26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933.
vlakkige beschouwing zegt, maar wanneer iemand in
derdaad in het Oosten van de stad bekend is, zal hij
weten dat het verkeer daar niet altijd veilig is. En zegt
het de heeren, die tegen de opheffing zijn, niet iets, dat.
juist terwijl er een posthuis is, er voortdurend klachten
zijn geweest Juist het laatste jaar hoort men her
haaldelijk dat in het Oosten van de stad. aan de
Emmakade, af en toe dames lastig gevallen worden.
Het is daar dus niet zoo veilig als gewenscht zou zijn,
en nu is daar een politieposthuis. Dat bewijst dat te
dezer zake de Commissaris van Politie volkomen gelijk
heeft, dat het veel meer aan komt op de straatpolitie
dan op het feit dat er ergens op een plaats, die per fiets
5 minuten dichter bij gelegen is, een agent een krant
zit te lezen. Daar hebben wij niets aan; wij hebben er
veel meer aan, dat wanneer het noodig is, getelefoneerd
wordt naar het hoofdbureau aan de Nieuwestad en een
agent per motor of per fiets komt naar de plek, die 5
minuten later bereikbaar is. Daar heeft men minder
last van, dan wanneer men eenige agenten onttrekt aan
den straatdienst, die krantjes lezende zitten te wachten.
Daarom kan ik mij wel vereenigen met de opheffing
van het politieposthuis, te meer, waar de leider van de
politie zegt, dat hij er niet meer op gesteld is en hij deze
agenten liever tot zijn beschikking heeft. Een andere
kwestie is, of het de meest aangewezen oplossing
is om van het politieposthuis een brugwachterswoning
te maken. Het zal een vrij dure brugwachterswoning
worden, maar omdat men er ook geen andere bestem-
min aan weet te geven, kan ik met het voorstel accoord
gaan.
De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter, toen wij
dezer dagen dit voorstel in de Commissie voor Open
bare Werken behandelden, hebben wij ons in eerste
instantie afgevraagd: is het noodig, dat wij dezen
politiepost opheffen Bij de bespreking bleek de zaak
aldus te staan, dat de tegenwoordige Commissaris van
Politie dezen post niet meer noodig acht. Wij staan
voor het feit, dat, wanneer de Commissaris van Politie
dit posthuis opheft, het pand leegstaat. Nu wij het op
het oogenblik kunnen bestemmen voor brugwachters
woning, hebben wij deze gelegenheid aangegrepen,
omdat het naar ons oordeel vaststaat, dat de Commis
saris van Politie dit posthuis zal ontruimen en het pand
ter beschiking zal stellen van de gemeente. Niet alleen
dat er een behoorlijke woning voor den brugwachter
van te maken is, maar ook de bestaande brugwachters
woning wordt verbeterd door bijbouwing van een
slaapkamer.
Ik wil niet spreken over de wenschelijkheid van de
aanwezigheid van een posthuis, omdat wij als Raad
daarop geen invloed kunnen uitoefenen en er niets over
te zeggen hebben. Wanneer de Commissaris van Politie
zegt: morgen ontruim ik het, dan staat het posthuis
overmorgen leeg
De heer Van der Schoot; Dat gaat te ver
De heer Hooiring: Als de Burgemeester als hoofd
van de Politie in overleg met den Commissaris van
Politie dit posthuis niet meer noodig oordeelt, dan
wordt het ontruimd en zitten wij met een leeg pand.
Daarom ben ik van meening dat wij dit pand moeten
inrichten voor brugwachterwoning, waar wij nu voor
een brugwachterswoning in de stad een vrij hooge huur
moeten betalen.
De heer B. Molenaar; Mijnheer de Voorzitter, ik zou
nog iets over deze zaak willen zeggen, maar ik kan
kort zijn. Het heeft mij ook bevreemd, dat, toen dit
voorstel, de kwestie van de opheffing van het post
huis, aan de orde was in de Commissie voor Open
bare Werken, er direct gezegd werd: over de opheffing
hebben jullie niets te zeggen. Het ging hierom, dat het
posthuis leeg kwam en dat het moest worden verkocht
of verbouwd. De gemeente heeft een brugwachters-
i woning noodig, omdat de brugwachter uit de gehuurde
woning moet en de bestaande brugwachterswoning
moet iets worden vergroot. Het geheel zal 2000.—
kosten. Op deze overweging hebben wij. als het post
huis wordt opgeheven, geen bezwaar het dienstbaar
te maken voor brugwachterswoning.
Ten opzichte van het rapport van den Commissaris
van Politie, waarin staat, dat het posthuis indertijd ge
sticht is, feitelijk met deze bedoeling, dat de stad zich
meer in die richting zou uitbreiden, wil ik als mijn mee
ning zeggen, dat sedert de oprichting van het posthuis,
25 jaar geleden, de stad zich niet onbelangrijk in die
richting heeft uitgebreid. Men zou uit het rapport van
den Commissaris van Politie kunnen lezen, alsof het een
volslagen mislukking is geweest en dat het posthuis er
eigenlijk niet noodig was geweest, omdat men had ge
rekend op meerdere uitbreiding van de stad naar het
Oosten. Ik meen dat sedert de oprichting de stad zich
inderdaad in die richting belangrijk heeft uitgebreid; er
is veel bijgebouwd in die 25 jaar en ik ben overtuigd,
dat het posthuis herhaaldelijk zijn diensten heeft be
wezen. Men kan er nu anders over gaan denken en het
kan natuurlijk blijken, dat het posthuis niet meer noodig
is.
De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter, ik hoor hier
vreemde dingen vandaag. Er wordt beweerd door den
heer Hooiring, dat wij over deze zaak ten slotte niet
behoeven te spreken. Mijnheer de Voorzitter, geldt dit
ook voor punt 10 van de agenda? Wanneer wij straks
punt 10 aannemen en de Commissaris van Politie zegt:
ik wil er niet in, wat gebeurt er dan? En wanneer het
ten slotte niet ter zake is, dan is het eigenlijk beter, dat
het ook niet op de agenda komt.
De heer Van Kollem: De verbouwing staat op de
agenda.
De heer Weima: Er is eenmaal door den Raad be
sloten een politieposthuis te stichten in de Kanaalstraat.
Nu na zooveel jaren zegt de nieuwe Commissaris van
I Politie; ik heb het niet noodig en dan zeggen de heeren
hier dan heft de Commissaris het op en het is niet
noodig er hier over te spreken. Ik sta op een ander
standpunt. Ik ben van meening dat U, mijnheer de
Voorzitter, als hoofd van de politie, als zoodanig boven
den Commissaris van Politie staat en het verbaast mij
dat U, die indertijd dit voorstel er mee doorgeholpen
hebt, nu plotseling van gedachten veranderd bent. Ik
krijg den indruk, dat door de verandering van function-
naris hier het spreekwoord nieuwe heeren, nieuwe
wetten'' bewaarheid wordt. Wanneer men op deze wijze
telkens weer verandert, dan komt de Raad voor groote
moeilijkheden te staan. Als wij vandaag besluiten liet
posthuis op te heffen en deze Commissaris van Politie
is hier het volgend jaar niet meer en er komt een nieuwe
functionnaris, die met het voorstel komt, weer een
politiepost aan de Kanaalstraat te plaatsen, dan zouden
wij dat weer moeten accepteeren en wij zouden auto
matisch met de heeren mee moeten gaan, waardoor wij
dus onze zelfstandigheid zouden prijs geven. Ik wil wel
eerlijk bekennen, dat ik niet bevoegd ben om te beoor-
deelen, waar een politiepost moet zijn, maar in elk geval
zou ik den Commissaris van Politie willen zeggen, dat
ik het zeer zal betreuren, wanneer deze post verdwijnt,
te meer, omdat punt 10 van de agenda vermoedelijk
aangenomen wordt, waardoor wij zullen krijgen een
verplaatsing van de politie nog meer naar het Westen
der stad. Was de Commissaris van Politie met argu
menten gekomen, die den doorslag hadden kunnen
geven, dan hadden wij ons hoofd gebogen, maar de
Commissaris van Politie is in zijn argumentatie buiten
gewoon zwak geweest. De bezuiniging, waarover ook
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag Januari 1933.
27
hier wordt gesproken, speelt in deze zaak geen rol. Dat
is een bijzaak en is hier de moeilijkheid niet, waar het
voor mij vaststaat dat, wanneer het posthuis daar
noodig was, men niet over bezuiniging had gesproken
en dan over die enkele guldens zou zijn heenge
stapt. Er is gewezen op den trek naar het Westen
der stad en ik wil dit niet ontkennen, maar dit neemt
zeker niet weg. dat sinds het posthuis daar bestaat, in
den loop der jaren het Oosten der stad niet ontvolkt is.
Op het oogenblik zijn in het Westen der stad nog veel
meer panden te huur of te koop dan in het Oosten der
stad en het staat voor mij vast, dat Leeuwarden gelei
delijk grooter wordt en nu, nog meer dan vroeger,
politieposthuizen noodig heeft, die misschien anders ge
plaatst moeten worden, dan waar zij op het oogenblik
staan, maar wij hebben nu eenmaal dit posthuis en het
wil mij toeschijnen, dat, gezien wat er achter den
spoorweg in het Oosten der stad woont, de keuze in
de Kanaalstraat nog zoo slecht niet is. Daarom zou ik
het zeer betreuren, wanneer de Raad dit voorstel aan
nam. Ik zou het werkelijk betreuren, dat dit posthuis
opgeheven werd en ik hoop, dat de Voorzitter van den
Raad als hoofd van de politie er toe wil medewerken,
dat dit posthuis aan dat doel beantwoordt, waarvoor
het indertijd gesticht is.
De heer TurksmaEen enkel woord zou ik willen
zeggen, mijnheer de Voorzitter. Ik heb het voorstel be
schouwd in twee deelen en dan betreft het eerste de
politieafdeeling; zóó zou ik het willen noemen. Er is ons
reeds medegedeeld in de Commissie voor Openbare
Werken, dat dit feitelijk buiten ons om ging. Ik heb het
ook als zoodanig beschouwd. Als de heeren Van der
Schoot en Weima zeggen, dat dit voorstel eigenlijk nog
wel iets te maken heeft met den Raad. met het oog op
hetgeen straks aan de orde wordt gesteld, dan betwijfel
ik dit, omdat ik dit voorstel zie als een vraagstuk van
het systeem van de politie en niet van de onderbrenging
van de politie. En waar het onderhavige voorstel het
systeem betreft, geloof ik dat wij als Raadsleden met
dit gedeelte niets te maken hebben, of de post opge
heven moet worden, ja of neen. Een andere kwestie is,
dat, wanneer van de zijde van het hoofd van de politie
wordt geoordeeld, dat de post opgeheven kan worden,
de Raad hieraan een bestemming moet geven. De be
stemming die hieraan zal worden gegeven, door het te
verbouwen tot brugwachterswoning, juich ik toe, omdat
het niet anders kan zijn dan financiëel voordeeliger
voor de gemeente, waar zij nu voor den brugwachter
een woning huurt voor 400. De gemeente zal bij
verbouwing altijd financiëel voordeel hebben.
Als de heer Van der Schoot zegt, dat wij bovendien
nog met een ander bedrag rekening moeten houden, dan
meen ik, dat wij bij deze zaak met dit andere bedrag
geen rekening behoeven te houden, omdat de politie
geen geld voor het posthuis betaalde en wij hiervoor
dus geen geld in het laatje kregen. Wanneer ik de som,
die voor de verbouwing noodig is, omsla over de huur,
die thans betaald wordt voor huur voor een andere
brugwachterwoning, dan meen ik dat wij een betrek
kelijk groot bedrag kunnen besparen en op grond daar
van juich ik het toe, wanneer de Raad dit voorstel aan
zal nemen. Wanneer men het noodig oordeelt, zou men
misschien op andere plaatsen posthuizen kunnen
stichten.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter: Over het
politioneele deel van het voorstel wil ik niet spreken;
dat ligt buiten het terrein van den Raad. Verleden jaar
is het verhuren van het pand boven de brugwachters
woning aan den heer Dubois in den Raad geweest.
Toen werd gevraagd of het niet geschikt was dat een
brugwachter daar komt te wonen.
De heer Van Kollem is er toen in een latere ver
gadering op teruggekomen en heeft gevraagd of het de
bedoeling was dat een brugwachter daar zou komen te
wonen. Er is toen gezegd ja. Nu schijnt het weer
anders te zijn. Waar het politieposthuis daar weg moét,
wil men dat pand tot brugwachterswoning verbouwen.
In het rapport van den Directeur der Gemeentewerken
staat nog dat dit pand niet voor verkoop geschikt is
van wege den overbouw van de eene bovenwoning
over de andere benedenwoning.
Ik had graag gezien dat men met een verbouwings
plan was gekomen, dat een einde had gemaakt aan
dezen toestand en dat de woning nu zoodanig werd
verbouwd, dat het een apart gebouw werd en in een
voorkomend geval publiek of ondershands zou kunnen
worden verkocht.
De heer Wlersma: Mijnheer de Voorzitter, ik sluit
mij ten opzichte van deze zaak aan bij die leden, die
als hun meening hebben uitgesproken dat wat betreft
de verplaatsing van den politiepost, de motiveering
door den Commissaris van Politie buitengewoon zwak
is geweest. De stukken die in de portefeuille lagen, heb
ik nagegaan en naar mijne meening staat er geen moti
veering in voor de verdwijning van dit posthuis. Er
komt niet in uit of deze politiepost ook eenig nut heeft
gedaan. Men kan ongetwijfeld verwachten dat er ge
gronde redenen waren toen men tot de inrichting van
dit posthuis overging en er was zeer zeker reden ge
weest thans daarop te wijzen. Ik twijfel er niet aan of
het posthuis zal eenig nut hebben afgeworpen in den
loop der jaren, wat echter niet uit de stukken blijkt.
Mijnheer de Voorzitter, wanneer men het advies van
den Commissaris van Politie beschouwt, wil ik er op
wijzen dat er ook andere politieautoriteiten bestaan, die
wel prijs stellen op politieposthuizen rondom de stad.
Er zijn steden, die 5 of 6 posthuizen hebben die in een
kring rondom de stad liggen, vooral bij de belangrijke
toegangswegen tot de stad. Er zijn dus politieautori
teiten, die daaraan nog wel waarde hechten, zoodat
naar mijn meening dit advies en de bepaalde gevestigde
meening van verschillende politieautoriteiten in deze
niet hetzelfde is.
Mijnheer de Voorzitter, het heeft mij gefrappeerd dat
in deze zaak alleen advies is uitgebracht door den
Commissaris van Politie en dat niet het advies is in
gewonnen van het lager personeel. Ik meen dat het
lager personeel ook belang heeft bij deze zaak. De heer
Turksma heeft zoo pas gezegd, dat het naar zijne mee
ning gaat om een bepaald systeem van inrichting van
den politiedienst. Indien dit juist is wil ik opmerken
dat ook het lager personeel hier belang bij heeft. Ik
geloof zeker dat dit voorstel ingrijpt in den practischen
dienst van het lager personeel, zoodat dit er belang bij
heeft. Het spijt mij dat van deze menschen geen advies
is ingewonnen en ik wil alsnog een voorstel doen om
het in die richting te sturen. Ik weet wel dat hetgeen de
heer Hooiring opgemerkt heeft zeer juist is. dat U als
hoofd van de politie het recht heeft zelf over deze
dingen te beschikken, maar ik hoop dat U ten opzichte
van deze zaak zult overgaan tot het plegen van overleg
met het lager personeel, dat in deze waardevolle
wenken kan geven.
Daarom, mijnheer de Voorzitter, heb ik de eer U in
overweging te geven het volgende voorstel te doen
behandelen
,,De Raad der gemeente Leeuwarden, gezien het
voorstel van Burgemeester en Wethouders tot op
heffing van het politieposthuis aan de Kanaalstraat;
besluit om alvorens dit voorstel in behandeling te
nemen, aan Burgemeester en Wethouders te ver
zoeken om dit voorstel eerst toe te zenden aan de
organisaties van politiepersoneel, met verzoek om
advies en van dit advies mededeeling te doen aan
den Raad."
De Voorzitter: Ik wil de verschillende sprekers even