze terreinen uit te geven tegen een grondwaarde van 7.— per M-. Ik wil er wel bij zeggen dat, afgescheiden daarvan, de prijzen natuurlijk bij een 6 canon niet te hoog moeten oploopen, omdat in de eerste plaats, als men den prijs te hoog opschroeft, de erfpacht, die het product is van den grondprijs en den canon, een ernstig bezwaar kan zijn om daar te bouwen. Dat is een van de redenen. Verder moet echter ook niet worden ver geten, dat alle terreinen daar zijn uitgegeven voor 6. en 7.— per M2. en daarom hebben Burgemeester en Wethouders, ofschoon zij dankbaar zijn voor de op merking van den Directeur met wien zij de zaak ook hebben besproken en ofschoon deze terreinen in de toekomst wel in de nabijheid van een nieuwen ringweg zullen komen, toch gemeend om met den prijs voor deze terreinen niet hooger te moeten gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Sweelinck- straat-hoek Beethovenstraat aan P. van der Vliet en W. A. Tiemersma. Dit voorstel luidt als volgt P. van der Vliet, alhier, en W. A. Tiemersma, te Huizum, hebben ons bij adres van 26 November j.l. gevraagd te bevorderen, dat hun voor den bouw van een blok woningen in erfpacht wordt afgestaan een gedeelte van bouwblok XXIX der gemeentelijke ter reinen ten Noordwesten van de Leeuwrikstraat, gele gen op den hoek van de Sweelinckstraat en de Beet hovenstraat. Het aangevraagde terrein grenst ten Zuid westen aan den grond die bij Uw besluit van 29 No vember j.l. no. 407R/218 aan de genoemde adressanten in erfpacht is uitgegeven en heeft langs de Beethoven- straat gemeten eene lengte van 18.25 Meter. Op de overgelegde situatieteekening is het terrein met roode arceering aangegeven. Tegen de uitgifte in erfpacht hebben wij geen bedenkingen. Als grondwaarde kan worden aangenomen een bedrag van 7.— per M2., welke som voldoende is. Adressanten hebben verklaard met genoemden grondprijs en de te stellen gebruikelijke voorwaarden genoegen te nemen. Van de voorgenomen bebouwing is reeds bij de vorige grondaanvraag een gevelteekening ingezonden, welke, na ingewonnen advies van de Schoonheidscommissie, in beginsel onze goedkeuring heeft verworven. Wij geven U in overweging te besluiten aan P. van der Vliet, alhier en W. A. Tiemersma. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1933. te Huizum, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een gedeelte van bouwblok XXIX der gemeentelijke terreinen ten Noordwesten van de Leeuwrikstraat, gelegen op den hoek van de Sweelinckstraat en de Beethovenstraat, ter lengte van 18.25 Meter langs laatstgenoemde straat gemeten, gelijk op de bij dit be sluit behoorende situatieteekening met roode arceering is aangeduid, ter grootte van ongeveer 383 M2., de juiste grootte door een landmeter van het kadaster op te meten, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van ƒ7.— per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. het door de belanghebbenden ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, gestorte bedrag ad 134.— vervalt aan de gemeente indien niet aan de voorwaar den wordt voldaan, tenzij Burgemeester en Wethouders in bijzondere gevallen, te hunner beoordeeling, niette min tot geheele of gedeeltelijke teruggave van de waarborgsom besluiten. Bij voldoening aan de voor waarden wordt op aanvrage de waarborgsom terug gegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. de bebouwing van het terrein moet aan redelijke eischen van welstand voldoen ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders; 5. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 6. de acte van erfpacht moet notarieel worden ver leden binnen een door Burgemeester en Wethouders te stellen termijn; 7. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebe- hoorende aan de gemeente Leeuwarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de voorgevelrooilijnen voor de bebouwing aan de Zuidoostzijde van de Valkstraat. Dit voorstel luidt als volgt In verband met het medegedeelde in ons voorstel d.d. 7 Juli 1932, dat geleid heeft tot Uw besluit van 26 Juli j.l. no. 229R/138, tot doortrekking van de Valkstraat en aansluiting daarvan aan de Lijsterstraat, leggen wij hiernevens aan U over het daarbij bedoelde ontwerp besluit tot wijziging van de vastgestelde voorgevelrooi lijnen ter plaatse. Op de bijgevoegde situatieteekening zijn de bestaande rooilijnen met roode lijnen en de nieuw voorgestelde met zwarte streeplijnen aangeduid. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 der Wo ningwet heeft het genoemde ontwerp-besluit met de daarbij behoorende kaart ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegen van 21 November tot en met 21 December 1932, van welke nederlegging in een van de plaatselijke dagbladen kennis is gegeven, terwijl daarvan bovendien bericht is gezonden aan de bij de rooilijnwijziging betrokken belanghebbende. Bezwaren tegen de nieuwe rooilijnen hebben ons niet bereikt. De Commissie voor de Openbare Werken gaat met de voorgestelde wijziging accoord, aangezien zij ons bij schrijven van 23 Juni j.l. berichtte zich met de door trekking van de Valkstraat volgens het opgemaakte plan waarop de nieuwe rooilijnen mede waren aan gegeven te kunnen vereenigen. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet houders; gelet op de bepalingen der Woningwet; besluit de voorgevelrooilijnen voor de bebouwing aan de Zuidoostzijde van de Valkstraat, zooals deze zijn vast gesteld bij onderdeel c van het Raadsbesluit van 15 Juli 1930, no. 239R/125, te wijzigen en vast te stellen als op de bij dit besluit behoorende teekening, gemerkt ,,bij 3582 van '32", met getrokken zwarte streeplijnen is aangeduid. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders: a. tot wijziging van de verordeningregelende den rang, het getal, de benoeming enz. der ambtenaren van de Gemeentewerken en van de Salarisverordening b. tot wijziging van den titel van den ingenieur bij Gemeentewerken, Ir. K. Rienks, in dien van adjunct directeur (bijlage no. 3). De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen; Mijnheer de Voorzitter. Ik zou toch over dit punt nog wel even iets willen vragen en dat is wel dit. Er is natuurlijk zoo oppervlakkig geoordeeld tegen een dergelijke verandering van titulatuur niets te zeggen, hoewel mij aan den anderen kant ook uit den brief van den Directeur niet zoo verschrikkelijk dui delijk is geworden, waarom deze verandering in het belang van de gemeente of van den betrokken ambte naar zoo dringend noodzakelijk is. Het feit, dat mij dit niet duidelijk is geworden, komt echter misschien ook voor een deel, doordat dit nog maar een half voorstel is. Aan dit voorstel zit toch ook vast een wijziging van de instructie van dezen ambtenaar, die ook door den Raad moet worden vastgesteld en daarom had ik het veel juister gevonden, wanneer aan den Raad was voor gelegd een voorstel tot verandering van titulatuur mèt het ontwerp van de nieuwe instructie, waarbij dan de Raad door vergelijking van de nieuwe met de oude instructie een beter en een meer concreet inzicht zou hebben gekregen in de al of niet noodzakelijkheid van deze verandering. Ik zou er dan ook iets voor gevoeld hebben om dit punt nog even aan te houden en het col lege te verzoeken, dat aan den Raad de nieuwe instruc tie werd overgelegd en ter goedkeuring aangeboden. Eerlijk gezegd heb ik tegen deze naamsverandering niet zooveel bezwaar, als het maar niet de bedoeling is dat binnen afzienbaren tijd als gevolg daarvan een meer materieele wijziging van de positie van dezen ambte naar noodig is. Ik neem aan, aangezien daarover met geen woord is gerept, noch in het schrijven van den Directeur noch in het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat daaromtrent iedere bedoeling verre is van het college en van den Directeur en misschien ook van den betrokken ambtenaar, maar wegens de nood zakelijkheid van een juiste beoordeeling van deze zaak had ik hier liever de nieuwe instructie bij gezien. Ik zou daarom, ofschoon ik, formeel redeneerend, moet erken nen dat ik iets te laat het woord heb gevraagd, nog graag willen voorstellen dit voorstel aan te houden en het te behandelen tegelijk met de instructie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 6