42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 januari 1933. stad gevoegd zal worden, waarmee dan uitbreiding van de desbetreffende diensten gepaard zal gaan. Ik meende, mijnheer de Voorzitter, met enkele woor den te moeten motiveeren, waarom ik voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal stemmen en ik hoop dat dit plan, zooals het hier ligt, aangenomen zal worden. De heer Stobbe: Mijnheer de Voorzitter, of ik enthou siast ben ten opzichte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, ja of neen, dat doet er ten slotte minder toe. Het publiek, dat zich met deze zaak bezig houdt, ziet belangstellend uit naar de resultaten van deze be sprekingen. Toch aarzel ik niet een oogenblik te spreken naar aanleiding van dit voorstel. Ik wil allereerst ver klaren dat ik met het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal meegaan. Over de historie van deze zaak wil ik niet spreken. De heer Molenaar heeft die belicht en dat ik het in alle opzichten met hem eens ben, kan ik niet zeggen. Ik sluit mij voor dit gedeelte van het punt aan bij hetgeen de heer Vromen heeft opgemerkt. Ik bezie de zaak als jong raadslid en daarmee uit. Wanneer ik een enkele opmerking zal maken naar aanleiding van hetgeen de heer Molenaar heeft betoogd, dan wil ik er aan her inneren dat bij de plannen die vroeger aanhangig zijn geweest, de kosten voor een nieuw politiebureau zijn geschat op 175.000.de bouw van een nieuwen stadhuisvleugel op 100.000. dus samen 275.000. Het nieuwe plan, dat thans voor ons ligt, zal moeten kosten 162.000. Er is ook een plan geweest dat behelsde dat de oude muziekschool zou worden verbouwd voor politiebureau. De raming van dit plan bedroeg als de cijfers juist zijn en dat vermoed ik wel 65.000.—. Mijnheer de Voorzitter, ik ga de zaak op het oogen blik anders bezien; ik aanvaard, wat ook door meerdere leden is opgemerkt, dat wij in de toekomst zullen moeten overgaan tot stichting van een gebouw, waarin zal kunnen worden ondergebracht het archief en de biblio theek. Ik heb een vergelijking gemaakt, mijnheer de Voorzitter, tusschen het plan wat nu voor ons ligt dat 162.000.— zal kosten en het plan dat vroeger is ge maakt en dat 275.000.zou kosten. Wanneer ik nu aanneem dat het archief- en bibliotheekgebouw onge veer zal kosten het bedrag, dat voor het politiebureau is geschat, n.l. 65.000.—, dan kom ik op een totaalsom voor het nieuwe plan van 227.000. Als ik daarnaast zie, dat toentertijd een bedrag van 275.000.— met het voorstel gemoeid zou zijn, dan kom ik op een verschil van 48.000. dat op de een of andere manier daarin zou kunnen worden verwerkt. Hoe ook de publieke opinie over deze zaak is, ik wil met volle gerustheid stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Een enkele opmerking nog naar aanleiding van het geen de heer Van der Meulen heeft gezegd aangaande punt d van het voorstel. Het gaat er m. i. niet alleen om voor het politiebureau meer ruimte te krijgen, maar ook om de secretarie te helpen. Wanneer wij dit na laten, dan is, dunkt mij, het geheele plan voor een deel daarmee geschaad. Men kan zeggen dat daarmee ver moedelijk de verbouwing van den stadhuisvleugel naar een naaste toekomst is verschoven, maar dat kan ik er niet in ontdekken. Wanneer wij eenmaal de voet gezet hebben op dien weg, dan zal dat ten schade zijn van het geheele plan betreffende de secretarie. Ik ben van meening dat men geen enkel punt moet lichten uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders, opdat het geheel er geen schade van zal ondervinden. De heer Koopal: Mijnheer de Voorzitter, ik wensch over het plan zelf niet te spreken, maar ik zou willen spreken over punt 26 van bijlage no. 4. Er wordt terug genomen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de panden aan het Gouverneursplein te verkoopen, maar daarentegen wordt gehandhaafd de verkoop van het pand Doelestraat no. 8. Wanneer ik de discussies van de verschillende raadsleden goed heb beluisterd, zou men zoo noodig geneigd zijn om te komen tot een nieuw plan ten behoeve van de secretarie, waarvoor men de gebouwen aan het Gouverneursplein zou moeten gebruiken. Dan komt het mij voor dat wij in het gedrang komen met de jeugdige werkloozen. die op het oogenblik zijn ondergebracht in de panden aan het Gouverneurs- plein. Wanneer deze panden een nieuwe bestemming krijgen, dan hebben de jeugdige werkloozen geen plaats. Zou het niet verstandig zijn de verkoop van het perceel Doelestraat no. 8 terug te nemen en niet te doen plaats hebben De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter, uit den aard van de zaak wist ik het standpunt ten opzichte van deze kwestie van den heer B. Molenaar, zoowel uit gesprekken met hem als uit hetgeen hij hierover heeft gezegd in de sectievergadering. Het kwam hem voor, voor den aanvang van de vergadering, dat het spreken daarover in den geest zooals hij heeft gedaan, niet veel succes zou hebben, waarom hij aanvankelijk er over gedacht had om het niet te doen. Intusschen doet het mij, evenals vele andere raadsleden, genoegen dat hij er wel over heeft gesproken, in de eerste plaats hierom, omdat door deze behandeling van het vraag stuk in deze vergadering dezelfde lijn wordt aange houden, die door de historie heen is aangehouden en dat hij deze zaak in dit opzicht weer naar voren heeft gebracht. Ik kan U wel zeggen, mijnheer de Voorzitter, wat ik ook in de sectie heb gezegd, dat ik de zaak zóó zie, dat de oplossing hiervan zuiverder wordt gesteld, door nu apart het politievraagstuk tot een oplossing te brengen. Tot nu toe is dit vraagstuk altijd gekoppeld geweest aan het stadhuisvraagstuk. Indien de Raad het voorstel van den heer Van der Meulen aanneemt, dan is het politievraagstuk dus opgelost en dan kan het college en later de Raad zich bezig houden met de oplossing uitsluitend van de uitbreiding van het stadhuis en de secretarie. Dit is, mijnheer de Voorzitter, het groote voordeel ervan om het te behandelen afgescheiden van de oplossing van het politievraagstuk. dat ik, zooals vele leden, zóó urgent acht dat ik er onder geen enkele voorwaarde mee accoord zou kunnen gaan, nu er een geschikte oplossing is gevonden, deze uit te stellen. Mijnheer de Voorzitter, over het denkbeeld van den heer Van der Meulen schijnt eenig misverstand te be staan, getuige de uitlatingen van den heer Stobbe. De heer Stobbe meent, dat, wanneer punt D uit het voorstel wordt gelicht, het geheele voorstel incompleet wordt gemaakt. Dat is de bedoeling van den heer Van der Meulen niet. De bedoeling van zijn voorstel is zuiver deze, dat indien punt D uit het voorstel wordt gelicht, wij niet de kans loopen, dat die 24.000.— voor de verbouwing van het politiebureau weggegooid zal zijn, waar Burgemeester en Wethouders op verschillende plaatsen in de Memorie van Antwoord zeggen en wel zeer sterk onder punt 4, dat inderdaad de oplossing van het secretarievraagstuk zeer urgent is en dat zij binnenkort bij den Raad met een voorstel zullen komen en bij punt 22 zeggen zij zelfs dat een afdoende en duurzame oplossing van deze zaak zij erkennen het volkomen slechts in den bouw van een nieuwen stadhuisvleugel gelegen kan zijn. Het is geen uitstel zooals de heer Stobbe bedoeltwij hebben ongeveer een jaar den tijd voor alles in kannen en kruiken is, voor het nieuwe politiebureau klaar is en in dien tijd zullen Burgemeester en Wethouders met voorstellen komen, zooals bedoeld wordt onder punt 4 van de Memorie van Antwoord. Het is niet de bedoeling dat Burgemeester en Wethouders dan zullen komen met plannen en voorstellen betreffende de secretarie en het A'- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. 43 archief, maar dat dan tegelijkertijd wordt bekeken de mogelijkheid een stadhuisvleugel te maken, waarin tegelijk wordt opgenomen het archief, de bibliotheek, de secretarie enz., zoodat de geheele bouw op den anderen hoek van het plein, wat dit plan betreft, zal kunnen vervallen. Wanneer zou blijken dat dit te duur is of dat het om de ruimte of om een andere reden- niet kan, welnu, mijnheer Stobbe, dan is er nog niets verloren. Dan kan over een half jaar de Raad, gehoord de mededeelingen van Burgemeester en Wethouders, gezien de begrooting en de plannen door Gemeente werken opgemaakt, nog altijd zeggen: die oplossing is te duur; die kan er niet komen. Welnu, dan schuiven wij punt D er weer in. Ik gevoel heel veel voor het voorstel van den heer Van der Meulen, om te voor komen dat wij vooruit loopen en ons geheel vastleggen j om 24.000.— te besteden voor een tijdelijke oplossing l van het stadhuisvraagstuk. Ik wensch nog enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van het idee, dat, meen ik, door den heer J Terpstra naar voren is gebracht, die meent dat het Oldehoofsterkerkhof ook geschikt zou zijn voor een j politiebureau. Ik ben zoo vrij daarin volslagen met den heer Terpstra van meening te verschillen. Ik vind de plaats van het Oldehoofsterkerkhof uit den aard dei- zaak om verschillende redenen, niet alleen om het feit dat de toegangswegen slecht zijn, maar om de geheele entourage van het terrein, zeer ongeschikt voor een politiebureau. Het doet mij genoegen dat ook Burge meester en Wethouders er afwijzend tegenover staan. De heer Vromen heeft een enkele opmerking gemaakt over de vraag, of, wanneer het besluit van den Raad over het voorstel van Burgemeester en Wethouders positief zal zijn, te zijner tijd nader over het brandweer- vraagstuk, dat nog onder oogen moet worden gezien, zal kunnen worden gesproken. Het heeft mij genoegen i gedaan dat van de tafel van Burgemeester en Wet- I houders is gehoord dat dit inderdaad de bedoeling is. I Ik zou er nog den nadruk op willen leggen, dat naar ik meen in het sectieverslag door Burgemeester en Wethouders is gezegd dat het hoofd van de politie den kant wel uit wil om overleg te plegen met het college van Brandmeesters. Ik ga niet zoo ver als de heer Vromen om een bepaald oordeel uit te spreken over het college van Brandmeesters, maar het is niet meer dan billijk, dat. waar het college van Brandmeesters in deze j gemeente een historisch recht heeft verkregen, en dit recht moet behouden, het gehoord wordt over de materie, j waaraan het jarenlang zijn beste krachten heeft ge- j geven. Wanneer zou blijken dat er ingrijpende ver I anderingen moeten komen, dan geloof ik niet dat zij zich daaraan zullen stooten en als zij zich daaraan stooten dan moet het gemeentebelang boven de per soonlijke eerzucht uitgaan. Het komt hierop neer. dat het college van Brandmeesters in ieder geval recht heeft hierin gehoord te worden, omdat het hier belangen betreft, die zij jaren lang hebben voorgestaan. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, om ver schillende redenen zal ik zeer kort zijn. Er is zeer veel over deze zaak gesproken en ik kan daarom kort zijn, ook omdat vele van mijn bezwaren reeds door andere sprekers naar voren zijn gebracht. Ik kan niet zeggen dat mijn uiteindelijk standpunt ten opzichte van deze zaak reeds is bepaald en ik zal met genoegen beluisteren welke argumenten van de zijde van Burgemeester en Wethouders tegenover de vele bezwaren, die naar voren zijn gekomen, zullen worden aangevoerd en hoe zij die bezwaren zullen wegnemen. Ik heb vooral op het oog dit bezwaar, dat betreft de ligging en den stand van het perceel, dat op het moment in het geding is, om dit perceel in te richten voor politie bureau. Ik wil nog eens herhalen hetgeen ik heden middag hier heb gezegd, dat het van waarde was ge weest als men het oordeel had gehad van het lager politiepersoneel, dat in elk geval over den stand en ligging van dit perceel een oordeel vellen kan en omdat het met de practijk op de hoogte is, weet welke eischen practisch ten opzichte van stand en ligging aan een politiebureau gesteld moeten worden. Ik heb gezegd, mijnheer de Voorzitter, ik wil niet vooruitloopen op deze zaak en ik wil eerst vernemen welke argumenten van de zijde van Burgemeester en Wethouders tegen de bezwaren worden aangevoerd, maar ik wil wel verklaren dat ik de oplossing oogenschijnlijk liever zag voltrekken in de richting, zooals die in het voorstel van den heer Molenaar is belichaamd. Als ik het goed heb ik hoop dat de heer Molenaar even luistert dan ziet de heer Molenaar het zóó, dat zijn voorstel uitvoerbaar zal zijn in gedeelten en wanneer dit het I geval zou zijn, heb ik ik zal mij voorzichtig uit- i drukken eenige voorliefde voor het voorstel van den i heer Molenaar, ook vooral in verband met den stand en ligging van het politiebureau. De Voorzitter: Ik wil enkele opmerkingen beant- i woorden, die hier hedenmiddag en nu gemaakt zijn. De heer Wiersma zegt dat hij gaarne zal aanhooren wat het college zegt op de vele bezwaren die hier naar voren zijn gebracht. Ik wil eerlijk zeggen dat ik eigenlijk ten slotte niet veel bezwaren heb gehoord. Er zijn meer vragen gesteld, nadere inlichtingen op de Memorie van Antwoord gevraagd en dergelijke. Bepaalde bezwaren zijn niet naar voren gebracht. Het eenige bezwaar als zoodanig is eigenlijk het voorstel van den heer Mole naar. die iets geheel anders wil. Andere leden hebben bezwaren tegen de ligging en den stand en dergelijke. Daarop kom ik straks terug. Ik moet eerlijk zeggen, dat, na het vele dat er in de sectie over deze zaak ge sproken is, terwijl er bovendien een uitgebreide Memorie van Antwoord is. er ten slotte niet veel nieuws meer I op deze vragen te vertellen is. Ik wil beginnen met den eersten spreker te beant woorden. Een der voornaamste punten is het voorstel van den heer Molenaar .,De Raad, erkennende de urgentie van een betere huisvesting secretarie, politie en brandweerorgani satie, spreekt als zijn meening uit, dat de oplossing van deze vraagstukken gevonden moet worden op het Gouverneurs- en het Hofplein, noodigt Burge meester en Wethouders uit, met het Rijk in onder handelingen te treden over het Kadastergebouw en bij den Raad zoo spoedig mogelijk plannen en begroo tingen in te dienen, waardoor het stadhuis-, politie- en brandweervraagstuk daar tot een afdoende oplos sing kan worden gebracht." Burgemeester en Wethouders hebben aan den heer Molenaar in de Memorie van Antwoord reeds een uit voerig antwoord gegeven op deze vragen. Het blijkt, afgescheiden van den historischen grond, dat het mogelijk en technisch uitvoerbaar is om op den overblijvenden grond, inclusief het Kadastergebouw, een gebouw te stichten op het Gouverneursplein voor politiebureau en brandweerbergplaats. Als de heer Mo lenaar nu zegtkijk eens, U zegt in de Memorie van Antwoord, dat er zooveel vierkante meters noodig zijn voor dit en zooveel voor dat. dan wil ik zeggen die vierkante meters ik wil den Raad niet vermoeien door alle afmetingen op te noemen zijn berekend naar de vertrekken die bij de politie op den beganen grond moeten komen, zooals een kamer van den Inspecteur van dienst, agentenwacht met jassen- en droogkamer, de cellen, de dokterskamer, verbandkamer en alles wat daar bij behoort. Dit alles zal een opper vlakte innemen van 550 M2. Daarnaast is uitgerekend dat men voor de brandweerbergplaats noodig zal heb ben een oppervlakte van 400 M2. Dit is berekend naar het aantal voorwerpen, dat men nocdig heeft, zooals auto-motorspuiten, slangen- en ladderwagens, enz. Het is natuurlijk ondoenlijk dit materieel op de tweede ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 15