58 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1933. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verstrekken van gelden aan het bestuur der Roomsch Katholieke Schoolvereeniging voor het aanschaffen van meubilair ten behoeve van de jongensschool voor ge~ woon lager onderwijs in de Speelmansstraat. Dit voorstel luidt als volgt Bij schrijven van 21 Januari j.l. vraagt het Bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging, alhier, U gelden uit de gemeentekas beschikbaar te willen stellen voor het aanschaffen van eenig meubilair, zulks in ver band met het in gebruik nemen van een leegstaand lokaal van de school in de Speelmansstraat no. 1 we gens uitbreiding van het aantal leerlingen. Uit het adres blijkt genoegzaam, dat is voldaan aan de bepalingen der Lager Onderwijswet 1920; ons is bovendien nog gebleken dat met de voorgenomen aan schaffing de normale eischen, welke aan het geven van lager onderwijs gesteld mogen worden, niet worden overschreden. De gemeente behoort derhalve krachtens artikel 72 der aangehaalde wet de benoodigde gelden beschikbaar te stellen. Wij geven U mitsdien, onder overlegging van het verzoek, in overweging te besluiten aan het Bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver eeniging, alhier, gelden uit de gemeentekas te verstrek ken voor het aanschaffen van eenig meubilair voor een in gebruik genomen leegstaand leslokaal van de school voor gewoon lager onderwijs in de Speelmansstraat no. 1. 13. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven van Curatoren van het Gymnasium in zake wijziging van de verordening voor het Gymnasium (bijlage no. 5). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 11 13. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Na hervatting van de openbare vergadering wordt wederom aan de orde gesteld 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van de zathe en landen nabij den Poppe~ weg aan J. fongma. De beraadslagingen worden voortgezet. De heer Hettinga; Mijnheer de Voorzitter. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen voorstellen, deze verhuring nog aan te houden. Jurna is indertijd tegen een heel hooge pacht op deze boerderij gekomen en onwillekeurig heeft dat altijd eenige invloed op de eventueele uitvoering van de werkzaamheden. Maar daar staat ook tegenover dat hij toen aan het huis ook vrij wat onderhoud heeft gehad; hij heeft daar toen 438.voor betaald. Verder heeft Jurna bewezen dat hij wèl bekwaam is om het land goed te beboeren en waar het bekend is, dat hij op het oogenblik goed in zijn vee zit, zou ik graag willen, dat nog eens in over weging werd genomen of men eventueel dezen pachter zal kunnen handhaven of dat een nieuwe pachter moet worden genomen. Het betreft hier een gezin met 8 kinderen, Jurna staat bekend als een werkzame boer, hij is ook wel bekwaam om het land te onderhouden en waar hier nu nog het belang van dit gezin bij komt, zou ik graag willen, dat wij dit punt konden aanhouden, opdat Burgemeester en Wethouders de gelegenheid zullen krijgen nog eens een nader onderzoek in te stellen en ook de Raad zich nog eens ten opzichte van deze zaak kan oriënteeren. De Voorzitter: Dit verzoek tot aanhouding is eigenlijk gebaseerd op grond, dat niet juist zou zijn het rapport van den deskundige, dat Jurna niet bij machte is ge weest om de boerderij in de afgeloopen jaren goed te exploiteeren en dat het dus volgens het rapport van den deskundige beter zou zijn dat er een andere huurder op de boerderij zou komen. Omdat nu, ook in besloten vergadering, het rapport van den deskundige is aangevallen op grond van in lichtingen, die door Jurna zijn verstrekt, zou ik er per soonlijk voor zijn, maar dan ook alleen op dien grond, om het voorstel aan te houden en die zaak nog eens te onderzoeken. Het rapport is eigenlijk niet alleen van den tegenwoordigen deskundige, maar deze heeft ook met den vorigen deskundige, den heer Schuiling, overleg gepleegd. Op grond nu, dat hier eigenlijk wordt gezegd, dat het rapport van den deskundige niet volkomen juist is, zou ik willen zeggen: op dien grond zou ik ook willen voorstellen om het voorstel van den heer Hettinga maar aan te nemen, maar daaruit volgt dan naar mijn meening ook de conclusie dat, als blijkt dat de rapporten van de deskundigen wèl juist zijn, het dan niet in het gemeente belang moet worden geacht om de boerderij verder aan Jurna te verhuren. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal zoo vrij zijn om, ook al zou blijken dat het rapport van den deskundige juist is, dan nóg de vraag, of wij deze boerderij weer aan Jurna zullen verhuren, onafhankelijk daarvan te bekijken. Voor mij is de vraag deze, of het gemeentebelang niet te zeer geschaad wordt, wanneer wij aan Jurna, die onder ongelukkige omstandigheden gewerkt heeft, opnieuw deze plaats verhuren en of het waarschijnlijk geacht kan worden dat hij zich financieel zal kunnen handhaven en dus de verhuring kan ge schieden zonder dat het gemeentebelang al te zeer geschaad wordt. Ik heb, ook in besloten vergadering, het rapport van den deskundige geenszins aangevallen of in twijfel getrokken, maar m. i. moeten er al zeer noodzakelijke en dringende redenen zijn om een der- gelijken ingrijpenden maatregel toe te passen, dat men van een pachter, met een groot gezin, die door toevallige omstandigheden buiten den wil van ons en van den pachter zelf in moeilijke omstandigheden is geraakt, de pacht tusschentijds beëindigt. Ik meen dat het niet aan gaat voor de gemeente dan alleen op zeer overtuigende en zeer belangrijke gronden, om een pachter in dezen tijd tusschentijds van zijn plaats te zetten, omdat wij daarmee de kans loopen, dat wij daardoor noodeloos een dergelijk gezin op straat zullen zetten. Ook als dus uit het nader onderzoek zou blijken dat wij een beteren pachter zouden kunnen krijgen, dan ben ik om die reden nog niet voor een beëindiging van de huur met dezen pachter. Ik neem aan dat Jurna niet de allerbeste pachter is en dat hij misschien ook minder goed is dan de andere, die op de boerderij solliciteert, maar als vast staat dat, wanneer de tegenwoordige pachter behoorlijk wordt nagereden, hij zijn werk daar goed kan doen en dat hij zich dan op de plaats kan handhaven, dan acht ik mij zedelijk niet verantwoord om er aan mee te werken om tusschentijds de huur van hem te beëindigen. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. U hebt de gronden ontwikkeld, waarom er voor U geen bezwaar tegen zou bestaan om het voorstel van den heer Het tinga aan te nemen en ik wil wel zeggen dat ik ook alleen en uitsluitend op die gronden in dat voorstel zal kunnen meegaan. Maar ik meen toch, dat hier twee redeneeringen tegenover elkaar dienen gesteld te worden. De heer Vromen heeft in eerste instantie gezegd, dat hij zich zijn vrijheid voorbehoudt en dat hij ook op grond van die vrijheid voor een nieuwe ver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1933. 59 huring aan den tegenwoordigen pachter zal stemmen, als de mogelijkheid blijkt, dat Jurna zich op de boerderij kan handhaven. Wij zitten hier echter als verhuurder van de boerderij en wij hebben als zoodanig niet alleen j uit te maken of de pachter zich zal kunnen handhaven, j maar wij moeten er ook over oordeelen of de boerderij zich qua boerderij zal kunnen handhaven onder den tegenwoordigen pachter en of dus de boerderij door hem kan blijven bewoond, omdat hij ze behoorlijk beheert. Ik zal dus voor het voorstel van den heer Hettinga j stemmen, nu het op die manier door den Voorzitter is j overgenomen, maar ik wil toch zeggen dat mijn oordeel straks zal afhangen van de vraag of de boerderij qua j boerderij goed beheerd zal worden. Daar gaat het naar onze meening hier voor ons om en niet om de vraag of de pachter iemand is met een groot gezin. De heer Buiel: Ik wil toch opmerken, dat ik mij met die kapitalistische beschouwing van den heer IJtsma niet geheel kan vereenigen. De heer Vromen: Volkomen juist. Het is meer dan schandelijk dat dit van dien kant gezegd wordt De heer B. Molenaar: Hebt U nog nooit gehoord, dat een arbeider uit zijn woning is gezet De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Hier worden natuurlijk twee zaken naar voren gebracht, maar ik geloof dat wij die beide wel degelijk kunnen bezien en dat wij ze beide ook moeten bezien. Wij moeten bij deze zaak met beide dingen rekening houden, met de boerderij, maar ook met den pachter en zijn gezin. De beraadslagingen worden gesloten. Overeenkomstig het voorstel van den heer Hettinga wordt met algemeene stemmen besloten het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 5