12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1933.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor-
ztiter, de zaak is deze. In den tijd toen de heer Van
Hylckama Vlieg hier Directeur van Gemeentewerken
was, heeft deze voorgesteld ook een adjunct-directeur
bij Gemeentewerken aan te stellen en dat is toen de
heer Maas geworden. Toen de heer Maas later Di
recteur werd, vond hij het niet direct noodig, dat hij
een adjunct kreeg, maar het duurde niet zoo heel lang,
dat er door den heer Maas op werd aangedrongen om
aan den dienst van Gemeentewerken een ambtenaar
met den titel van ingenieur te verbinden en dat is toen
de heer Rienks geworden.
Nu blijkt echter in de practijk, dat de heer Rienks
al lang het werk doet van een adjunct-directeur, in de
eerste plaats, omdat hij den Directeur bij afwezigheid
vervangt en hij als zoodanig met den geheelen gang
van zaken bij het bedrijf bekend is. Waar hij dus steeds
optreedt als adjunct-directeur, past de titel van inge
nieur niet meer voor dezen ambtenaar. Een ingenieur
is iemand, die in hoofdzaak berekeningen, statische
berekeningen, maakt en die de zaken voor den Direc
teur voorbereidt, maar die niet zelfstandig werk doet.
Dat laatste is hier echter wel het geval; de heer Rienks
doet zelfstandig veel werk, hij vervangt den Directeur
en hij voert met veel personen zelfstandig besprekingen,
zoodat hij eigenlijk in werkelijkheid al adjunct-directeur
is. Waar men er nu op gesteld is, dat hij ook dien titel
krijgt, hebben Burgemeester en Wethouders er om die
reden geen bezwaar tegen, waar dat niets anders is dan
een sanctionneering van den bestaanden toestand, om
dezen titel te wijzigen.
De heer Vromen zegt, dat de Raad nu ook direct de
instructie had moeten behandelen, maar het blijkt ook
uit de stukken, dat de instructie moet worden behan- i
deld in de vergadering van het Georganiseerd Overleg, j
Nu is niet bekend, wanneer de Commissie voor Geor- I
ganiseerd Overleg weer bijeen komt en naar onze mee
ning is de instructie toch niet van zoo heel veel betee-
kenis. Een instructie kan natuurlijk wel van groote be-
teekenis zijn, maar als een ambtenaar steeds goed zijn
functie waarneemt, is het in de practijk zoo, dat een
instructie nu niet van al te groote beteekenis is. Van
daar dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend
dat dit voorstel nu wel bij den Raad aanhangig kon
worden gemaakt en dat later de instructie ter vaststel
ling werd aangeboden.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb met
belangstelling geluisterd naar wat de wethouder heeft
meegedeeld en daarvan wist ik natuurlijk ook wel het
een en ander. Inderdaad is dit geen zelfstandig voorstel
van Burgemeester en Wethouders, maar is het initiatief
daarvan uitgegaan van den Directeur. Wij hebben hier
nu echter wel een eigenaardigen toestand. De voor
vorige Directeur van Gemeentewerken ontdekte inder
tijd, dat er in de organisatie van Gemeentewerken een
adjunct-directeur paste en toen de ambtenaar, die als
zoodanig was aangesteld, later zelf Directeur werd, ont
dekte deze, dat in de organisatie van Gemeentewerken
géén adjunct-directeur paste en dat hij zelfs geen hulp
naast zich noodig had. Later kwam hij echter tot de
ontdekking dat hij wél assistentie noodig had, maar hij
was van meening, dat de daarvoor aan te stellen amb
tenaar het wel met den titel van ingenieur kon doen en
hij heeft dus toen tegen Burgemeester en Wethouders
gezegd: geef dien ambtenaar den titel van ingenieur.
Nu is die titel eigenlijk ten onrechte aan dezen ambte
naar verleend, want dat is een titel, die vastzit aan het
jus promovendi aan de Technische Hoogeschool. De
Raad mag dus dien titel niet geven, maar de Raad heeft
indertijd op advies van den toenmaligen Directeur ge
meend, dien titel te mogen geven. Nu hebben wij echter
weer een nieuwen Directeur en deze zegt weer, dat er
wél een adjunct-directeur in de organisatie van Ge
meentewerken past. Zal het nu op deze manier blijven
doorgaan? Ik hoop dat wij den tegenwoordigen Direc
teur hier heel veel jaren mogen houden, maar er zal toch
wel weer eens een tijd komen, dat wij weer een nieuwen
Directeur krijgen en die zegt dan misschien weer, dat
er géén adjunct-directeur in de organisatie past en dat
men die dus maar weer moet veranderen. Dat is hier de
gang van zaken; als het niet zoo kinderlijk was ik
wil niet het woord kinderachtig noemen dan zou
men het belachelijk noemen, maar ik meen dat het toch
eigenlijk beneden de waardigheid van den Raad is om
telkens aan dit spelletje mee te doen.
Wat ik gevraagd heb is dit. Als hier tevens werd
overgelegd een ontwerp-instructie, die bij de stukken
had moeten zijn in den brief van den Directeur staat
toch ook: ik leg hierbij over een ontwerp-instructie
en die de Raad moet vaststellen en als dan daaruit zou
blijken, dat de nieuwe instructie belangrijk afwijkt van
de instructie voor den ingenieur, dan zou men kunnen
zeggen, dat aan dezen ambtenaar ander werk is opge
dragen dan de taak, die hij rechtens zijn instructie ver
vult en dat dus, als men hem die werkzaamheden nu
opdraagt, dit dan geschiedt in afwijking van zijn tegen
woordige instructie. Dat heb ik echter uit de stukken
niet kunnen zien. Dat deze ambtenaar den Directeur
vervangt, staat niet alleen nu ook reeds in zijn instruc
tie, maar staat ook in de verordening op het beheer van
het bedrijf. Daar stond voor dien tijd dat de Directeur
bij afwezigheid werd vervangen door den technischen
hoofdambtenaar, maar toen deze ingenieur is aange
steld, is dat veranderd en is er in gezet dat de ingenieur
bij afwezigheid van den Directeur dezen vervangt. Dat
is dus niets nieuws, maar dat stond al in de verordening
op het beheer van het bedrijf zelf.
Daarom is er voor mij in dit heele gescharrel met die
titels iets onsympathieks. Ik wil aannemen, dat het niet
de bedoeling is om straks ook de salarisverordening in
verband hiermede te wijzigen; ik neem aan, dat die be
doeling zelfs niet in het onderbewustzijn van de per
sonen, die deze wijziging voorstellen, aanwezig is, maar
dit voorstel wekt toch wel den indruk, dat het niet om
den titel of om de instructie te doen is, maar het wekt
den schijn, dat het wel te doen is om iets anders en dat
er de eene of andere bedoeling achter zit en dat vind
ik weinig fraai. Als Burgemeester en Wethouders dan
ook geen krachtiger argumenten kunnen aanvoeren, zou
ik het voorstel willen doen om dit aangeboden ontwerp
alsnog aan te houden en dit voorstel den Raad opnieuw
te doen aanbieden tegelijk met de ontwerp-instructie,
opdat de Raad zal kunnen beoordeelen of de wensche-
lijkheid van wijziging van titel voor dezen werkkring
rechtens aanwezig is.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Nu er over
deze kwestie toch gesproken wordt, zou ik hier ook wel
een paar woorden over willen zeggen. Ik had aanvan
kelijk niet het plan om hierover te spreken, omdat ik
deze titelwijziging meer beschouw als een wijziging van
een naamkaartje, maar nu hier toch over gesproken
wordt, ook bij monde van den wethouder van Open
bare Werken, zou ik er ook wel een paar woorden over
willen zeggen.
Het is toch een feit dat wij indertijd, op instigatie
van den toenmaligen Directeur, hebben gezegd, dat er
een ingenieur moest komen voor de berekening van de
groote werken. Want, zoo werd er gezegd, dat kan niet
meer gebeuren op de wijze, zooals het tot nog toe is
gebeurd, maar daarvoor moet een ingenieur komen, die
daarvoor een groot deel van zijn tijd noodig heeft en
het is ook ingenieurswerk. De Directeur kon zich met
dat werk niet belasten en dus moest er een ingenieur
wezen. Nu zegt de heer De Boer als wethouder van
Openbare Werken, dat dit werk een betrekkelijk klein
onderdeel is van het werk van den ingenieur en dat hij
voor een groot deel het werk van een adjunct-directeur
t
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Januari 1933. 13
doet. Ja, dat zal wel waar zijn, maar er is toen toch ook
besloten dat de ingenieur de plaatsvervanger zou wezen
van den Directeur. Ik ben dan ook nog niet tot de over
tuiging gekomen, tenzij het hier een verandering van
naamkaartje is, dat deze wijziging noodig is omdat er
hier een belangrijke wijziging in de werkzaamheden
plaats vindt. En als het hier niet een belangrijke wijzi
ging is, dat deze titel wordt veranderd, dan ben ik het
met den heer Vromen eens, zou er dan niet in de toe
komst hier eens iets achter kunnen schuilen; zou het
dan niet kunnen zijn dat er, bijaldien deze Directeur
eens weggaat, toch een salariskwestie achter zit? Laat
men dat dan eerlijk zeggen, want de wijze van werken,
zooals die hier dan naar voren zou komen, bevalt mij
niet.
De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou
hierover ook niet hebben gesproken, maar de heer
Muller brengt de kwestie hier nu toch wel een beetje
heel eigenaardig naar voren. Wij hebben over dit voor
stel gesproken met den Directeur in de Commissie voor
Openbare Werken. Ik heb daar toen ook uitdrukkelijk
de opmerking gemaakt, die èn door den heer Vromen
èn door den heer Muller hier is gemaakt en daarop is
ons absoluut de mededeeling gedaan, dat daar geen
sprake van was en dat er niet de eene of andere be
doeling of bedekte bedoeling aan het voorstel ten grond
slag ligt, maar dat het alleen de uitdrukking was van
de meerdere waardeering, die men voor het werk van
den heer Rienks heeft en dat die op deze wijze tot
uiting wordt gebracht
De heer Vromen: Zoo komen wij al dicht bij een
salarisverhooging.
De heer B. Molenaar: Neen, absoluut niet. Alle arbeid
wordt nog niet betaald, dat weet de heer Vromen ook
wel. En dat behoeft ook niet; men kan heel goed waar
deering hebben voor arbeid, zonder dat die daarom
hooger wordt betaald. Ik geloof dat het wel degelijk
de bedoeling is van de verandering van den titel voor
deze functie, dat tot uiting komt de werkkracht en het
werk van den heer Rienks en wat dit voor den dienst
van Gemeentewerken beteekent. In dien geest is deze
zaak in de Commissie besproken en in dien geest is daar
besloten daaromtrent gunstig te adviseeren aan het
college van Burgemeester en Wethouders.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Als lid
van de Commissie voor Openbare Werken zou ik
kunnen volstaan met te bevestigen wat de heer Mole
naar heeft gezegd. Maar nu de heer Vromen zoo na
drukkelijk de vraag heeft gesteld of er misschien iets
ten opzichte van de financiën achter zou kunnen zitten,
wil ik mededeelen dat de vraag, welke de heer Vromen
hier stelt, ook door mij in de Commissie voor Openbare
Werken is gedaan en dat het antwoord daarop positief
was, dat dit geenszins de bedoeling was. Het is niets
meer dan een verandering van naam, die haar grond
vindt in de omstandigheid dat, waar het werk zich bij
het bedrijf, zooals de heer Molenaar ook heeft gezegd,
langzamerhand sterk uitbreidt, het voor de hand ligt
dat de heer Rienks tegenwoordig vaker dan vroeger
den Directeur moet vervangen. Hij vervult dus vaker
de functie van adjunct-directeur en daarin ligt de reden
om hem den nieuwen titel te verleenen.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter, ik zou nog een enkel woord willen zeggen. De
heer Vromen heeft de opmerking gemaakt, dat mis
schien ten onrechte de titel van ingenieur aan den heer
Rienks is gegeven en ik geloof wel dat dit eenigszins
juist is. De heer Maas heeft indertijd duidelijk te kennen
gegeven, dat hij het niet noodig vond om direct een
adjunct-directeur naast zich te hebben, maar toen later
bleek dat het toch noodig was dat hij hulp kreeg, is
aan den heer Rienks niet de titel van adjunct-directeur
gegeven, maar hebben wij ons aan de voordracht van
den heer Maas gehouden om een ingenieur aan te stellen.
Nu doet zich echter het feit voor dat het werk, dat de
heer Rienks doet, veel meer overeenstemming vertoont
met het werk, dat een adjunct-directeur doet dan met
het werk, dat een ingenieur doet en zoo is het ook met
het salaris. Het salaris is van dien aard, dat, als er bij
Gemeentewerken weer een ingenieur zou worden aan
gesteld, het voor dezen titularis vastgestelde salaris
eigenlijk aan den hoogen kant zou zijn. Dit salaris is
meer in overeenstemming met dat van een adjunct
directeur. Het is dus heelemaal niet de bedoeling om
deze wijziging tot stand te brengen als een verkapte
poging om straks te komen tot salarisverhooging voor
dezen ambtenaar, maar het is wél de bedoeling dat de
titel veel meer weergeeft wat door dezen ambtenaar
wordt gedaan en het werk, dat door hem wordt ver
richt. Dat geeft ook bevrediging voor den functionnaris.
Deze heeft thans een titel, die niet in overeenstemming
is met de uitoefening van zijn functie. Het is hier dus
niet een kwestie om een ambtenaar in werkkring op te
schuiven, het is ook niet een kwestie, die verband houdt
het het salaris, maar het is hier alleen een kwestie om
den titel meer in overeenstemming te brengen met de
functie.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik zal geen
stemming vragen over het idee dat ik heb geopperd;
ik wil alleen mededeelen dat, waar zoowel door enkele
leden van de Commissie voor Openbare Werken als
door den wethouder de verklaring is afgelegd, dat er
verder geen bedoelingen achter het voorstel zitten en
waar dit noch tot uiting is gekomen in de Commissie
voor Openbare Werken, noch ook bij den wethouder
de meening bestaat, dat er iets anders achter zit, terwijl
verder door den wethouder uitdrukkelijk is verklaard
dat naar zijn meening het salaris, dat voor den ingenieur
is vastgesteld, meer in overeenstemming is met den titel
van adjunct-directeur dan met dien van ingenieur, ik
wil verklaren dat ik daardoor tevreden ben gesteld en
dat ik geen voorstel zal doen en daarover stemming
zal vragen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter verzoekt den leden in geheime ver
gadering bijeen te blijven en doet daartoe de deuren
sluiten.
Na hervatting van de openbare vergadering wordt,
niets meer te behandelen zijnde, de vergadering door
den Voorzitter gesloten.