108 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
stoffen de lucht in, waardoor aan de omwonenden vrij
wat last wordt veroorzaakt. Men weet dat daar den
laatsten tijd een zeer aardige buurt is ontstaan en ik
vraag mij af, of deze uitgifte niet een slag zou zijn voor
de bouwers, die daar die respectievelijke huisjes zetten
en die deze trachten te verkoopen en of deze uitgifte
ook niet belemmerend zou zijn voor den verderen uit
bouw daar aan den Groningerstraatweg. Ik heb van
verschillende kanten reeds gehoord, dat hier vrij ern
stige bezwaren tegen bestaan. Zijn mijn informaties
goed, dan wordt door verschillende van dergelijke be
drijven hier ter stede aan de omwonenden nog al wat
last veroorzaakt.
Mijnheer de Voorzitter, ik kan er niets aan doen,
maar wij hebben dit terrein nu nog in handen en ik denk
er sterk over om, als het antwoord van Burgemeester
en Wethouders mij niet voldoet, hier tegen te stemmen,
in de eerste plaats, omdat ik het van groot belang acht
dat de terreinen, die daarnaast liggen aan den Gronin
gerstraatweg, ook worden uitgegeven en dit na uitgifte
hiervan m. i. niet gemakkelijk zal gaan een direct
gemeentebelang dus en in de tweede plaats, omdat
ik meen dat door dergelijke bedrijven aan de omwonen
den nog al wat last wordt veroorzaakt.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. Deze grondaanvraag betreft een terrein aan den
Groningerstraatweg en was oorspronkelijk bedoeld
ten minste zoo werd aanvankelijk de aanvrage toege
licht voor de stichting van een wasscherij en fijn-
strijkinrichting. Daartegen hadden Burgemeester en
Wethouders heelemaal geen bezwaar.
Nu is het wel zoo, dat deze industrie, evenals elke
andere industrie, eenig bezwaar kan opleveren voor de
omgeving, maar dan is dat een kwestie, die betrekking
heeft op de Hinderwet. De grondaanvraag. zooals die
nu is gedaan, kan eigenlijk niet worden geweigerd en
ook de opstal geeft allerminst aanleiding tot het niet
goedkeuren van de teekeningen, ook al kan het mis
schien zijn, als het bedrijf daar is gevestigd, dat het
bedrijf daar eenigen hinder zal kunnen veroorzaken.
Bovendien, in de binnenstad zijn ook dergelijke be
drijven al eenigen tijd in werking en het is mij niet be
kend, dat er ooit een klacht is gekomen bij Bouw- en
Woningtoezicht of bij het Gemeentebestuur dat er door
die bedrijven hinder werd veroorzaakt. Om die reden
lijkt het mij niet direct mogelijk, dat de bouwaanvraag,
die hier is gekomen om dit bedrijf te stichten, niet zou
kunnen worden toegestaan. Ik geloof dat er op het
oogenblik nog geen reden voor is om de zaak zoo te
stellen. Ik herhaal dat er straks voorwaarden kunnen
worden gesteld, wat betreft de rioleering, de fundee
ring, het oprichten en plaatsen van motoren en ook ten
opzichte van het gevaar voor rookverspreiding. Op dat
alles kan worden gelet bij de inrichting van het bedrijf
zelf, dus ook op het niet mogelijk zijn van uitwaseming
van stoom en dergelijke stoffen.
Ik meen dus dat het moeilijk gaat om op het oogen
blik deze aanvraag te weigeren, omdat er nog gelegen
heid bestaat om op grond van de Hinderwet bezwaren
in te dienen en er straks door het stellen van voor
waarden toch ook wel aan de bezwaren kan worden
tegemoet gekomen. Ik ben dan ook op het oogenblik
door den heer Molenaar nog niet overtuigd dat deze
bouwaanvraag niet zal kunnen worden toegestaan.
De heer B. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou
nog een enkele opmerking willen maken. De wethouder
heeft gezegd, dat de opstal geen reden kan zijn om deze
aanvraag te weigeren en ik zou zeggen, ik kan dat wel
onderschrijven, ik ken dat pand, want ik heb die zaak
mee behandeld. Maar daar gaat het niet om.
Bovendien zegt de wethouder, dat er nog gelegenheid
bestaat om op grond van de Hinderwet bezwaren hier
tegen in te brengen. Maar daar ben ik juist huiverig
voor, want ik weet dat dit in de practijk zeer moeilijk is
en dat dit niet meevalt. De wethouder zegtop het
oogenblik is er nog geen direct bezwaar en als het ge
bouw er komt, kunnen wij wel eens kijken, maar ja, dan
is het bedrijf er al en dan gaat het niet meer zoo gemak
kelijk er iets tegen te doen, evenmin als tegen de be
drijven in de binnenstad. De wethouder is wel van oor
deel dat deze niet zooveel last veroorzaken, maar dan
zou ik hem toch wel in overweging willen geven om
eens bij de menschen in de omgeving van zoo'n bedrijf,
b.v. in de Lindebuurt, te informeeren öf zij daar ook last
van hebben en dan wil ik hem wel zeggen, dat bij die
bedrijven als in de Lindebuurt steeds is gebleken, dat
zij aanleiding hebben gegeven tot klachten en dat men
steeds heeft getracht die tot oplossing te brengen, maar
dat men ze nimmer tot een voldoende oplossing heeft
kunnen brengen. Ik weet dus dat het moeilijkheden op
levert om dergelijke verbeteringen aan te brengen.
Nu is dit een gewone wasscherij, evenals de Ozon,
maar wij weten ook dat door de Ozon verleden jaar op
vrij ernstige wijze het Westerplantsoen aan de eene
zijde door de uitlating van stoom of gassen uit dat be
drijf is beschadigd en het is algemeen bekend, dat het
bestaan van chemische bedrijven aan den plantengroei
in de omgeving geen goed doet.
Al die dingen met elkaar voel ik dat hier moeilijk
heden aan vast zitten. Maar waar het hier een nieuwe
omgeving geldt, waar over het algemeen behoorlijke
huizen verrijzen, waar het hier een vriendelijke omge
ving betreft, waarbij de heeren allen wel eens een kijkje
zullen hebben genomen en waar daar nog bouwterreinen
braak liggen, die nog moeten worden uitgegeven, acht
ik het in het gemeentebelang en in het belang van de
bewoners daar, dat een dergelijk bedrijf, dat door het
afscheiden van gassen en andere stoffen vrij wat last
kan veroorzaken, daar niet wordt gevestigd. Ik ben
door den wethouder niet overtuigd en ik zal zoo vrij
zijn, als dit voorstel straks in stemming komt. om tegen
deze uitgifte in erfpacht te stemmen.
Mevrouw Van Dijk—Smit. Mijnheer de Voorzitter.
Naar aanleiding van het gesprokene over punt 6 zou ik
willen vragen of Burgemeester en Wethouders er nu
niet eens toe zouden kunnen komen om heelemaal af
te stappen van het idee om in de woonwijken fabrieken
en fabriekjes te bouwen en of het nu eindelijk niet tijd
is om bepaalde wijken aan te wijzen voor den bouw
van fabrieken en dat men niet de woonwijken, waai
de menschen eerst een mooi bouwterrein uitzoeken met
het idee om daar rustig en kalm te wonen, later opknapt
met den last van onaangename geuren of van druk
verkeer of van stoom of rook of roet. Ik zou graag
willen dat hierin een kleine verandering kon komen. Het
gaat mij net als den heer Molenaar en misschien als
meerderen hier, ik zal mijn stem aan dit punt niet geven.
De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. De heer Molenaar heeft er nog eens op gewezen,
dat dit bedrijf toch wel hinder zal kunnen veroorzaken
en dat dit dan misschien gevaar oplevert voor de uit
gifte van de neventerreinen. Het spreekt vanzelf dat
Burgemeester en Wethouders daar zeer gevoelig voor
zijn: de gemeente heeft er belang bij dat de terreinen,
die zij heeft uit te geven, ook uitgegeven worden en om
daaraan eenige bemoeilijking in den weg te leggen, wil
len Burgemeester en Wethouders graag voorkomen.
Ik wil er op wijzen, dat aan de Nieuwestad een der
gelijk bedrijf is gevestigd als men hier denkt te vestigen
en dat dit er al verscheidene jaren staat en ik heb er
ook op gewezen, dat Burgemeester en Wethouders en
ook de inspectie nog nooit eenige klacht daarover heb
ben vernomen. Het schijnt dus dat dergelijke bedrijven
wel kunnen werken zonder dat er veel hinder wordt
veroorzaakt.
Het ligt voor de hand dat in het gebouw op het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
109
nieuwe terrein, als men er voor zorgt dat het niet in
verbinding staat met andere gebouwen, de machine
rieën wel kunnen worden aangebracht zonder dat zij
hinder voor de buren opleveren. Zoo is het ook met
de roetverspreiding. Bovendien, men heeft in de buiten
wijken toch ook wel bakkerijen, waarbij ook het gevaar
van roetverspreiding niet geheel is uitgesloten en men
heeft daar toch ook werktuigen in die werkplaatsen,
zooals ook hier het geval zal zijn.
Dan de kwestie van uitwaseming van stoom en der
gelijke. Misschien dat dit eenige hinder kan veroor
zaken, maar als het bedrijf goed is ingericht, geloof ik
dat dit wel voorkomen kan worden. Het is hier dus
dunkt mij een kwestie van het voorschrijven van voor
waarden, waaraan voldaan zal moeten worden en daar
voor kan natuurlijk nog worden gezorgd. Ik meen dan
ook dat men om die reden deze grondaanvraag niet kan
weigeren.
Mevrouw Van Dijk heeft nog gezegd, dat het van
belang zou zijn dat dergelijke bedrijfjes of bedrijven in
een andere wijk werden gevestigd dan bepaald in de
woonwijken, maar zoover zijn we hier nog niet. Het is
wel de bedoeling dat bij de vaststelling van het uitbrei
dingsplan ook bepaalde wijken worden aangewezen
voor de vestiging van industrieën en andere wijken
speciaal voor woningen, maar op het oogenblik hebben
wij die regeling nog niet en daarom is het moeilijk om
aan een zoodanige regeling thans altijd strikt de hand
te houden. Ik heb zoopas ook nog gewezen op bakke
rijen en niemand zal er toch bezwaar tegen maken, dat
in een bepaalde wijk een bakkerij wordt gesticht, hoe
wel deze toch ook eenigen hinder zal kunnen veroor
zaken, al is het alleen maar eventueele roetverspreiding.
Ik meen dat het moeilijk zal gaan om deze aanvraag
niet toe te staan en ik geloof ook dat, als men de voor
waarden straks goed stelt, aan den te verwachten hin
der wel zal worden tegemoet gekomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Over het voorstel van Burgemeester en Wethouders
heeft staking van stemmen plaats (met 14 tegen 14
stemmen), zoodat daarover in de volgende vergadering
zal moeten worden beslist.
Voor stemmen: de heeren Stobbe, Feitsma, Van der
Schoot, Weima, Ritmeester, Hettinga, De Boer, Botke,
Westra, Buiel, Hofstra, Turksma, mevrouw Buisman-
Blok Wijbrandi en de heer Terpstra.
Tegen stemmen de heer Wiersma, mevrouw Van
Dijk-Smit, de heeren Van der Meulen, B. Molenaar,
Balk, Vromen, Oosterhoff, Muller, M. Molenaar, Hooi-
ring, Koopal, Van Kollem, IJtsma en Hoogland.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van den grond van de stoepen voor de per-
ceelen Nieuwestad no. 71 en Heerenwaltje no. 16.
Dit voorstel luidt, als volgt
Blijkens nevensgaande stukken is mevrouw de wed.
J. S. Plantenga Heg genegen de stoep van haar per
ceel Nieuwestad no. 71, hoek Nieuwesteeg, op de ge
bruikelijke voorwaarden aan de gemeente in eigendom
over te dragen en wenscht ook G. W. Stienstra, alhier,
de stoep voor zijn perceel Heerenwaltje no. 16 op de
gebruikelijke voorwaarden aan de gemeente in eigen
dom over te dragen. Vermits wij het bezit van den
grond dezer stoepen voor de gemeente gewenscht
achten, geven wij U in overweging te besluiten
A. in eigendom over te nemen van
1. J. B. Heg, weduwe O. Plantenga, te Hilversum,
den grond van de stoep, gelegen voor en ter zijde van
het perceel Nieuwestad no. 71, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden, Sectie C no. 848;
2. G. W. Stienstra, alhier, den grond van de stoep.
gelegen voor het perceel Heerenwaltje no. 16, kadas
traal bekend alsvoren, Sectie C no. 468;
zulks op de volgende voorwaarden
a. de koopprijs bedraagt 1.— voor elke strook
grond;
b. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
c. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het
uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van
den verkooper of de verkoopster en wordt het door de
gemeente kosteloos naar een door hem of haar aan te
wijzen plaats binnen de gemeente vervoerd;
d. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg
werkzaamheden aan de gevels van bovenvermelde
gebouwen noodig zijn. geschieden deze door en voor
rekening der gemeente;
en overigens op de gebruikelijke en andere, door
Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor
waarden;
B. de onder A bedoelde strooken grond te bestem
men voor den publieken dienst.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van hooiland, riet en water onder Wartena
van J. J. Boekema c.s.
Dit voorstel luidt als volgt
De perceelen land en water onder Wartena, kadas
traal bekend gemeente Warrega Sectie B nos. 1601 en
1602, groot 8.27.00 H.A., indertijd aangekocht en sinds
dien gebezigd om er waardeloos vuil der Gemeente-
reiniging op en in te bergen, zijn daarmede thans voor
het grootste gedeelte gevuld, zoodat binnenkort zich
de behoefte zal doen gevoelen aan andere daarvoor ge
schikte terreinen. Wij hebben nu van de eigenaren van
aangrenzende terreinen en perceelen water een aan
bieding ontvangen tot verkoop aan de gemeente van
die bezittingen, tezamen groot 21.48.00 H.A., op het
overgelegde uittreksel uit het kadastrale plan in roode
arceering aangegeven. Na eenige onderhandeling heb
ben wij met hen, behoudens Uwe beslissing, overeen
stemming bereikt omtrent een prijs van 10.000.
In aanmerking genomen de omstandigheid, dat het
terrein onmiddellijk naast de andere gronden der ge
meente bij Wartena aan het grootscheepsvaarwater is
gelegen, waardoor het gemakkelijk met vaartuigen kan
worden bereikt, achten wij dezen prijs niet te hoog.
Blijkens het hierbij overgelegde rapport van den Di
recteur der Gemeentereiniging, waarnaar wij U ook
voor verdere bijzonderheden te dezer zake mogen ver
wijzen, voldoen de hiervermelde terreinen aan de voor
het onderhavige doel te stellen eischen, zoodat aankoop
daarvan alle aanbeveling verdient.
De Commissie voor de Gemeentereiniging heeft ons
bij haar schrijven van 16 Maart desgevraagd medege
deeld, dat zij zich geheel met dezen aankoop kan ver
eenigen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U mits
dien in overweging te besluiten tot aankoop van Jan
Jans Boekema en Hiske Jans Boekema, voor den prijs
van tien duizend gulden, van de perceelen, gelegen
onder Wartena, kadastraal bekend gemeente Warrega,
Sectie B no. 1603, hooiland, riet en water, groot
20.78.10 H.A. en Sectie B no. 1720, riet en water, groot
0.69.90 H.A., samen ter oppervlakte van 21.48.00 H.A.,
op het bijbehoorende uittreksel uit het kadastrale plan
der gemeente Warrega in roode arceering aangeduid.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman—Blok WijbrandiMijnheer de