24 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933.
Wethouders heeft degene, aan wien de Raad het berg
plaatsje verhuurd had, het overgedragen aan Soldaat.
De heer Buieh Mijnheer de Voorzitter, dat is toch
niet in orde. Op die manier kan men het wel aan ieder
verhuren. Wanneer men een rechtsvordering gaat in
stellen, dan moet men zorgen de zaak zuiver te hebben,
(k zie niet in dat de persoon, aan wien de huur over
gedragen is, volgens de wet, de Gemeentewet, de huur
der is. Daarbij komt dat verder de zaak ook juridisch
niet geheel zuiver is. Ik zal er niet verder op ingaan,
omdat dit voor de gemeente niet zoo voordeelig zou zijn,
maar ik acht het niet juist, dat in een dergelijk geval
een nieuwe debiteur wordt in de plaats gesteld voor den
eersten huurder. Ik geloof toch, dat ook de overschrij
ving in den Raad had moeten komen. Er staat uitdruk
kelijk in art. 172 van de Gemeentewet
„De Raad besluit omtrent het verhuren, verpach
ten of op eenige andere wijze in gebruikgeven der
gemeente-eigendommen."
Juist waar het hier gaat om het instellen van een rechts
vordering, lijkt het mij een bezwaar, dat Burgemeester-
en Wethouders deze zaak niet in den Raad hebben
gebracht, wat de gemeente wel eens op hooge kosten
zou kunnen komen te staan.
Ik begrijp ook niet, dat in deze kleine zaak het advies
is ingewonnen van een rechtskundige. Ik meen toch,
waar er twee juristen dicht bij het college van Burge
meester en Wethouders zitten, dat dit niet noodig was
geweest voor dit kleine bedrag van 50.te meer,
nu het advies eigenlijk heelemaal niets zegt. Ik vind er
geen stukken bij en ik ben het er ook niet mee eens.
Wanneer wij nu een rechtsvordering instellen, dan
voorspel ik, dat wij de zaak zullen verliezen.
De Voorzitter: U kunt wel veel denken, mijnheer
Buiel, maar het is de vraag, of het alles geheel juist is.
De Raad heeft de bergplaats verhuurd aan Postma. Op
het contract staat aangeteekend, dat Soldaat de huur
overneemt, zoodat men niet kan zeggen, dat wij abso
luut vreemd tegenover Soldaat staan. Hij heeft het
contract mede geteekend en de huur overgenomen. Mis
schien heeft de heer Buiel het niet gezien, want het
stond aan den achterkant.
Dan kom ik tot de juridische kwestie, of de Raad
eigenlijk weer moest verhuren, of art. 172 der Ge
meentewet van toepassing is. In art. 172 staat „omtrent"
het verhuren; in het vorig artikel staat „tot". Ik wil
deze juridische kwestie niet verder uitspelen; dat zou
mij te lang voeren.
Nu kom ik tot den practischen kant. De heer Buiel
zegt, het is zoo niet juist. De Raad had weer moeten
verhuren. Ik wil alleen opmerken, dat alle gemeente
woningen niet door den Raad worden verhuurd, maar
dat Burgemeester en Wethouders dat doen. Ik geloof
dat de gemeenteadministratie al eenigszins stroef is en
die behoeft toch heusch in de practijk niet stroever ge
maakt te worden dan zij al is. Ik geloof dat men gerust
aan Burgemeester en Wethouders de vrijheid kan laten
een dergelijke huur over te schrijven op een anderen
huurder.
Wat betreft de kwestie van het rechtskundig advies,
de wet eischt juridisch advies.
De heer Buiel: Neen. Art. 233 der Gemeentewet zegt:
„Het voeren van een rechtsgeding door de ge
meente, zoo in hooger beroep en in cassatie als in
eersten aanleg, wordt door Gedeputeerde Staten niet
toegestaan of geweigerd, dan nadat hun het rechts
kundig onderzoek, te dien aanzien door het Gemeen
tebestuur in te stellen, is medegedeeld."
Dat wil niet zeggen, dat er een advocaat bijgehaald
moet worden. Dat kan de gemeente zelf wel doen. Men
zou ook een commissie van juristen uit den Raad voor
die zaken kunnen hebben. Het onderzoek kan door den
Burgemeester als jurist zelf gedaan worden. Het artikel
sluit dus niet in dat het advies van een advocaat moet
worden ingewonnen, voo&al niet nu het zoon kleine
zaak betreft.
De Voorzitter: Het staat dus vast, dat er een rechts-
kundig advies moet zijn. Dat ontkent dus de heer Buiel
l niet. Nu is de vraag, wie het zal doen, of wij het zelf
zullen doen, of dat wij er iemand voor zullen nemen,
die op dit punt gespecialiseerd is. Nu hebben wij op
I dit punt een specialist geraadpleegd. Als de heer Buiel
1 ernstig ziek wordt, dan haalt hij er ook een specialist
bij, net zoo goed als wij op dit punt er ook een hebben
j geraadpleegd.
De heer Buiel vraagt het woord.
De Voorzitter: Mijnheer Buiel, U hebt tweemaal ge-
I sproken. Ik kan li niet weer het woord geven, want
dan komen wij er nooit uit.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden voor de verbouwing van
het politieposthuis aan de Kanaalstraat tot brugwachters-
woning
Dit voorstel luidt als volgt
Zooals reeds eerder aan Uwe Vergadering is mede
gedeeld (zie bijlage no. 23 van 1932, blz. 548, en bijlage
no. 4 van 1933 sub 20), wordt de politiepost aan de
Kanaalstraat voor den dienst niet langer noodig geacht:
het posthuis kan derhalve thans voor andere doeleinden
worden gebruikt. Verkoop daarvan is niet wen-
schelijk, omdat er na het aanbrengen van eenige veran
deringen eene nuttige nieuwe bestemming aan kan wor
den gegeven. Het kan n.l. door een eenvoudige ver
bouwing worden ingericht voor brugwachterswoning,
waaraan behoefte bestaat, omdat in de huisvesting van
den brugwachter der Oosterbrug, thans tijdelijk onder
gebracht in een gehuurde woning aan den Ooster-
grachtswal, met 12 Mei a.s. moet worden voorzien.
Wij hebben derhalve den Directeur der Gemeente
werken een verbouwingsplan laten opmaken, hetwelk
wij hiernevens overleggen. Daaruit zal U blijken, dat
de politiepost op doelmatige wijze tot brugwachters
woning kan worden veranderd. Die woning zal dan
beneden bevatten een woonkamer met keuken, een
slaapkamer, twee plaatsjes en berghokken en op de
verdieping behalve een portaal, twee slaapkamers.
Bovendien bekomt de bestaande woning voor den brug
wachter der le Kanaalsbrug een slaapkamer meer.
Wij zijn van oordeel dat het bedrag van 2000.—
(met inbegrip van 25 algemeene kosten), voor deze
verbouwing geraamd, voor het beoogde doel niet te
hoog moet worden geacht en alleszins gewettigd is,
mede in aanmerking genomen dat de huur van een huis
voor een der brugwachters komt te vervallen en dat
de bovenwoning boven de bestaande brugwachters
woning evenals thans kan worden verhuurd. Omtrent
dit laatste zal U binnenkort een voorstel worden
gedaan.
Onder mededeeling, dat de Commissie voor de Open
bare Werken zich blijkens haar hierbij overgelegd
advies met het onderhavige voorstel kan vereenigen,
geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging te
besluiten, ten behoeve van de verbouwing van het per
ceel Kanaalstraat no. 4 aan de hand van het hierbij
overgelegde plan, een bedrag van 2000.— beschik
baar te stellen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933.
25
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter,
wat betreft punt 8 van de agenda, doet het een beetje
vreemd aan, dat dit punt eerst aan de orde wordt ge
steld, vóór wij de besprekingen krijgen betreffende het
politiebureau.
De Voorzitter: Dat heeft er niets mee te maken.
De heer Van der Schoot: Ik zie er wel degelijk ver
band in, mijnheer de Voorzitter. Het doet mij vreemd
aan, dat men begint met te zeggen, dit politieposthuis
is niet meer noodig. Als ik terug denk dat enkele jaren
geleden dit politieposthuis bijzonder noodig werd geacht
en dat hieraan veel verbeteringen zijn aangebracht, dan
doet het mij vreemd aan, dat het nu niet meer noodig is.
Te meer doet het mij vreemd aan, als men leest in den
brief van den Commissaris van Politie, dat hij niet tegen
politieposthuizen is, gezien het feit, dat hij spreekt over
een politieposthuis in het Westen der stad. Dit geeft
mij te denken. Wanneer men het politieposthuis zou
brengen meer naar het Westen en wij zouden krijgen
een nieuw politiebureau ook meer in die richting, dan
zouden deze veel dichter bij elkaar komen te liggen, dan
op het oogenblik het politieposthuis in de Kanaalstraat
ten opzichte hiervan. Deze dingen zijn in strijd met
elkaar.
Ik geloof toch dat onze vroegere Commissaris van
Politie, wijlen de heer Wesser, wel graag meerdere
posthuizen had, in navolging van andere plaatsen, waar
men door de uitbreiding van de stad, ook de politie
posthuizen uitbreidt. Ik voor mij zou er veel voor voelen,
dat er hier meerdere politieposthuizen kwamen in de
verschillende oorden van de stad. Ik geloof dat het
werkelijk in het belang zou zijn van verschillende din
gen. Men heeft een politieposthuis Achter de Hoven,
waar een macht menschen wonen, en dit posthuis
is al zoover van het politiebureau verwijderd en nu zal
het nog verder verwijderd zijn van het nieuwe politie
bureau, wat in de toekomst een bezwaar zal blijken te
zijn. Nu wordt voorgesteld dit posthuis af te schaffen,
wat mij zeer eigenaardig aandoet. De Raad moet deze
zaak ernstig overdenken en bespreken, voordat hij di
rect overgaat tot opheffing van dezen politiepost en
tot verbouwing daarvan tot brugwachterswoning.
Wat de brugwachterswoning betreft, dit is een
kwestie, die heelemaal niet nijpt. Er zijn woningen voor
het grijpen.
Men kan van dit voorstel niet zeggen, dat het urgent
is, omdat de brugwachter een andere woning moet
hebben. Hij kan legio woningen krijgen.
Men zegt, het is een verbouwing van 2000.—, dus
wordt het ook een goedkoope woning. Ik zie dit niet in,
want het posthuis heeft ook zijn waarde, waarover in
het geheel niet gesproken wordt. Gaat men er nu
2000.— in vertimmeren, dan kom ik op een beduidend
hooger bedrag en dan krijg ik een hooge huursom voor
een brugwachterswoning.
Voor de opheffing van dit politieposthuis ben ik niet
te vinden. Ik geloof dat het van belang voor het Oosten
van de stad zal zijn, dat wij aan dien kant een posthuis
zullen houden. Als er zich aan dien kant iets voor zou
doen, dan is men te ver van het politiebureau ver
wijderd. De afstand wordt dan te groot. Was men nu
nog met een argumentatie gekomen, waarom dit post
huis opgeheven moet worden, maar er wordt niets bij
vermeld. Als wij geen nadere gegevens krijgen dat dit
posthuis overcompleet is. dan ben ik er niet voor te
vinden, dit a bout portant op te heffen.
De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter, ik wil be
ginnen te zeggen, dat ik het betreur dat Burgemeester
en Wethouders komen met het voorstel om den politie
post in de Kanaalstraat op te heffen, om daarna ter
hand te nemen de verbouwing hiervan tot brug
wachterswoning.
Mijnheer de Voorzitter, ik betreur dit, omdat ik
toch den indruk heb, dat, toen deze politiepost
daar ingesteld werd, dit gebeurde met de zekere
bedoeling ik herinner mij nog dat die gedachte
naar voren werd gebracht door de politieautoriteiten
dat het van belang zou zijn, dat daar een politie
posthuis kwam. Nu deze post er is, en tot op
het oogenblik goed werk heeft geleverd voor de
politie, waar het een post is waar aanmerkelijk werk is.
kan ik mij niet indenken dat deze Commissaris van
Politie, die onlangs is aangesteld, nu komt met ophef
fing. zonder verder een argumentatie daarvan te geven.
Ik had verwacht, dat, toen men met dit voorstel kwam,
men ook aan den Raad kenbaar had gemaakt, hoe
weinig belangrijk dit posthuis was geweest en dat de
opheffing gerechtvaardigd was. Nu dit niet gedaan is,
wordt het mij niet gemakkelijk gemaakt.
Ik sta op het standpunt dat het politieposthuis in de
Kanaalstraat zeer zeker beteekenis heeft en zeker in
vloed uitoefent ten opzichte van de burgerij, die ten
aanzien van verschillende dingen gerustgesteld zal zijn.
terwijl op een andere categorie een remmende invloed
ervan zal uitgaan, waardoor men zich zal matigen. Men
moet niet vergeten, dat in het Oosten der stad afstanden
zijn van 2 K.M., b.v. van den Kanaalpost naar de
uiterste grens van Leeuwarden. Men moet dezen af
stand niet grooter maken voor de politie, omdat, wan
neer er iets te doen is, deze dan te ver is. Wanneer
straks het politiebureau gaat verhuizen naar de Nieuwe-
stad, dan zal de afstand 3 K.M. worden en zal een
politieagent te voet ruim 20 minuten noodig hebben om
zich( te verplaatsen van het hoofdbureau van politie
naar het verst af gelegen deel van de gemeente, waar
toch zeker, wat gebleken is in den laatsten tijd, politie
toezicht noodig is. Daarbij komt en dat frappeert mij.
dat voor eenige jaren er een voorstel van Burgemeester
en Wethouders was, dat toen door den Burgemeester
als hoofd van de politie is verdedigd, om verandering
en verbetering te brengen aan den post in de Kanaal
straat. Ik meen dat daar nog al eenige financiën mee
waren gemoeid. Nu binnen zoo betrekkelijk korten tijd
blijkt dat het hoofd van de politie de urgentie van de
opheffing deelt en wij een nieuwe politieautoriteit
hebben gekregen, die van meening is dat dit posthuis
voor hem van geen waarde is, vraag ik mij af,
hoewel ik geen deskundige ben: hebben wij deze ver
bouwing dan gedaan, zonder dat dit van beteekenis is
geweest of moeten wij op het oogenblik niet meegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
dit posthuis op te heffen Een en ander is een bezwaar
voor mij om met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders mee te gaan. Mocht in de practijk blijken
na de verhuizing van het politiebureau, dat de dienst
zoodanig is ingesteld, dat men daarmee op dat oogen
blik kan volstaan, en dat niettegenstaande de opheffing
van den politiepost de overbrenging van de arrestanten
zoo spoedig mogelijk plaats vindt zoo spoedig moge
lijk is ook een rekbaar begrip en dat, als er opgebeld
wordt, een agent zeer spoedig ter plaatse is, laten
Burgemeester en Wethouders er dan over denken en
dan aan den Raad voorstellen het posthuis in de Kanaal
straat op te heffen, maar om dit zoo maar te doen,
omdat de gedachte van den Commissaris van Politie is,
dat het niet meer noodig is, deze verantwoordelijkheid
kan ik niet dragen. Ik acht het onverantwoordelijk
dezen post zoo maar op te heffen.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, bij opper
vlakkige beschouwing zou men er toe kunnen komen
om te zeggen, dat in het Oosten van de stad, waar zijn
vrij groote, dicht bevolkte wijken en niet altijd heel
gunstige terreingelegenheden, allerlei kleine straatjes en
slopjes, het van belang is daar een politieposthuis te
hebben. Ik kan mij voorstellen dat men dit bij opper-