30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. meester en Wethouders verzocht dit voorstel aan te houden en geen besluit te nemen alvorens advies hier omtrent ingewonnen te hebben van de politieorgani saties. Ik heb met eenige bewondering en verwondering gehoord naar de manier, waarop de heer IJtsma ont komen wil aan medewerking om te komen tot het ge organiseerd overleg bij de politie. Het voorstel van den heer Wiersma, zooals het hier ligt, is onjuist. Welk voorstel moet om advies gezonden worden naar de politieorganisaties? Het voorstel, zoo als dat ligt in punt 8 der agenda beschikbaarstelling van gelden voor de verbouwing van het politieposthuis aan de Kanaalstraat tot brugwachterswoning? Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp er niets van. Wat wordt hier bedoeld en welk voorstel wil men eigenlijk naar de politieorganisaties sturen? Zoolang mij dit niet duidelijk is. kan ik moeilijk mijn stem bepalen. Dank U wel. De heer Wiersma: Ik meen, mijnheer de Voorzitter, dat deze voorstelling van de zaak toch eigenlijk wel ietwat te ver gaat. Ik lees in den aanbiedingsbrief, bijlage no. 23, ten opzichte van een ander punt .Volledigheidshalve zij hier aan toegevoegd, dat het in ons voornemen ligt, over eenigen tijd een voor stel bij Uwe Vergadering in te dienen om tot een eenigszins gewijzigde personeelsformatie, zoomede tot opheffing van den politiepost aan de Kanaalstraat te geraken, van welke wijzigingen jaarlijks een niet onaanzienlijke besparing mag worden verwacht." Hier geven Burgemeester en Wethouders zeer duidelijk te kennen, dat het een met het ander in verband staat. Men kan deze punten scheiden, maar zoo zie ik het niet, gezien het feit, dat tegelijk met de aanbieding van het voorstel tot verplaatsing van het politiebureau, het col lege van Burgemeester en Wethouders melding van deze zaak maakt. Ik blijf er bij, dat mijn voorstel als zoodanig zeer duidelijk is. De heer Vromen mag formeel gelijk hebben, dat hier gelden gevraagd worden voor de verbouwing, maar eerst moet de ontruiming plaats vinden, vóór wij tot die verbouwing kunnen overgaan. De Voorzitter wil tot stemming over het voorstel van den heer Wiersma overgaan. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter, ik zou voor dat tot stemming overgegaan wordt De heer Van Kollem: Praat er maar niet meer over. De heer Muller; Ik wil er wel over praten, want wanneer wij moeten stemmen en de Raad het voorstel van den heer Wiersma aanneemt en dat dus aan Bur gemeester en Wethouders verzocht wordt deze zaak om advies te zenden aan de politieorganisaties wan neer het mogelijk zou zijn, dan heb ik er niets op tegen dan zou ik graag willen weten, of het ook werkelijk gebeurt. Wanneer het toch niet gebeurt, dan zou het een slag in de lucht zijn om een dergelijk voorstel aan te nemen. Mijnheer de Voorzitter, wij weten toch, dat wanneer er gesproken wordt over het georganiseerd overleg, over verschillende zaken het georganiseerd overleg rakende, dan betreft dit de arbeidsvoorwaarden van het personeel. Daar gaat het over. Zoo ver hebben wij het voor de politie nog niet gebracht op het oogenblik. Wij hopen dat dit binnenkort in orde komt met het Ambtenarenreglement, maar op het oogenblik hebben wij dit niet. Wanneer dit voorstel door den Raad wordt aangenomen, dan betreft dit het overleg omtrent een bepaald onderdeeltje van den dienst, waar het politie personeel in den dienst in betrekkelijken zin niet veel mee te maken heeft. Of de werkzaamheden het per soneel vanaf het hoofdbureau aan de Nieuwestad of vanaf dezen politiepost worden opgedragen, dat is een onderdeel van weinig beteekenis. De heeren maken zich van middag reusachtig druk over de opheffing van het posthuis, maar ik moet U vertellen dat ik nog nooit de urgentie van het posthuis heb kunnen voelen. In een stad als Leeuwarden heb ik nooit de noodzakelijkheid van een dergelijken post kunnen inzien. Mijnheer de Voorzitter, wanneer nu dan ook de gedachte opkomt, om dit posthuis op te heffen, dan wil ik dit van ganscher harte steunen en ik zou ten opzichte van deze kwestie den heer Wiersma willen zeggen, dat, wanneer hij meent dat het wenschelijk is dat dergelijke onderdeelen met het politiepersoneel worden besproken, hij beter zou doen eerst te zorgen, dat het georganiseerd overleg voor de politie in orde komt en wanneer dat in orde is, dan kunnen wij nader zien, wat wij daar bij onder zullen brengen. Mijnheer de Voorzitter, ik zal tegen het voorstel van den heer Wiersma stemmen, tenzij U zegt, dat, wanneer dit voorstel wordt aangenomen, de zaak ook inderdaad met het politiepersoneel zal worden be sproken. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter, ik zou ernstig willen waarschuwen tegen het voorstel van den heer Wiersma en waarom? Omdat de Raad zich daarmee begeeft op een terrein, dat niet des Raads is, maar des Burgemeesters. De geheele in terne regeling van de politie, wat betreft de uitvoering van den dienst, is aan het hoofd van de politie, den Burgemeester, daarin bijgestaan door den Commissaris van Politie. Daarin heeft de Raad niets, totaal niets te zeggen. De Raad mag alleen op een gegeven moment op voorstel van den Burgemeester de salarissen bepalen. Verschillende leden, o. a. de heer Vromen, hebben hier terecht op gewezen. Dit besluit zou door de Kroon niet worden goedgekeurd, omdat het den internen dienst van de politie betreft, die niet des Raads is. Wanneer de Raad op het oogenblik zou aannemen laten wij dat feit stellen om het politieposthuis te handhaven en het hoofd van de politie zegt: ik gebruik het toch niet, dan is alleen het resultaat, dat het post huis leeg staat. En dit is toch zeker niet de bedoeling van den Raad. Daarom is het voorstel van den heer Wiersma van nul en geener waarde. Het spijt mij het te moeten zeggen, maar men bereikt er niets mee. Men drijft door in die richting, waarin men stuit op het absolute gezag van het hoofd van de politie. Wanneer wij hooren, dat het hoofd van de politie zegt dat dit posthuis niet noodig is, dan vraag ik mij af, waarom wij het zouden willen behouden. Wanneer wij daartoe zouden besluiten, dan is het gevolg dat het leeg komt te staan. Het voorstel van den heer V/iersma heeft met het georganiseerd overleg niets te maken. De Raad heeft over den internen dienst van de politie niets te zeggen en daarom is dit voorstel voor den Raad onaan vaardbaar. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, ik was niet van plan over deze zaak te spreken, maar de heer Muller heeft mij daartoe aanleiding gegeven, door een nieuwerwetsche zeer moderne verklaring te geven van het Georganiseerd Overleg. Vroeger is het altijd ge weest: het gaat bij het Georganiseerd Overleg niet al leen om het stellen van arbeidsvoorwaarden, maar ook om de interne inrichting en verbetering van het insti tuut. Nu blijkt, dat hetgeen de heer Muller heeft gezegd óf een halve waarheid is, óf dat hij zich vergist heeft. Wij hebben het voorstel van Burgemeester en Wet houders in de Commissie voor Openbare Werken be handeld en ik heb mij toen voor het voorstel verklaard. Ik ben er niet van teruggekomen, omdat de argumenten, die door mijn fractiegenooten aangevoerd zijn, voor mij niet voldoende zijn om mij van inzicht te doen veran deren, maar, mijnheer de Voorzitter, ik voel toch wel iets voor de gedachte van den heer Wiersma en ofschoon ik op den voorgrond stel, dat het hoofd van de politie absoluut niet verplicht is kennis te nemen van het advies van de politieagenten of van den een of ander, die Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 31 Januari 1933. 31 daarmee in verband staat, ofschoon ik dat gaarne erken, zou ik aan het hoofd van de politie willen vragen: wat is er op tegen U houdt toch de macht steeds in handen om de ambtenaren en het personeel door de organisaties om advies te vragen over enkele bepaalde zaken. Ik weet wel, U behoeft het niet te doen, maar er is eigenlijk m. i. ook niets op tegen. Wanneer het kan dienen, zooals de heer Muller vroeger altijd ver kondigd heeft, om de interne zaak te verbeteren, wan neer dat mogelijk is. dan is er alles voor te zeggen en daarom zal ik voor het voorstel van den heer Wiersma stemmen, ofschoon ik op den voorgrond stel, dat de Burgemeester als hoofd van de politie absoluut niet verplicht is hieraan mede te werken. Ik dank U wel. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Wiersma wordt met 20 tegen 6 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Terpstra, Weima, Van der Schoot, Feitsma, Wiersma en Hofstra. Tegen stemmen: de heer Hettinga, mevrouw Buis man—Blok Wijbrandi, de heeren Turksma, Hooiring. De Boer, Botke, mevrouw Van Dijk Smit, de heeren Van Kollem. IJtsma, Stobbe, Balk, Koopal, Muller, Hoogland, M. Molenaar, B. Molenaar, Ritmeester. Van der Meulen, Vromen en Buiel. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Te 4.20 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 4.45 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het garandeeren van een geldleening ten behoeve van de N.V. Intercommunale Waterleiding Gebied Leeu warden. Dit voorstel luidt als volgt De N. V. Intercommunale Waterleiding, Gebied Leeuwarden, gevestigd alhier, deelt ons mede, dat op grond van Uwe besluiten van 22 April 1930 (Hande lingen blz. 77 e. v.en 14 December 1931 (Handelingen blz. 194, 195 en 217) nog een bedrag van 340.000.— aan geldleeningen van deze vennootschap kan worden gegarandeerd. Haar desbetreffend schrijven leggen wij, met de daarbij behoorende bijlage, hiernevens over, U kortheidshalve naar den inhoud daarvan verwijzend. Uit dezen brief blijkt, dat het in de naaste toekomst noodig of wenschelijk zal zijn geldleeningen tot een grooter bedrag dan 340.000.— te kunnen sluiten, zoowel voor consolidatie van tijdelijke kasgeldleeningen en het financieren van in den loop van 1933 tot stand te brengen uitbreidingen, als voor het converteeren van op korten termijn aflosbare leeningen met een rentetype van 4% en 4% Inwilliging van het verzoek ontmoet bij ons geen bezwaren, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven te besluiten I. zich hoofdelijk met de gemeenten Baarderadeel, Barradeel, Het Bildt, Bolsward, Dantumadeel, Ferwer- deradeel. Franeker, Franekeradeel, Harlingen, Hen- naarderadeel, Idaarderadeel, Leeuwarderadeel, Lem- sterland, Menaldumadeel, Opsterland, Rauwerderhem, Smallingerland, Tietjerksteradeel, Utingeradeel, Won- seradeel, Workum en Ijlst garant te verklaren voor de prompte betaling van de rente van- en aflossing op een geldleening van ten hoogste 2.000.000.tegen zoo- danigen koers en rentevoet, dat de te betalen rente, omgerekend tegen parikoers, niet meer bedraagt dan 5J/2 's jaars, af te lossen in ten hoogste 40 jaren, door de N. V. Intercommunale Waterleiding, Gebied Leeuwarden, overeenkomstig artikel 336 van hare statuten in eens of bij gedeelten aan te gaan ten be hoeve van de statuaire uitoefening van haar bedrijf II. te bepalen dat, wanneer een der sub I genoemde gemeenten tot betaling van de daar genoemde rente en/of aflossing hetzij terecht is overgegaan, hetzij bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld, aan haar door de gemeente Leeuwarden zoo spoedig mogelijk na eerste aanmaning zal worden voldaan haar gedeelte in dat bedrag, welk gedeelte evenredig is aan het aantal aandeelen dat zij heeft in verhouding tot het totaal aantal uitgegeven aandeelen der naamlooze ven nootschap, een en ander onder voorbehoud, dat alle onder I ge noemde gemeenten eveneens tot gelijke garantver klaring overgaan. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van onderscheidene perceelen aan de Nieuwe stad en de Bagijnestraat, tot bestemming en inrichting daarvan tot hoofdbureau van politie, brandweer- en politiegarage en brandweerbergplaats c.a., tot bestemming en inrichting van het tegenwoordige politiebureau voor den dienst der gemeentesecretarie, tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van een en ander, met intrekking van vroeger genomen besluiten, enz. (bijlage no. 23 van 1932 en no. 4 van 1933). De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter: Mag ik even opmerken, dat het mis schien mogelijk zal zijn de discussies eenigszins te be korten, waar wij de zaak reeds uitvoerig in de secties hebben besproken en zoowel het Sectieverslag als de Memorie van Antwoord van Burgemeester en Wet houders zeer uitgebreid waren naar mijne meening. De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, ik wil trachten aan Uw verzoek te voldoen, door mij zooveel mogelijk te bekorten. Het is niet met een aangenaam gevoel, dat ik ditmaal het woord vraag over het vraag stuk, dat een reeks van jaren de gemeente al reeds heeft beroerd. Te meer doe ik dit niet, omdat ik in de periode, dat ik zelf lid van dezen Raad ben, altijd van harte heb medegewerkt aan de voorstellen, die er in den loop der jaren zijn geweest, die moesten strekken tot een radicale verbetering van het Stadhuis en het politievraagstuk. Wanneer ik ditmaal zal behooren tot hen, die er thans niet aan kunnen medewerken, dan vloeit dat daaruit voort ik spreek hier voor mij zelf, geheel persoonlijk dus dat ik ditmaal niet de overtuiging heb kunnen krijgen, dat de oplossing, die thans in het aangeboden voorstel wordt gezocht, de meest ge- wenschte oplossing is. Ik heb in de sectievergadering gezegd dat ten op zichte van dit vraagstuk er niet een vaste lijn heeft ge- loopen in de houdingen, die het college van Burge meester en Wethouders gedurende een reeks van jaren bij de verschillende voorstellen naar voren heeft ge bracht en nu antwoorden Burgemeester en Wethouders

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 9