62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1933. 11 Februari j.l. door Burgemeester en Wethouders ge daan verzoek, de Minister van Binnenlandsche Zaken het hierbedoelde bedrag voor Leeuwarden heeft vast gesteld op 3.50 per week, stellen Burgemeester en Wethouders voor het verzoek af te wijzen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. In het schrijven, dat is ingekomen, wordt verwezen naar een circulaire van den Minister van Januari 1932 en; nu schijnt het dat men in dit schrijven laat doorschemeren, dat de Ministeriëele circulaire een gunstiger bepaling omtrent de uitkeering zou geven dan zooals die uit- keering hier is toegepast. Ik ken die circulaire niet en indien die bestaat, zou ik graag hebben, dat ons daar van alsnog inzage werd verstrekt. Mijn eerste vraag is dus öf die circulaire bestaat en zoo ja, of wij daarvan dan alsnog inzage kunnen krijgen. Dan zou ik willen vragen wat het college heeft be wogen om met ingang van 2 Maart van dit jaar een gewijzigde steunregeling in te voeren, die hierop neer komt, dat, waar tot nu toe van de verdere diensten van de gezinsleden 2/3 werd gekort op den steun, dit met ingang van 2 Maart voor een bepaald bedrag niet meer zal plaats hebben of, om een voorbeeld te noemen, dat van de bijverdienste van de vrouw van een steuntrek kende geen 2/3 van den steun meer zal worden gekort, althans, voor zoover die verdienste niet meer dan 3.50 per week bedraagt. Als ik het juist heb ik heb mijn inlichtingen uit de plaatselijke pers dan meen ik dat de steunregeling als volgt is gewijzigd, doordat daaraan is toegevoegd ,,Bij de toepassing van de bepaling, vervat in het le lid (van art. 7) kan 3.50 van de verdiensten van de vrouw van een gesteunde met kinderen, buiten beschouwing worden gelaten." Nu schijnt het dat men in het ingekomen adres wil laten doorschemeren, dat de Ministeriëele circulaire van Januari 1932 inderdaad reeds machtiging daartoe heeft verleend en dus zou dat hier op neerkomen al zeg ik niet dat dit juist is -dat men zegtdaarvan is tot nu toe géén gebruik gemaakt en als daarvan wél ge bruik was gemaakt, onder hoogere goedkeuring van den Minister, dan had men hier voor de betrokkenen een gunstiger regeling gehad dan die, welke hier tot nu toe heeft gewerkt, daar de Ministeriëele circulaire daar dan aanleiding toe gaf. Ik wil het hier voorloopig bij laten. Let wel, ik maak mijn opmerkingen in vragenden vorm, omdat ik die circulaire van den Minister niet ken, maar ik zou toch ook graag een antwoord willen hebben op deze vraag: wat heeft het college bewogen om op 2 Maart een nieuwe steunregeling in te voeren, waarbij men eens klaps een bedrag van 3.50 aan verdiensten van de mede-inwonenden in een gezin buiten de bepaling van den 2/3 aftrek van den steun heeft laten vallen Zulks terwijl daar vóór 2 Maart geen sprake van was. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou wel een kleinigheid willen zeggen over dit adres en over de discussie, die daarover wordt gevoerd, omdat er voortdurend wordt gesproken over een circulaire van den Minister van Januari 1932 en ik wel denk, dat men daarmee hopeloos in de war is. Den 15en Januari 1932 heeft de Minister van Bin nenlandsche Zaken en Landbouw aan de gemeentebe sturen bekend gemaakt, dat in het leven was geroepen de mogelijkheid tot het vaststellen van een steunrege ling en hij heeft dit samengevat in een werkje, waarin de algemeene lijnen voor een zoodanige steunregeling zijn aangegeven. Dat werkje omvat dus een ontwerp- steunregeling, wij zouden het kunnen noemen de grond wet voor eventueel te ontwerpen steunregelingen, waarvan de gemeenten gebruik kunnen maken. In dat algemeen ontwerp zijn niet ingevuld de steunbedragen, die men mag uitkeeren, daarin zijn niet genoemd de cijfers van een eventueelen toeslag, dien men mag geven en daarin is ook niet genoemd, hoe lang die steun mag duren: het is alleen een algemeene regeling of, zooals ik het heb genoemd, een algemeene grondwet, die de Minister in zijn ontwerp van 15 Januari 1932 heeft kenbaar gemaakt. Daarop zijn verschillende gemeentebesturen op aan drang van en in samenwerking met de vakorganisaties te werk gegaan om te trachten, waar dat mogelijk was, een steunregeling in het leven te roepen. Men stelt zich nu in dit adres op het standpunt, dat men vooral een schadeloosstelling kan vragen voor die menschen, die tot nu toe niet onder een zekere bepaling vielen en dat men dus hen. die daarop recht zouden hebben gehad en ook anderen, daarvoor schadeloos moet stellen. Ik heb de moeite genomen eens na te gaan, als men dat zou doorvoeren, hoe groot het aantal steun regelingen was, dat dan ook daaronder zou moeten vallen en ik kom dan tot de conclusie, dat er in Neder land op 22 November 1932 dat is het laatst bekende algemeen overzicht voor zoover betreft art. 7, 2e lid, het buiten beschouwing laten van een gedeelte van de verdiensten van de vrouw, in totaal 121 gemeenten waren, die daaraan meededen. In Friesland waren er 4 gemeenten. In Friesland is het altijd buitengewoon moeilijk geweest om een steunregeling in het leven te roepen: het is bekend dat Gedeputeerde Staten altijd op het standpunt hebben gestaan dat, zoolang er geen wettelijke bepalingen door den Minister waren inge voerd, men ook geen steunregeling mocht invoeren, maar men zich moest houden aan de bepalingen van de Armenwet. Door de gemeente Leeuwarden is, ook in overleg met de vakorganisaties, dikwijls op niet onvoor- deelige wijze voor de arbeiders er van geprofiteerd, door via het Armbestuur binnen te halen, wat bij cir culaire van den Minister is besloten en ik geloof dat dit niet ten nadeele van de arbeiders is geweest. Voor andere gemeenten is het moeilijk geweest, omdat tal van gemeentebesturen, die een steunregeling aanvroe gen, nadat het boekje van den Minister was verschenen, van den Minister ten antwoord kregen ik acht voor Uwe gemeente een regeling niet noodig, omdat ik meen dat in Uwe gemeente alle werklooze arbeiders te werk kunnen worden gesteld. Ik bemoei er mij nu niet mee of dit inzicht juist was, vooral omdat wij hier nu deze wijziging bespreken, maar ik wil er toch op wijzen hoe moeilijk het is een steunregeling tot stand te brengen. Het cijfer nu, dat van de verdiensten van de vrouw buiten beschouwing kan worden gelaten, is door den Minister in dit boekje niet genoemd. Wel is daartoe in art. 7, tweede lid, de mogelijkheid opengesteld, onder bepaalde omstandigheden. Dat is in conferenties ook voortdurend gebleken en ook, dat dit verband hield met den duur van de werkloosheid. Eerst heeft de Minister voor geen enkele gemeente toegestaan om niet den vollen aftrek van 2/3 van de verdiensten van de vrouw toe te passen. Toen zijn de 4 groote gemeenten in ons land met het verzoek gekomen om een bepaald cijfer van de inkomsten van de vrouw buiten beschouwing te mogen laten en ten slotte hebben dezen dat na aller lei conferenties gedaan gekregen, zoodat daar toen een zekere aftrek mocht plaats hebben. Dat die aftrek op het oogenblik nog klein is, is echter niet, doordat de gemeentebesturen niet hun best doen en dat de vak organisaties er niet achter zitten. Uit het overzicht van 22 November blijkt, dat er in ons land toen 6 plaatsen waren, waar die aftrek 5.— bedroeg. 20 plaatsen, waar hij 4.was, 7 plaatsen met een aftrek van 3.50 daar is Leeuwarden nog niet bij 70 waar hij ƒ3.— was, 7 met 2.50, 10 met ƒ2.— en 1 met 1.'aftrek. Maar al die aanvragen werden pas dan ingevoerd en kregen een plaats in de steunregeling, als de Minister het goedkeurde. De Minister heeft nu met Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1933. 63 deze goedkeuring voor onze gemeente lang gewacht, denkelijk in verband met de verhooging van de uitkee ring hier. Maar ik zou dit toch willen zeggen, dat blijkt, dat men hier stuksgewijs de dingen gaat invoeren, die mogelijk zijn bij deze algemeene regeling. Daarom heeft ook het Gemeentebestuur van Leeuwarden zich, mede naar aanleiding van een adres, dat was ingekomen van den Leeuwarder Bestuurdersbond, ten opzichte hiervan tot de Regeering gewend en nu is eindelijk de goed keuring ingekomen, dat men het bedrag, dat buiten be schouwing kan worden gelaten, hier op 3.50 mag stellen. Dat beteekent echter niet, dat men nu gaat rusten, want als het langer duurt en de omstandigheden geven er aanleiding toe, dan zal er misschien op kunnen worden aangedrongen om dat bedrag hooger te stellen. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik heb feitelijk in dit geval niets toe te voegen aan hetgeen de heer IJtsma naar voren heeft gebracht. Alleen wil ik nog één opmerking maken en dat is deze. De heer Wiersma heeft gezegd dat hij niet op de hoogte was, maar ik meen toch dat alle leden van den Raad indertijd een overzicht hebben gekregen van de steun regeling. De heer Wiersma Maar geen circulaire van den Minister. Wat U bedoelt heb ik hier wel. De heer Ritmeester (wethouder): Uit art. 7, tweede lid, blijkt toch, dat dit die mogelijkheid opent. De heer Wiersma: Die regeling hebben wij niet ge kregen, alleen deze beknopte circulaire, maar daar zijn geen artikelen in aangegeven. De heer Ritmeester (wethouder): In elk geval, het andere lag ook bij de stukken en heeft daar reeds meer malen bij gelegen: U had daar dus kennis van kunnen nemen, al hebt U die regeling niet in huis gekregen. U had die wel degelijk moeten kennen. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, m. a. w. mag ik dus concludeeren, dat vast staat, dat Januari 1932 een dergelijke circulaire niet bestond, die aan de gemeente machtiging kon geven om een bedrag van 3.50 buiten beschouwing te laten De heer Ritmeester (wethouder): Neen, die bestond niet. De heer Wiersma: Dus die is nu pas gekomen of eenige weken geleden en het is naar aanleiding daar van, dat deze bepaling op 5 Maart in werking trad? De heer Ritmeester (wethouder): U heeft het over het bedrag van 3.50, maar als U dat cijfer er uitlaat, is de zaak heel anders, want in art. 7, tweede lid, staat: ,,Bij de toepassing van de bepaling, vervat in het eerste lid, kan een door den Minister van Binnen landsche Zaken en Landbouw vastgesteld bedrag van de verdiensten van de vrouw van een gesteunde met kinderen, buiten beschouwing worden gelaten." Daaromtrent heeft de heer IJtsma al een uiteenzetting gegeven, hoe de gang van zaken is. Nu is op 6 Februari naar aanleiding van de gevallen, die zich in het land hebben voorgedaan en mede in verband met een ver zoek van den Leeuwarder Bestuurdersbond gezegd: het is mogelijk, wij willen dat hier ook doen en den Minister vragen om een zeker bedrag vrij te stellen. Wij hebben ons daarop tot den Minister gewend, schriftelijk en tele fonisch en nu is de machtiging gekomen om een bedrag van 3.50 vrij te stellen. Vanaf het oogenblik, dat die machtiging is gekomen, is het geoorloofd en hebben wij dat ook gedaan. De Ministeriëele machtiging is van 21 Februari 1933. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben dankbaar voor de verkregen inlichtingen, maar het blijkt nu toch, dat hieromtrent alreeds een circulaire van den Minister was van ouderen datum, dan door den wethouder van Financiën is genoemd en dat die alreeds in art, 7, tweede lid, de mogelijkheid opende om een bepaald bedrag buiten de bepaling van de 2/3 aftrek te laten. Nu is daarvan thans pas door de gemeente Leeu warden gebruik gemaakt naar aanleiding van telefo nische gesprekken met den Minister, maar als die cir- culiare reeds van ouderen datum is, zou dus inderdaad, indien door het Gemeentebestuur van Leeuwarden eerder pogingen daartoe in het werk waren gesteld, misschien ook voor Leeuwarden eerder een dergelijke regeling hebben kunnen gelden. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik voelde wel dat daar de kneep zat en daarom liet ik er den heer Wiersma even over doorspreken; dat is natuurlijk de quintessens: de heer Wiersma wil Bur gemeester en Wethouders in gebreke stellen, ook al weet hij zelf niet dat het er in stond. Maar ik heb al gezegd dat die bepaling niet werd toegepast en dat, zoodra wij merkten dat die wel kon worden toegepast en de Leeuwarder Bestuurdersbond bij ons is gekomen, wij ook hebben getracht de regeling voor onze gemeente te krijgen. Maar U kunt nietomdat die bepaling er was, maar de Minister deze niet deed uitvoeren, Bur gemeester en Wethouders in gebreke stellen; dat zal U toch niet baten, want dat gaat niet op. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. g. adres van den Nederlandschen Arbeiders Sport bond betreffende het verleenen van subsidie, kosteloos beschikbaar stellen van sportvelden voor de leden der afdeeling Leeuwarden en het verstrekken van een sub sidie om de werklooze leden aan het Bondsfeest te Almelo deel te laten nemen. Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt besloten deze verzoeken af te wijzen. h. adres van de Vereeniging Tuinen", alhier, met een drietal adhaesiebetuigingen, om de Tuinsterbrug te verlagen. Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om praeadvies. i. adres van de Vereeniging .Tuinen" om vier booglampen aan de Tuinen te doen plaatsen. Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter. Mag ik Burgemeester en Wethouders beleefd verzoeken om daarmee dan een beetje spoed te betrachten Ik heb buiten dit verzoek om reeds indertijd, toen dit verzoek nog niet was ingekomen, dezelfde opmerking gemaakt in de vergadering van de Gascoinmissie; het is ook mij persoonlijk opgevallen, dat de .Tuinen" ten opzichte van het vermeerderde verkeer zeer donker is. De Voorzitter Ik wil wel toezeggen, dat Burge meester en Wethouders zeer spoedig deze zaak zullen bekijken, maar het is natuurlijk de vraag of daar dan vier booglampen komen. Dat wil ik nog geheel in het midden laten, want er zit meer aan vast. Het is ook mij persoonlijk opgevallen dat het daar donker in verge lijking met de Voorstreek is, maar dat geldt niet alleen voor de Tuinen, maar ook voor andere deelen van de stad. De zaak is dat, hoe sterker men het licht op de hoofdverkeerswegen gaat maken, hoe donkerder het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 2