32 crslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933 daarop, dat dit er feitelijk niet op aankomt en dat zij meer of minder erkennen dat het juist is. maar dat het ten slotte er op aankomt, wat zij den Raad kunnen aan bieden en dat hun voorstel daarin rechtvaardiging vindt. Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij een zeker moment indenken, dat men het zoo aanvoelt, maar U wilt het mij ten goede houden, zij. die in den loop der jaren hier geregeld naar hun beste weten hebben willen medewer ken aan de algeheele verbetering van dit vraagstuk, zijn daarbij steeds gesteund door de voorlichting en de krachtige argumentatie en verdediging, die van de zijde van het college geregeld voor deze zaak is gehouden. Ik wil de geschiedenis niet herhalen. Het zou mij te ver voeren de laatste 10 jaren van het vraagstuk ge heel de revue te laten passeeren. Ter wille van den tijd en van de leden in het algemeen wil ik zoover niet terug gaan. maar ik wil voor mij zelf in ieder geval de voldoening hebben, dat ik hier vanmiddag, waar ik meen dat deze oplossing niet de meest gewenschte is, mijn bezwaren naar voren breng, die voor mij in hoofd zaak daaruit voortkomen, dat men steeds en te allen tijde op andere motieven dan thans en op m. i. sterkere motieven, de voorstellen heeft verdedigd. In punt 2 van de Memorie van Antwoord lezen wij ..De huisvesting der politie neemt in de onderwer- pelijke kwestie inderdaad een groote plaats in. Dit ligt voor de hand. aangezien de verbetering van het politiebureau van de voorgestelde voorzieningen wel de noodzakelijkste is." Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet ontkennen U hebt het bij verschillende gelegenheden aangetoond dat het politiebureau noodzakelijk verbetering behoeft, maar ik ontken op grond van de historie dat het politie bureau behoort tot dat gedeelte van deze zaak, dat het meest noodzakelijk voorziening behoeft, want reeds in 1921 en 1923 hebt U met kracht en klem de voorstellen ten opzichte van het stadhuis en het politievraagstuk in dezen Raad verdedigd en met kracht en klem als de bron van het gehcele vraagstuk altijd aangevoerd, dat het stadhuis, het gebrek aan ruimte in het stadhuis, de oorzaak van alle voorstellen was. die geregeld den Raad werden aangeboden. Nu meen ik. dat. afgezien van de bezwaren die ik in het algemeen heb. waar ik mij nu eenmaal niet kan vereenigen met de plaats, die aangewezen wordt in bijlage no. 23. het pand op de Nieuwestad niet de meest geschikte plaats zal zijn voor de vestiging van het bureau der politie, en ik zal mij dus reeds in het algemeen op dezen grond tegen die oplossing verzetten. Mijnheer de Voorzitter, maar daar komt nog bij dat m. i. de grondgedachte, dat in de allereerste plaats de stadhuisverbetering noodzakelijk was. in dit voorstel in het gedrang is gekomen. Het is mij onverklaarbaar hoe het college thans, waar het 10 jaren geleden reeds erkende en verdedigde, dat in het bestaande politie bureau de secretarieruimte niet geborgen kon worden, waar het toen wees op verschillende dingen, die met de gemeente-administratie aanhangig waren en waar wij thans weten dat het aantal gemeentebemoeienissen zich steeds meer en meer heeft uitgebreid en hoewel men hier thans in antwoord op vraag 22 in het Sectieverslag zegt, dat wel vele diensten daar kunnen worden onder gebracht. maar ..een afdoende en duurzame oplossing van deze zaak. daaronder de vertrekken ten dienste van den Raad en zijn leden begrepen, kan. wij erkennen het volkomen, slechts in den bouw van een nieuwen stadhuisvleugel gelegen zijn." dan toch met dit voorstel kan komen. Mijnheer de Voorzitter, als Burgemeester en Wet houders erkennen, dat ook thans opnieuw een bedrag van 24.000.— in het oude politiebureau zal worden geworpen om dit eenigszins in te richten voor onze secretarie en Burgemeester en Wethouders na jaren vechten voor de stadhuisverbetering in 1925 de over- winning behaalden, toen de Raad unaniem hun voorste aanvaardde tot het bouwen van een nieuwen stad huisvleugel, dan kan ik mij niet verklaren, dat Burg? meester en Wethouders thans weer terugkomen vaj den gedachtengang. dien zij van 1923 af steeds hebber verdedigd, dat een der allereerste noodzakelijkhede was de Stadhuisverbetering en dat die alleen verkreger. kon worden door een nieuwen stadhuisvleugel te bouwen. Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij niet verklaret dat Burgemeester en Wethouders de gelegenheid niet j hebben aanvaard om deze voorstellen werkelijk tot uit voering te brengen. Mijn vraag, die in de sectie is be sproken, is dit is nog altijd mijn persoonlijke opvat- I ting of het niet mogelijk zou zijn om deze geheek zaak tot een oplossing te brengen op het Gouverneurs- j plein en het Hofplein. Mijnheer de Voorzitter, ik heb deze gedachte al eer der in den Raad geuit en ik meen, dat, daar deze ge grond is op de gegevens, die alweer aan de laatste jaren ontleend kunnen worden, ik eenig recht van spre ken mag hebben en dat hetgeen ik bereiken wil. de huisvesting van de politie, de brandweer en de stad- I huisverbetering op het Gouverneurs- en het Hofplein m. i. mogelijk is en m. i. de beste oplossing van het algeheele vraagstuk zal zijn. Ik wil er aan herinneren dat. waar die vraag onder punt 3 in de sectie is gesteld en Burgemeester en Wethouders uitvoerig daarop zijn ingegaan, zij daarbij tot de conclusie zijn gekomen, da- zij hiermee hebben aangetoond dat het terrein op het j Gouverneursplein zoowel om practische als om finan cieele redenen voor het onderhavige doel niet geschikt I is. Ik kan mij indenken, dat Burgemeester en Wethou- j ders opzien tegen de hoogere kosten, die in mijn gedach- 1 tengang ontegenzeggelijk liggen en om financieele rede- nen het niet aandurven, maar dat zij het om practische redenen niet aandurven, kan m. i., op grond van hun eigen geschriften, die in den loop der jaren zijn ver schenen. niet worden volgehouden: immers wij hebben j hier indertijd in 1911 een voorstel gehad om tot het bouwen van een nieuw politiebureau over te gaan op den hoek van het Gouverneursplein en de St. Jacobs- straat. Er is toen gezegd: bouw zóó. dat aan normale eischen kan worden voldaan, maar niet luxueus. Het gebouw zal jaren en jaren meegaan, zei U toen, mogelijk wel een eeuw, als het niet langer is en daarom is het ook de bedoeling het zóó te maken, dat het ten minste aan de tegenwoordige eischen en aan die van de toe komst zal kunnen voldoen. De Voorzitter: Dat was in 1921: U zegt 1911 De heer B. Molenaar: Ja, het was in 1921. bijlage no. 32. Mijnheer de Voorzitter, ik kan mij begrijpen dat in den loop der jaren door de uitbreiding van de politioneele bemoeiingen de toestand zooveel is veran derd. dat een bureau op den hoek van de St. Jacobs- straat niet meer aan de eischen kan voldoen. Ik wil er aan herinneren, dat daarbij niet was gerekend op het Kadastergebouw. Als men nu zegt dat met aankoop van het Kadastergebouw, indien dit zou gelukken, een op pervlakte wordt verkregen van 1075 M2.. dan wil het mij voorkomen dat het wel een beetje ik wil nie. zeggen overdreven maar toch wel een beetje heei sterk is uitgedrukt, dat het politiebureau daar wel zou kunnen worden geplaatst, met gebruikmaking van het Kadastergebouw, maar dat uitbreiding van het politic bureau dan niet wel mogelijk zou zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik meen dat wanneer Bur gemeester en Wethouders het wenschen, het hun 23: gelukken het Kadastergebouw in handen te krijgen en dat op het vrijkomende terrein zeer zeker een behoor lijk naar de eischen des tijds ingericht politiebureau en Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. 33 brandweergelegenheid kan worden geplaatst en dit lijkt mij de richting, waarin de oplossing moet worden -.gezocht. Mijnheer de Voorzitter, in vraag 4 ik volg het Sectieverslag en de Memorie van Antwoord maar om het zoo kort mogelijk te doen is gevraagd „Verschillende leden achtten de voorgenomen uit- S breiding van het Stadhuis niet afdoende. Weliswaar B ontvangt de Secretarie meer ruimte, doch in verschil- K lende andere behoeften als brandvrij archiefgebouw. H leeszaal Raadsleden, enz. wordt niet voorzien. Met B name de stichting van een brandvrij archiefgebouw werd dringend noodig geacht. De vrees werd geuit. 9 dat bij inrichting van het Politiebureau ten behoeve van de Secretarie een afdoende verbetering nog lan- 9 gen tijd zal worden tegengehouden, waarom men de B voorkeur zou geven aan een plan voor definitieve verbetering, dat desnoods in gedeelten ware uit te voeren." Men wijst er op. dat in deze verandering niet is be grepen een brandvrij archiefgebouw, dat dringend noodzakelijk wordt geacht en ook geen bibliotheek. Ik heb zelf in de sectie daarover gesproken en ik herinner mij nog. dat ook de heer Vromen in den Raad wel eens een lans voor dezen gedachtengang heeft gebroken en ik meen dat hij zich toen vrij sterk heeft uitgedrukt en gezegd dat ons archief van zoo groote waarde was. dat men zeker een belangrijk offer in die richting zou mo gen vragen. Mijnheer de Voorzitter. Burgemeester en Wethou ders hebben daarop een antwoord gegeven, een ant woord in dezen zin. dat tot gevolg heeft gehad dat zij hun eerst uitgesproken gedachte in bijlage no. 23. om tot verkoop van de perceelen Gouverneursplein nos. 40 en 42 over te gaan. terugnemen en zij meenen ook als hun gevoelen thans kenbaar te moeten maken aan de Raadsleden, die in deze richting hebben gesproken, dat zij bereid zijn aan dien kant van de St. Jacobsstraat na de verbreeding een archief en bibliotheekgebouw te doen stichten, dat zich later aesthetisch bij een even- tueclen nieuwen stadhuisvleugel zou kunnen aansluiten. Ma ar Burgemeester en Wethouders ontzeilen de vraag in vraag 4. of nu de uitbreiding van het stadhuis af- idoendc zou kunnen worden genoemd, waarin wordt ■gezegd ..Weliswaar ontvangt de Secretarie meer ruimte. 9 doch in verschillende andere behoeften als brandvrij 9 archief, leeszaal Raadsleden, enz. wordt niet voor- zien." Ik heb reeds gezegd, dat ten opzichte van het tweede gedeelte Burgemeester en Wethouders deze vraag in gunstigen zin hebben beantwoord, maar ten opzichte van de vraag of de maatregelen die zij voorstellen om aan het stadhuis de hoogst noodzakelijke verbeteringen te geven, of die voldoende moeten worden geacht, ant woorden zij hierin niet. maar wij vinden in vraag 22 een voldoend antwoord, waarin zij, zooals ik zooeven [reeds heb gezegd, verklaren, dat alleen een afdoende Iverbctering kan worden verkregen door een nieuwen stadhuisvleugel te stichten en het wil mij voorkomen dat de oplossing van het algeheele vraagstuk in die richting zal moeten worden gezocht. Ik kan mij niet indenken dat U. mijnheer de Voorzitter, nu tevreden kunt zijn en dat Burgemeester en Wethouders er zich nu bij neer- Heggen, dat het stadhuis de oorsprong van alle plan nen geborgen zal worden in het politiebureau en dat Burgemeester en Wethouders daarnaast zelf verklaren, dat. als deze zaak afdoende zal worden in orde ge bracht, dit niet anders verkregen kan worden dan door een nieuwen stadhuisvleugel. Reeds in 1923 hield U [daarvoor een uitvoerige verdediging en toen in 1925 tot den bouw van een nieuwen stadhuisvleugel werd besloten en dit dus werkelijkheid zou worden, toen kon den wij en U met eere zeggen, gelijk U het toen uit drukte: dat heb ik voor de heisdeuren weggehaald, om het in den volksmond uit te drukken. U sprak toen in figuurlijken zin. dat er geen muis meer in het stadhuis geborgen kon worden, ten minste niet een muis die werken wilde. Daarmee wilde U natuurlijk zeggen, dat het stadhuis zóó bezet was. nu daar nog verschillende diensten op den duur aan zouden moeten worden toe gevoegd. dat het niet mogelijk was het in het oude politiebureau te vestigen en dat daarvoor absoluut een nieuwe stadhuisvleugel noodzakelijk zou zijn. Mijnheer de Voorzitter, ik meen dat het nu met het zoeken en tasten naar een oplossing maar eens uit moet zijn. Wanneer ik eens naga. wat er in den loop der jaren aan de verbetering zoo nu en dan in het stadhuis wordt besteed, dan neig ik meer en meer over naar dc meening van wijlen wethouder Fransen, die altijd heeft verdedigd het bouwen van nieuwen stadhuisvleugel en elk bedrag, dat voor verbetering in het stadhuis werd gestoken. ..prutsen" noemde, omdat men op den duur niet aan deze zaak zou kunnen ontkomen. Een andere vraag, die in punt 3 van het Sectieverslag is beantwoord, is de vraag of de vestiging van de brand weer in de St. Jacobsstraat niet op zijn plaats zou zijn en ik heb mij wel heel erg verbaasd dat Burgemeester en Wethouders dezen gedachtengang weerleggen door te verkondigen, dat de St. Jacobsstraat een nauwe, drukke winkelstraat is. met een nauwe omgeving, die zich minder goed leent voor een brandweergarage dan het pand. dat ons thans in het voorstel in bijlage no. 23 wordt aangeboden. Mijnheer de Voorzitter, ik meen dat juist dit pand van alle zijden nauw ingesloten ligt en dat de breedste zijde, waar de brandweer in hoofdzaak zal moeten uit rijden. is de smalle zijde van de Nieuwestad. Ik zou er op willen wijzen, dat de reorganisatie van de brand weer niet nieuw is en dat deze gedachtengang bij U. mijnheer de Voorzitter, reeds voorzat, toen U in 1923 deze voorstellen ging verdedigen, want dezelfde argu mentatie. die nu vrijwat uitvoeriger is verwerkt in de Nota. kwam in 1923 reeds tot uiting en toen achtte U de plaats aan de St. Jacobsstraat. de oude leeszaal, voor de inrichting van de brandweer uitermate geschikt. Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik in eerste instantie het hierbij zal laten, dan kom ik tot de conclusie, dat hetgeen wij thans gaan bespreken en wat van middag hier tot een uitdragende zaak zal komen, door de Raads leden. ieder voor zich. zeer zeker ernstig zal worden overwogen. Het is een gelukkig verschijnsel dat mag ik hier wel even zeggen dat elke politiek hier vreemd aan is en dat men hier onomwonden, ieder voor zich. zijn meening over dit vraagstuk kan zeggen en wanneer ik in dit opzicht een andere meening heb dan een groot deel van mijn eigen fractiegenooten. dan zegt dit in dit geval niets anders, dan dat ik over dit vraagstuk zóó denk en een ander het anders ziet. Ik geef toe dat het geen ik heb betoogd en hetgeen ik zoo vrij zal zijn in een voorstel aan den Raad aan te bieden, belangrijk hoogere kosten zal meebrengen dan het ons thans aan geboden voorstel. Het is voor mij de groote vraag ik erken niet in staat te zijn het zelf zonder meer. en niemand onzer, in cijfers uit te drukken waar de in de Memorie van Antwoord gegeven oplossing van de secretarie op den hoek van de St. Jacobsstraat toch in de naaste toekomst gevolgd moet worden door den noodzakelijken stadhuisvleugel en een gebouw voor het archief en de bibliotheek, of men alles bij elkaar niet duurder uit zal zijn. dan wanneer men het vraagstuk op het oogenblik in zijn geheel radicaal onder oogen zou zien. Mijnheer de Voorzitter, ik zou op grond hiervan den Raad het volgende voorstel willen aanbieden ..De Raad. erkennende de urgentie van een betere huisvesting secretarie, politie en brandweerorgani satie. spreekt als zijn meening uit. dat de oplossing van deze vraagstukken gevonden moet worden op het Gouverneursplein en het Hofplein, noodigt Bur-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 10