Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. antwoorden. Er is terecht opgemerkt, o. a. door den heer Turksma, dat dit voorstel in tweeën moet worden gesplitst. In zooverre is het voorstel in tweeën gesplitst, dat het eene deel absoluut ontbreekt, n.l. het voorstel tot opheffing van den politiepost als zoodanig. Het is een voorstel van Burgemeester en Wethouders om gelden toe te staan voor de verbouwing van het politie posthuis en die gelden kunnen natuurlijk alleen toe gestaan worden, indien het politieposthuis als zoodanig niet meer gebruikt wordt, wat een kwestie is, die Bur gemeester en Wethouders in het midden hebben ge laten. Vrijwel de geheele discussie heeft geloopen over de vraag, of het posthuis zou blijven bestaan, ja of neen, maar Burgemeester en Wethouders hebben dit terecht niet in de stukken gezet, omdat het naar hun oordeel een kwestie is van de inrichting van den politiedienst. De zaak is deze, dat in overleg met den Commissaris van Politie door hem in overleg met mij de dienst zoo zal worden ingericht, dat het politieposthuis niet meer zal worden gebruikt. Ik heb die mededeeling in de vergadering van Burgemeester en Wethouders gedaan en gezegd: heeren, denkt er om, binnenkort komt het posthuis in de Kanaalstraat vrij. Toen is in de vergadering van Burgemeester en Wethouders dit voorstel geboren, waarover de heer De Boer nog nader zal spreken. Men komt er tegen op dit posthuis op te heffen en men gaat zelfs zoo ver, dat men zou willen dat Burge meester en Wethouders dit voorstel eerst toezenden aan de organisaties van het politiepersoneel om advies. Ik wil open kaart spelen en dan wil ik zeggen, dat ik de inrichting van den dienst op mijn verantwoording en die van den Commissaris van Politie neem en ik wensch niet dat andere heeren op mijn stoel gaan zitten. Het posthuis is niets anders geweest dan een rusthuis voor het personeel, waar zij, die niet behoefden te sur- veilleeren, kunnen zitten, praten en lezen. Het heeft eigenlijk in den loop der jaren geen anderen dienst gedaan. Ik wil niet ontkennen dat er misschien wel eens een dronken man is opgeborgen, maar voor zoo'n enkel feit kan men dit posthuis niet in stand houden. Men moet niet vergeten, dat het posthuis 25 jaar ge leden is gesticht onder andere omstandigheden, dan die van het oogenblik. Nu heeft men rijwielen, telefoon en dergelijke, die natuurlijk in dien tijd nog niet zoo geperfectionneerd waren als op het moment. Nu men tegenwoordig meer en meer gaat in de richting van centralisatie en surveillance per fiets in de verschillende buitenwijken, heeft naar mijne meening een dergelijk posthuis eigenlijk geen recht van bestaan meer. De heer Wiersma zegt: sommige politieautoriteiten denken er anders over. Nu zou het al een wonder zijn als alle functionnarissen er gelijk over dachten. De heer Wiersma heeft ook nog over een andere zaak gesproken en heeft gezegd dat in sommige plaatsen 5 a 6 posthuizen zijn. Ik geloof dat hij zeer groote plaatsen op het oog heeft, want in kleine plaatsen zal men geen 6 posthuizen vinden. In vrij groote plaatsen vindt men ze inderdaad, zooals de heer Wiersma zegt, dikwijls daar, waar de hoofdwegen de stad binnen komen. Het kan een systeem zijn, dat geef ik toe, om politieposthuizen te plaatsen daar, waar de hoofdver keerswegen in de stad komen, maar dan voldoet dit posthuis in de Kanaalstraat daar absoluut niet aan; het ligt midden in de stad en niet bij de entree van de stad. Misschien als men met een schip aankomt, kan men het de entree noemen. Aan die eischen voldoet het dus niet. Dan zou men een posthuis moeten maken bij den spoorwegovergang in de Schrans en een bij den Har- lingerstraatweg, enz. Daar zou iets voor te zeggen zijn. Ten slotte is de toestand hier zoo geworden in die 25 jaren, dat men meent het posthuis niet meer noodig te hebben. Ik heb dit medegedeeld in de vergadering van het college van Burgemeester en Wethouders en omdat er juist over de brugwachterswoning een kwestie was op te lossen was dit een zeer mooie oplossing. Men zegt: bezuiniging speelt hier geen rol, want, als men een posthuis noodig achtte, dan zou men over de financieele bezwaren heenstappen. Dat is volkomen juist. Als het posthuis daar blijven moest, dan moesten wij over dat geld heenstappen, maar nu is de vraag deze kan de politiedienst in Leeuwarden evengoed worden vervuld zonder dit politieposthuis Ik kan mij voorstellen dat men in een plaats, waar b.v. een schip brug over een rivier de verbinding vormt tusschen het eene gedeelte van de stad en het andere, een brug die dikwijls lang af is en waarover een groote menigte menschen passeert, aan den eenen kant van de brug een posthuis sticht. Dat kan ik mij begrijpen, maar posthuizen zooals de heer Weima bedoelt, zijn personeel- opeters, met andere woorden, het zijn dure dingen en ten slotte kan men van het personeel een nuttiger ge bruik maken dan dat zij in een posthuis zitten en krantjes lezen. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Het vorig jaar is hier gesproken over de opheffing van de brugwachterswoning aan den Oostergrachtswal, omdat deze woning öf belangrijk moest worden ver bouwd öf verkocht. Men meende een oplossing te kunnen vinden, door de bovenwoning van de brug wachterswoning in de Kanaalstraat het volgend jaar voor den anderen brugwachter beschikbaar te stellen. Inmiddels is de zaak zóó geloopen, dat het politiepost huis opgeheven kon worden en toen hebben Burge meester en Wethouders gezegd: wanneer het posthuis opgeheven wordt, kan dit heel goed worden veranderd in een woning. Er is terecht door den heer Buiel opgemerkt, dat die brugwachter in de bovenwoning, die verhuurd is aan den heer Dubois, zou komen. Het was verleden jaar niet de bedoeling deze woning opnieuw te verhuren. Wat is de reden geweest dat het nu weer anders is? De reden daarvan zijn, dat het 't vorig jaar nog niet vast stond dat de politiepost opgeheven kon worden. Nu dat wel het geval is, zijn Burgemeester en Wet houders van meening, dat de politiepost heel goed tot woning ingericht kan worden, waardoor de bovenwo ning op dezelfde wijze kan blijven verhuurd. Het ach tergedeelte van het posthuis verkoopen gaat niet, omdat een stuk van de bovenwoning over het politieposthuis heengebouwd is. Het kan dus als een voordeel worden beschouwd dat men thans de gelegenheid heeft dit pand nu tot brugwachterswoning te verbouwen, wat voor- deeliger is dan een woning te huren. Daarbij komt. dat, wanneer het posthuis opgeheven wordt, men ook de kosten van het schoonmaken kan besparen. Het plan brengt dus geen meerdere kosten mee, maar bezuiniging. Deze politiepost kan heel goed ingericht worden voor woning, terwijl bovendien de andere brugwach terswoning vergroot wordt, doordat er een slaapkamer bijkomt. De kosten worden geraamd op 2000. Ook in dit opzicht is de gemeente niet duur uit en op deze wijze kan een zeer geschikte woning worden verkregen. Ik geloof, dat ik hiermee de gemaakte opmerkingen heb beantwoord. De heer Weima; Mijnheer de Voorzitter, ik wil op twee dingen wijzen, in de eerste plaats in verband met wat de heer Wiersma heeft gezegd en ik wil dit nog even aanvullen. Wanneer op meerdere plaatsen post huizen zijn, 5 of 6, dan geldt dit voor groote steden, maar ik wil hierbij de opmerking maken, dat Leeu warden, wat zijn oppervlakte betreft, zich kan meten met veel grootere steden. Wij hebben hier bijna alleen ééngezins woningen, waardoor wij een groote opper vlakte krijgen. Groningen b.v. is in zielenaantal ruim eens zoo groot als Leeuwarden, maar het is in opper vlakte lang niet tweemaal zoo groot. Mijnheer de Voorzitter, de heer De Boer heeft ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag j\ Januari 1933. sproken over de bezuiniging door de opheffing van het posthuis. Het zal natuurlijk een mooie oplossing zijn, wanneer het politieposthuis vrij komt, om den brug wachter daar onderdak te brengen. Daar heb ik niets op tegen, maar daar gaat het niet om. Het gaat er om, of wij het kunnen verantwoorden dezen post op te heffen. Daarom gaat het. Wij meenen dat het niet verantwoord is en hierop had ik uit den aard der zaak graag een antwoord. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp de redeneering van de rechterzijde niet goed. Wanneer men inderdaad, afgezien van de vraag, of de verant woordelijkheid voor deze zaak bij Lï ligt. mijnheer de Voorzitter, aan die zijde meent, het systeem te moeten behouden van de wijksgewijze posthuizen, waarbij men zich beroept op de oppervlakte van de ge meente, dan moet men consequent zijn en zeggen: kom bij de aanstaande begrooting met plannen om meerdere politieposthuizen te bouwen. Dan wordt het politie toezicht in Leeuwarden, zooals het van die zijde wordt voorgesteld, buitengewoon duur. Ik zou den heeren ernstig in overweging willen geven, voordat men zoo rauwelings dit principe als het juiste systeem van politietoezicht in Leeuwarden hier naar voren brengt, goed te overdenken, voor welke financiëele consequen ties men komt te staan. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog even iets opmerken, omdat ik door Uw antwoord niet geheel bevredigd ben. Het gaat niet om het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar om de conse quentie die daarin ligt en die wij als Raad aanvaarden zouden, wanneer wij, zonder opmerkingen te maken, zouden meegaan met den gedachtengang van het hoofd van de politie om het posthuis op te heffen. De zaak is altijd geweest, dat wij bezwaar gemaakt hebben tegen opheffing van dezen politiepost en wij meenen hierover ook nu te moeten spreken. Afgezien van het voorstel van Burgemeester en Wethouders blijven wij bezwaar maken dezen post op te heffen. Men kan er over den ken zooals men wil, maar wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen om het politiebureau naar de Nieuwestad te brengen, dan worden de afstanden veel te groot. Als men rekening houdt met de belangen van het Oosten der stad. moet m. i. het posthuis gehandhaafd blijven, waardoor voor komen wordt dat deze wijken bij het aflossen van de agenten een half uur van politietoezicht verstoken zullen zijn. Ik kan die verantwoordelijkheid niet dragen. Daarom, mijnheer de Voorzitter, moet ik ernstig be zwaar maken tegen de regeling, die door den Commis saris van Politie wordt voorgesteld. Ik heb gemeend het eene voorstel in verband met het andere te moeten zien. De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog een enkele opmerking willen maken. U hebt gezegd dat het hier betreft de indeeling en inrichting van den politiedienst, maar ik blijf ten opzichte van deze zaak op het standpunt staan, dat ik meen dat de menschen, die in de practijk van den dienst zitten, in de eerste plaats belang daarbij hebben en ten opzichte van der gelijke zaken waardevolle gegevens kunnen verstrek ken. U hebt natuurlijk als hoofd van de politie te zeg gen: ik ga er niet op in en ik heb uit Uw uitlatingen opgemaakt, dat U het niet zult toelaten, dat de men schen uit de lagere organisaties, zooals U zich uitdrukt, op Uw stoel gaan zitten. Dat is de bedoeling van mijn voorstel ook niet geweest, maar ik meen dat de geheele maatschappelijke inrichting staat in het teeken van over leg en advies en ik zie niet in, dat het anders moet zijn bij de politie. U mag formeel gelijk hebben, maar ik sta op het standpunt, dat het ten opzichte van deze zaak gewenscht zou zijn in overleg te treden met het lager personeel. Ik zou graag willen weten of U het voorstel, zooals het daar ligt, in behandeling wenscht te brengen. Of hebt U met de uitdrukking, dat U niet zoudt toelaten dat men op Uw stoel gaat zitten, reeds te kennen willen geven, dat mijn voorstel door U niet in behandeling zal worden gebracht? U hebt wellicht formeel het recht dit voorstel niet in behandeling te nemen. Ik zou hiernaast nog een opmerking willen maken. De heer Vromen is een buitengewoon scherpzinnig man en heeft gewezen op de consequentie, die uit ons stand punt zou moeten voortvloeien ten opzichte van de be stendiging van het posthuis. Ik zou zeggen, het zou best kunnen zijn dat wij die consequentie aanvaarden, gezien dat wij op het standpunt staan dat meerdere politie autoriteiten meenen, dat er groote waarde moet worden gehecht aan politieposthuizen. De heer Vromen mag een zeer scherpzinnig man zijn, maar hij kan niet met feiten bewijzen, dat dit posthuis van nul en geener waarde is geweest voor de gemeenschap dat blijkt hem evenmin uit de stukken als mij. De Voorzitter: Om de discussies te bekorten, wil ik den heer Wiersma zeggen, dat ik er niet op in zal gaan of de levensbelangen van het lager personeel betrokken zijn bij dit politieposthuis, ja of neen. Men voelt wel, dat dit ietwat overdreven is. De zaak is deze. Ik wil graag over de politie praten, maar als het zoo gaat, dat de heer Hofstra zegt: als U het posthuis op heft, dan zal die wijk een half uur verstoken zijn van politietoezicht, als het op die manier gaat, dan wil ik den heer Hofstra zeggendaar weet U niets van. U weet niet hoe de dienst geregeld zal worden, waardoor die wijk niet van politietoezicht verstoken zal zijn. De heer Hofstra: Dan moet U mij overtuigen. De Voorzitter: Ik geef U de overtuiging, dat dit niet zal gebeuren. Waarom zou men den toestand slechter maken door het posthuis op te heffen? U zegt dit zonder dat U daarvoor eenig bewijs heeft. U gooit argumenten in den Raad. die geen steek houden. De heer Wiersma vraagt of ik zijn voorstel in be handeling wil brengen. Natuurlijk wil ik dit doen. Het is een verzoek aan Burgemeester en Wethouders om het voorstel tot opheffing van het politieposthuis eerst door te zenden aan de organisaties van politiepersoneel om advies. Daar sta ik buiten. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen enkele woorden zeggen, omdat het eenigszins den schijn heeft ik hoop dat men ook zelf voelt, dat door het voorstel van den heer W7iersma die schijn gewekt móet worden dat men naar een buitengewoon stuk demo cratisch werk voor de politie streeft. Wanneer het doorvoerbaar zou zijn. zou ik inderdaad hierin willen meegaan, maar ik wil zeggen, dat men het niet heeft durven vragen voor categorieën, waarvan het veel gemakkelijker is, waar aan het hoofd van den dienst j staat een bepaald iemand. Men heeft niet durven vra- gen, evenals ten aanzien van het Werkliedenreglement, b.v. de werklieden van de Gemeentereiniging te raad plegen over het aanschaffen van nieuwe wagens of het personeel van de Gasfabriek advies te vragen wanneer er andere retorten noodig zijn, enz. Deze zaken zouden alle veel gemakkelijker in den loop der jaren te ver vullen zijn geweest en dit wekt bij mij de gedachte, dat men hier iets vraagt voor een categorie, waarvan men weet, dat het niet gaat. Ik wil dit zeggen: wanneer ik vraag herziening van het Werkliedenreglement in dezen geest, dan hoop ik dat wij voor de categorieën, waar voor het wel gaat, deze democratie kunnen doorvoeren. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, er is mij iets niet duidelijk. Wanneer ik het voorstel van den heer Wiersma goed begrijp, dan wordt aan Burge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 8