76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1933. dat zich in den gevel eenige scheuren vertoonden. Ik wist echter niet, dat de toestand zóó critiek was, als die op het oogenblik blijkt te zijn. Ik heb nu en passant gehoord dat Burgemeester en Wethouders van plan zijn om den rijweg daar voor auto's af te sluiten of is het misschien al geschied? en ik geloof wel dat dit bui tengewoon raadzaam is, dubbel raadzaam in de gegeven omstandigheden. Ik zou nu gaarne officieel van U willen hooren of dit juist is. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Naar aan leiding van deze kwestie zal ik niet tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, maar ik wil er wel op aandringen, dat daar aanstonds of zoo spoedig mogelijk de weg als rijweg wordt afgesloten, op grond van het feit, dat de grond daar blijkbaar niet geschikt is voor het drukke rijverkeer. De Voorzitter: Wat het rijverkeer betreft de heer De Boer zal verder wel over de school spreken heb ben Burgemeester en Wethouders al een tijd geleden besloten den weg daarvoor af te sluiten. Het is vrij moeilijk om den geheelen weg af te sluiten, want dan zou men borden moeten plaatsen bij het begin van den Arendstuin, bij het Gymnasium en op den anderen hoek, bij de Leeuwarder Courant. Burgemeester en Wethou ders hebben daarom besloten een stuk van den weg af te sluiten, zoo, dat de marechausseekazerne vrij blijft. Ik weet niet of de borden al geplaatst zijn, maar er is al een besluit genomen. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. De heer Vromen heeft de vraag gesteld, of een geheele vernieuwing van den gevel wel noodig is. Men heeft gedurende eenige jaren den gevel al in het oog gehouden, omdat de gevel telkens al teekens heeft ge geven dat hij niet te best is. Wat precies daarvan de oorzaak is, weet ik niet zoo precies: misschien wel dat het rijverkeer bij de school er ook geen goed aan heeft gedaan, maar het is een feit. dat de gevel gedurende een reeks van jaren al scheuren vertoonde en dat men hem dan ook in het oog hield. Er zijn destijds al deelen geweest, die afbrokkelden; telkens als de gevel werd schoongemaakt, kregen de menschen de boodschap let vooral op de kapteelen en de verdere uitbouwsels. Men lette er dan op of die ook los zaten en wanneer dat het geval was, werden die tijdig weggenomen. Nu is den laatsten tijd vooral gebleken dat er nieuwe scheu ren bij kwamen op allerlei plaatsen en daarom meent men bij Gemeentewerken, dat het niet langer verant woord is, dezen toestand te bestendigen. Het is natuur lijk nooit precies te zeggen, wanneer ingrijpen noodig is, maar op het oogenblik is de toestand toch wel zoo, dat de Inspecteur van het Woningtoezicht met den Di recteur van Gemeentewerken, die de zaak samen heb ben nagegaan, van meening zijn dat de toestand niet langer mag worden bestendigd en dat er een algeheele vernieuwing van den gevel moet plaats hebben. Er zal nu moeten worden nagegaan of de fundeering nog voldoende is en als dat niet het geval is, zal die ook versterkt moeten worden. De heer Vromen heeft ook gesproken over het aan brengen van stalen ramen, maar wat daarover is gezegd in de stukken beteekent, dat de onderramen van staal worden gemaakt. Dat is ook gebeurd bij school 4 en bij de school voor Buitengewoon Lager Onderwijs, ook daar is het onderste deel van staal, maar anders krijgt men hier gewone houten ramen. De omstandigheden zijn van dien aard, dat de toestand aan school 7 de laatste jaren zoodanig is verergerd, dat ingrijpen op het oogenblik noodig wordt geoordeeld en daarom meenden Burgemeester en Wethouders, na een grondig onderzoek ter plaatse te hebben ingesteld, dit voorstel aan den Raad te moeten aanbieden. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verstrekken aan de besturen van bijzondere scholen van voorschotten op de vergoeding, bedoeld bij art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, over het dienstjaar 1933. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge artikel 103, 3e lid, der Lager Onderwijswet 1920 verleent de Gemeenteraad ieder jaar aan de be sturen van bijzondere lagere scholen, die zulks ver zoeken, een voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex artikel 101 dier wet, tot ten hoogste tachtig ten honderd van hetgeen terzelfder zake voor de overeen komstige openbare lagere scholen in die gemeente is uitgegeven over het laatste dienstjaar, waarover de rekening is gesloten, in casu het jaar 1929. Bovendien verleent de gemeente, evenals vorige jaren, ook een voorschot op de vergoeding voor vak onderwijzers, welke vergoeding ingevolge artikel 101, 9e lid, dier wet aan de besturen der bijzondere scholen moet worden uitgekeerd. Het gemiddelde kostenbedrag van een leerling eener openbare school voor gewoon lager onderwijs beliep over 1929 18.63 en van een leerling der openbare school voor uitgebreid lager onderwijs 22.56. Het bedrag, dat de gemeente in 1929 heeft uitgegeven voor de door haar aangestelde vakonderwijzers, be droeg voor een school voor gewoon lager onderwijs per lesuur 1.94 en voor de school voor uitgebreid lager onderwijs per lesuur 2.10, terwijl het maximum aantal lesuren vakonderwijs, dat in 1928, dus in het onmid dellijk voorafgaande kalenderjaar aan de openbare scholen werd gegeven, per school voor gewoon lager onderwijs bedroeg 457 en voor de school voor uitge breid lager onderwijs 2876. Aan een schoolbestuur kan dus voor 1933 een maxi mum voorschot op de vergoeding ex artikel 101, le lid. Lager Onderwijswet worden verleend voor een school voor gewoon lager onderwijs van 80 van 18.63 14.90 per leerling en voor een school voor uitge breid lager onderwijs van 80 van 22.56 18.05 per leerling, terwijl het maximum voorschot op de ver goeding ex artikel 101, 9e lid, Lager Onderwijswet bedraagt 457 X 1.94 X 80 709.26 voor een school voor gewoon lager onderwijs en 2876 X 2.10 X 80 4831.68 voor een school voor uitgebreid lager onderwijs. De bij de stukken overgelegde staatjes geven een overzicht van de schoolbesturen, welke een verzoek tot het ontvangen van een voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex art. 101. le lid, en art. 101, 9e lid, der Lager Onderwijswet voor 1933 hebben ingezonden: bovendien geeft het aan op welke wijze ons College is gekomen tot de bedragen, welke het U voorstelt aan de bijzondere schoolbesturen te verleenen. De regeling van de uitbetaling van het voorschot is aan den Raad overgelaten. Evenals vorige jaren zou ook dit jaar tel kens na het verstrijken van een kalenderkwartaal een vierde gedeelte van het voorschot betaalbaar kunnen worden gesteld. Alle aanvragen om voorschot op de vergoeding ex art. 101 Lager Onderwijswet voldoen aan de voor schriften, gesteld in art. 13 van het Koninklijk besluit d.d. 4 September 1923 (Staatsblad no. 432). Op grond van het vorenstaande geven wij U in over weging te besluiten A op de vergoeding ingevolge art. 101 der Lager Onderwijswet, over het jaar 1933 de navolgende voor schotten te verleenen I. aan het bestuur der Roomsch-Katholieke School- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Maart 1933. 77 vereeniging, alhier a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Speelmansstraat 1 een bedrag van 2700.— voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 600.— voor het vakonderwijs; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Tweebaksmarkt 44 een bedrag van 1087.70 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 350.— voor het vakonderwijs; c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Tweebaksmarkt 44 een bedrag van 992.75 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 1640.— voor het vakonderwijs; d. voor de school voor gewoon lager onderwijs Baljeebuurt 52 een bedrag van 3486.60 voor het ge woon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; II. aan het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rotterdam a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat 89 een bedrag van 3278.— voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 560.— voor het vakonderwijs; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat 81 een bedrag van 3948.50 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 560.— voor het vakonderwijs; c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Groote Kerkstraat 81 een bedrag van 1191.30 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 582.40 voor het vakonderwijs; III. aan het bestuur der Vereeniging voor Chris telijk Schoolonderwijs, alhier a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Pieter Feddesstraat 2 een bedrag van 4008.10 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Leeuwrikstraat 10 een bedrag van 3412.10 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; c. voor de school voor gewoon lager onderwijs Margaretha de Heerstraat 1 een bedrag van 3296.62 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; d. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat 1 een bedrag van 2906.05 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 1310.40 voor het vakonderwijs; e. voor de school voor gewoon lager onderwijs Fonteinstraat 16 een bedrag van 3587.17 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; f. voor de school voor gewoon lager onderwijs Willem Sprengerstraat 77 een bedrag van 3859.10 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs. IV. aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweekscholen ter opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan Christelijke scholen, alhier a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Margaretha de Heerstraat 2 een bedrag van 3609.52 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; b. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat 2 een bedrag van 1191.30 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 1375.92 voor het vakonderwijs; V. aan het bestuur der Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Druifstreek 72 een bedrag van 3814.40 voor het ge woon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Transvaalstraat 75 een bedrag van 1422.95 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 645.63 voor het vakonderwijs; VI. aan het bestuur der Leeuwarder Schoolveree niging, alhier a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Raadhuisplein 25, een bedrag van 2458.50 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 709.26 voor het vakonderwijs; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs St. Anthonystraat 4, een bedrag van 2261.07 voor het gewoon onderwijs en een bedrag van 645.63 voor het vakonderwijs; B. te bepalen, dat van de sub A vermelde voor schotten na afloop van elk kalenderkwartaal een vierde gedeelte betaalbaar zal worden gesteld. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening op den Dienst der Arbeidsbemiddeling en Werkloosheidsverzekering en tot intrekking der verordening van 22 Augustus 1922 (gemeenteblad no. 32) (bijlage no. 6). De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter: Ik heb begrepen dat deze wijzigingsverordening hoofdzakelijk een uitvloeisel is van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 en wanneer nu deze verordening alleen ging over de aanpassing van de verordening van Leeuwarden aan de wet, die ook de verplichting stelt dat een dergelijke verordening wordt vastgesteld, zou ik zonder meer hierover gezwegen hebben. Er zijn echter enkele wijzi gingen in de verordening aangebracht die, als men ze vergelijkt met de verordening van 1922, mij reden geven om enkele vragen te stellen, omdat in den Raadsbrief niet is aangegeven en ook niet in de wet, waarom die wijzigingen noodig zijn. Het is mij opgevallen dat thans onder art. 3 een nieuw artikel is ingevoegd, dat niet voorkwam in de oude verordening, maar dat blijkbaar in de plaats is gekomen van de laatste alinea, n.l. sub c, van art. 1 van de oude verordening. Dat art. 3 wijkt zeer belang rijk af van art. 1, sub c, van de oude verordening. Dit laatste schreef voor, dat aan den Dienst der Arbeids bemiddeling konden worden opgedragen werkzaam heden in verband met de statistiek, terwijl nu de be paling is gemaakt Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan den dienst werkzaamheden, niet vermeld in artikel 2, op te dragen." Dus die werkzaamheden worden hier alleen negatief omschreven en er staat dat alle werkzaamheden, die niet op grond van art. 2 kunnen worden opgedragen, ook door Burgemeester en Wethouders aan den Dienst kunnen worden opgedragen. Dat is een zóó ruime om schrijving, dat ik eigenlijk zou willen vragen wat het motief is geweest dat men zoover gaat. De vraag, die ik omtrent dit artikel wenschte te doen, is dus, waarom men deze buitengewoon ruime redactie heeft gekozen. Dan zou ik een vraag willen doen omtrent art. 13, waarin staat ,,Tot lid der commissie zijn slechts benoembaar personen, die den leeftijd van 23 jaren hebben be reikt en te Leeuwarden woonachtig zijn." In de oude verordening was die leeftijd bepaald op 25 jaren en nu is dit geen belangrijk verschil, dat geef ik onmiddellijk toe, maar ik zou toch willen vragen wat het motief is geweest om die leeftijdsgrens lager te stellen. Dan stond in de oude verordening in art. 2, dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 9