56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1933. huisvuildienst en daaromtrent is toen nog geen besluit genomen. Nu zijn de besprekingen in de Commissie altijd van dien aard geweest, althans dat was de ge dachte van den Directeur, dat indien die huisvuilwagens er eenmaal waren, de paarden konden worden opge ruimd en dan was dat land over. Nu blijkt echter uit dit voorstel van Burgemeester en Wethouders dat, terwijl er aan de mechanisatie nog niets is gebeurd, Burgemeester en Wethouders blijkbaar van meening zijn, dat nu al tot de opruiming van de paarden kan worden overgegaan, want als men zegt dat het land niet meer noodig is dan kunnen de paarden ook niet meer aanwezig zijn. Men zegt dan wel eens dat men de paarden achter den wagen gaat spannen, maar daar lijkt het hier toch wel wat op. Als lid van de Commissie voor de Gemeentereiniging weet ik hier niets van. De Voorzitter: Ik kan daarop antwoorden dat de Directeur zelf meldt dat het aantal paarden op het oogenblik al van 23 op 14 stuks is teruggeloopen. Af gescheiden van den eventueel te veranderen huisvuil dienst is er op het oogenblik geen bezwaar tegen om dit stuk land uit de huur te nemen bij de Reiniging, omdat het de laatste jaren alleen is gebruikt om te hooien en men, als het alleen om het hooi te doen is, dit bij den lagen hooiprijs veel voordeeliger kan koopen. Dit blijkt ook uit den brief van den Directeur en omdat dit stuk land de laatste jaren steeds is gemaaid, is het er ook niet beter op geworden. Afgescheiden van de kwestie van de huisvuilwagens lijkt het Burgemeester en Wethouders daarom het beste, dit stuk land weer in het boerenbedrijf te brengen, opdat het niet meer achteruit zal gaan. De kwestie van de huisvuilwagens staat hier dus buiten. De heer M. Molenaar komt ter vergadering. Mevrouw Van Dijk—Smit: Mijnheer de Voorzitter. Het heeft mij eenigszins bevreemd, dat deze zaak hier nu te berde wordt gebracht, terwijl daar in de laatst gehouden vergadering van de Commissie totaal met geen woord over is gerept. Ik zou graag willen weten waarom wij daarmede als Commissie niet in kennis zijn i gesteld. De Voorzitter: Ik ben niet bij die commissievergade ring geweest, maar naar aanleiding daarvan zou ik willen zeggen, dat ik geloof, dat het in het algemeen niet bepaald noodzakelijk is, als vroeger de Directeur van de Reiniging een stuk land voor de Reiniging van de gemeente in huur heeft ontvangen en hij vraagt, zooals in dezen brief, om van die huur te worden ont slagen, omdat hij beter hooi kan koopen dan het gras zelf te laten maaien, dat een dergelijk stuk in de Com- missie van Bijstand moet komen. Ik zou willen vragen: herinnert U zich ook, toen dit land aan de Reiniging in huur is gegeven, of die zaak toen óók in de Com missie is behandeld Mevrouw VanDijk—Smit: Daar gaat het hier niet om. De Voorzitter: Dat is mijn persoonlijke opinie en als ik lid van die Commissie was, dan geloof ik niet dat ik zou vragen, dat een kwestie over een stuk land, dat de gemeente den eenen keer aan de Reiniging verhuurt en dan weer aan een ander, in de Commissie zou moeten worden gebracht. Dat lijkt mij niet belangrijk genoeg toe. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring, eventueel uitgifte in erfpachtvan terrein aan het Schapendijkje aan den Noord Nederlandsche Coö peratieve Eier- en Pluimveehandel (N. N. C.). Dit voorstel luidt als volgt De alhier gevestigde ,,Noord-Nederlandsche Coöpe ratieve Eier-, Pluimvee-, Konijnen-, Bijenteelt-produc ten, Voeder- en Fruithandel (N. N. C.)" heeft ons gevraagd te bevorderen, dat hem ten behoeve van de oprichting van een hoenderfokstation in huur worden afgestaan een tweetal terreinen gelegen ten Westen en ten Noordwesten van de Noorderbegraafplaats, aan het Schapendijkje. Op de hierbij overgelegde situatie- teekening zijn de betreffende perceelen met een breede arceering aangegeven. Van onze zijde rijzen tegen af stand van den grond voor het beoogde doel geen beden kingen. Met den belanghebbende is, behoudens Uwe goedkeuring, overeengekomen dat de huur 5.— per 36% Are méér zal bedragen dan de huur welke met den huurder van de zathe en landen ,,de Magere Weide'' is of zal worden overeengekomen. De ver huring geschiedt voor den tijd van 10 jaren. Het ligt in de bedoeling om op het voorste gedeelte van het terrein tegen het Schapendijkje een woning met broed- lokaal te bouwen. De daarvoor benoodigde grond ongeveer 300 M2, welke op de teekening met een kruisarceering is aangeduid, dient dan in koop of in erfpacht te worden afgestaan. Wij geven aan erfpacht op de gewone voorwaarden de voorkeur, waarmede de N. N. C. genoegen neemt. De grondwaarde kan worden gesteld op 5.— per M2., welke prijs ons voor dit terrein voldoende voorkomt. Met betrekking tot den bouw van de woning met broedlokaal zij opgemerkt, dat daarvoor de toestemming van Gedeputeerde Staten noodig is, aangezien het gebouw binnen den in het derde lid van artikel 16 der Begraafwet bepaalden af stand van 50 Meter van een begraafplaats in casu de Noorderbegraafplaats komt te staan. Indien ge noemd College tegen den bouw bezwaar mocht hebben en geen ontheffing van de aangehaalde verbodsbepa ling verkregen mocht kunnen worden, dan zou verder op het terrein, buiten den afstand van 50 Meter, een tijdelijk gebouw moeten worden opgericht, in welk geval de 300 M2. grond niet in erfpacht, maar eveneens in huur dient te worden uitgegeven. De deskundige voor de gemeentelijke landerijen kan zich met den afstand van de terreinen tegen de genoemde prijzen vereenigen. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten: a. tot verhuring aan de Noord-Nederlandsche Coöperatieve Eier-, Pluimvee-, Konijnen-, Bijenteelt producten, Voeder- en Fruithandel, gevestigd te Leeu warden, voor den tijd van 10 jaren, ingaande 1 Maart 1933, van de op de bij dit besluit behoorende teekening met breede arceering aangegeven perceelen grond, deel uitmakende van de perceelen, kadastraal bekend ge- gemeente Leeuwarden, Sectie D nos. 1674 en 122, ter gezamenlijke grootte van ongeveer 3 Hectare, tegen een jaarlijkschen huurprijs welke per 36% Are ƒ5.— hooger is dan de huur die met den huurder van de zathe en landen ,,de Magere Weide" is of zal worden overeen gekomen b. voor het geval, en mitsdien onder uitdrukkelijk voorbehoud, dat van Gedeputeerde Staten verlof wordt bekomen voor de stichting van een gebouw op na te noemen grond tot afstand in erfpacht aan de Noord- Nederlandsche Coöperatieve Eier-, Pluimvee-, Konij nen-, Bijenteelt-producten, Voeder- en Fruithandel, gevestigd te Leeuwarden, tot 31 December 1990, van het op de bij dit besluit behoorende teekening met kruis arceering aangegeven gedeelte van het perceel, kadas traal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 1674, ter grootte van ongeveer 300 M2., de juiste grootte op te meten door een landmeter van het kadaster, zulks onder de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1933. 57 grondwaarde van 5.— per M2. en een rentevoet van 6 per jaar 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen, een bedrag van 75.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden teruggegeven 3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben 5. de acte van erfpacht moet notarieel worden ver leden binnen een door Burgemeester en Wethouders te stellen termijn 6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebe- hoorende aan de gemeente Leeuwarden c. tot verhuring aan den onder a genoemde op gelijke voorwaarden als daar vermeld, van het onder b vermelde terrein, zulks echter alleen in het geval dat geen verlof tot de stichting van een gebouw op het bedoelde perceelsgedeelte mocht worden verleend. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Zonder deze aanvragers te willen teleurstellen of zonder dat ik mij ook maar eenigszins zou willen stellen tegenover het bedrijf, dat zij willen inrichten, zou ik toch naar aanleiding van dit voorstel van Burgemeester en Wet houders een vraag willen stellen en wel in dien zin, dat er voor mij een klein bezwaar in gelegen is, dat men dit bedrijf daar wil plaatsen, direct naast de Noorder begraafplaats. Als de meening van Burgemeester en Wethouders zoo is, dat het college daar geen bezwaar tegen heeft, dan wil ik daar ook wel in meegaan: het is alleen maar een opkomend bezwaar en een opkomende vraag bij mij, of het niet schade zal doen aan de waar digheid van de Noorderbegraafplaats, als dit bedrijf daarnaast komt. Ik heb absoluut niets tegen dit bedrijf, maar ik zou liever zien, dat het daar 50 M. verder af kwam of daar om en bij op een andere plaats. Niet dat ik dit bedrijf ook maar in een enkel opzicht wil tegen werken, maar mijn idee is, dat wanneer het zoo dicht komt bij de begraafplaats, dan daardoor de waardig heid van de begraafplaats niet tot haar recht zal komen. Dat meende ik even te moeten opmerken. De Voorzitter: Deze vraag, die de heer Hofstra stelt, is ook een oogenblik bij Burgemeester en Wethouders opgekomen; onwillekeurig denkt men toch, als deze per ceelen worden uitgegeven; daar ligt de Noorderbegraaf plaats. Toch geloof ik niet dat hier ernstig bezwaar tegen isin de eerste plaats toch blijft vooraan een strook grond vlak tegen de begraafplaats aan gereser veerd en bovendien komen de meeste kippen met de hokken op het achtergelegen stuk weiland, dat tot nu toe bij ,,de Magere Weide" verhuurd was en daarvan nu wordt afgescheiden. De hokken, die er komen, zullen dus een heel eind van de begraafplaats af komen te liggen. Als men de situatie bekijkt, dan krijgen wij eerst nog een vrij breede sloot, daarna de glooiing van de begraafplaats, daarna een rij boomen, dan nog een pad en dan pas de rij graven, die het meest aan den West kant ligt, zoodat er naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geen bezwaar tegen deze verhuring is. Om dezelfde reden achten Burgemeester en Wethouders ook dat er wel kans is om vergunning voor den bouw van de woning te krijgen, omdat deze, doordat er nog een vrije strook, een breede sloot, een glooiwal, een pad, enz. tusschen komt te liggen, nog vrij ver van de graven verwijderd zal zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het beschikbaar stellen van gelden voor het aanschaffen van twee nieuwe stoomketels en het uitvoeren van bij komende werken ten dienste der gemeentelijke koolgas fabriek. Dit voorstel luidt als volgt Bij schrijven van 31 Januari j.l. heeft de Directeur der gemeentelijke lichtbedrijven ons medegedeeld, dat in de maand Juni a.s. de beide stoomketels nos. 3 en 4 van de koolgasfabriek voor een onderzoek van wege het Stoomwezen van alle bekleeding en metselwerk ontdaan en ten minste 50 c.M. gelicht moeten worden. Bij den bouw van deze ketels in 1908 is er geen reke ning mede gehouden, dat wanneer een der ketels voor eene inspectie ontmanteld en gelicht wordt de andere in bedrijf moet kunnen blijven. Als gevolg van genoem den bouw zal derhalve tijdens het onderzoek in den aanstaanden zomer een stoomleiding over de stads gracht ter plaatse moeten worden aangebracht voor de levering van stoom uit de watergasfabriek aan exhaus ters, kolenliften, pompen en stoomlier van de koolgas fabriek. Hoewel de nieuwe bemetseling en bekleeding van de stoomketels zoodanig kan geschieden dat, indien te eeniger tijd wederom ontmanteling noodig is, het bedrijf van den eenen ketel niet gestoord wordt door de ontmanteling van den anderen, belet toch de inge bouwde ligging van het ketelhuis dat, bij afkeuring, transport van een der ketels naar buiten en vervanging door een nieuwe kan plaats hebben, zonder dat de andere ketel buiten gebruik wordt gesteld. Onder deze omstandigheden is de Directeur van meening, mede omdat niet bekend is voor hoe langen tijd de bestaande ketels of een van deze nog zullen worden goedgekeurd, dat het wenschelijk is over te gaan tot de aanschaffing van twee nieuwe ketels, in welk geval waarschijnlijk niet vóór 1958 ontmanteling behoeft plaats te hebben. Voorts bestaat de mogelijkheid dat tegen genoemd tijd stip de bestaande stokerij door een nieuwe is vervangen. Bij aanschaffing van nieuwe ketels kan bovendien nog geprofiteerd worden van de tegenwoordige lage prijzen. De kosten van de bovenomschreven werken worden geraamd als volgt aanschaffing van 2 nieuwe ketels 4.800.— 2 ,,Zuidnim"-bekleedingen5.500.— stoomleiding over de gracht1.200. onvoorzien500.— Totaal 12.000.— Voor nadere bijzonderheden zij verwezen naar het bovenaangehaalde schrijven van den Directeur, met wiens voorstellen wij ons kunnen vereenigen. Ook de Commissie voor de Gemeentelijke Lichtfabrieken gaat, blijkens haar hierbij overgelegd schrijven van 9 Fe bruari, met de plannen accoord. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten: a. voor het vernieuwen van de stoomketels nos. 3 en 4 der koolgasfabriek, het aanbrengen van een be kleeding dier ketels en het maken van een tijdelijke stoomleiding over de stadsgracht, een crediet te ver- leenen van ten hoogste 12.000.— b. het onder a genoemde bedrag te bestrijden uit het uitbreidings- en vernieuwingsfonds van de gas fabriek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 4