Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
genoemd, in de buurt van de Holsmeer, zeer zeker wel
terrein is dat men zal kunnen koopen voor heel weinig
geld. Ik geloof dat dit ook heelemaal niet in strijd zou
zijn met de belangen van de natuurliefhebbers of van
de watersport en ik geloof, dat dan ook het besmet
tingsgevaar niet zoo groot zal zijn, omdat wij dan in
terreinen komen, waar eigenlijk nooit een mensch komt.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog
een enkele opmerking willen maken, in de eerste plaats
naar aanleiding van hetgeen de heer Weima heeft ge
zegd. Natuurlijk is de heer Vromen niet van meening
dat de gemeente maar kan uitgeven en dat eigenlijk
niets te duur voor de gemeente is, zooals in het betoog
van den heer Weima wat sterk is gezegd, zonder dat
hij dit natuurlijk zoo heeft bedoeld. En als hij het wèl
zoo heeft bedoeld, dan is dat kennelijk onjuist, want hij
weet dat dit absoluut niet de bedoeling is van den heer
Vromen. De heer Vromen heeft ook gezegd dat dit
terrein duur is en dat dit door deskundigen op hoog
stens 100.per pondemaat wordt geschat, terwijl wij
er nu 150 voor moeten betalen, maar ik heb er bij
gezegd dat dit voor mij op het oogenblik niet het eenige
in aanmerking komende punt is. Het is hier niet een
kwestie dat men maar naar een warenhuis waar we
tegenwoordig eigenlijk niet meer over mogen spreken
of naar een eenheidswinkel kan gaan en kan zeggen:
ik wil zooveel riet en water hebben, lever mij daar een
partij van. De heer Weima doet hier net of dat zoo
maar een, twee, drie is te krijgen en of dat zoo gemak
kelijk is, maar ik zou hem willen vragen: hééft hij dan
een aanbieding? Hij zegt toch duidelijk dat er goed-
kooper terrein is te krijgen. Welnu, als hij dat kan aan-
toonen, dan zal ik met hem tegen dit voorstel stemmen,
maar om hier. zonder dat hij dit kan aantoonen. te zeg
gen: de heeren vinden niets te duur dit is een soort
gelijke uitlating als wij ook van die zijde hebben ge
hoord bij een exceptioneele aanbieding van een groot
pand is absoluut onjuist, het wekken van een der
gelijke stemming is in zoon geval demagogisch en het
behoorde niet op deze wijze te gebeuren, dat iemand als
de heer Weima zegt, dat de heer Vromen maar zonder
meer van meening is voor de gemeente komt het er
niet op aan hoeveel geld wij uitgeven.
Na hetgeen de wethouder heeft gezegd, begrijp ik
wel dat men het bezwaar van de rattenplaag niet kan
weerleggen, omdat dit niet is te voorkomen. Daarom
heb ik dan ook gevraagd: is op den duur deze wijze van
vuilverwijdering voor deze gemeente en natuurlijk
niet alleen voor deze gemeente, maar ook voor andere
wel juist? Daarop heb ik geen antwoord gekregen
en evenmin heeft het college mij geantwoord op mijn i
vraag of er al zekerheid bestaat omtrent toestemming
van de gemeente Idaarderadeel. Daar zou ik toch wel
een positief antwoord op willen hebben, want als men
van die toestemming niet verzekerd is, dan zou niet
alleen dit terrein veel te duur zijn, maar dan zou, als
die toestemming niet mocht worden verleend, het geld
hiervoor eenvoudig weggegooid zijn. Wij dienen dus
eerst van die toestemming zeker te zijn.
Wat betreft de wenschen van ,,It Fryske Gea" en
om daaraan tegemoet te komen, heb ik begrepen dat er
geen positieve toezeggingen zijn gedaan. Wij willen die
wenschen in overweging nemen, is er gezegd. Ik ben
er ook voor dat daaraan zoo mogelijk wordt tegemoet
gekomen en ik geloof dat men dit waarschijnlijk wel op
eenvoudige wijze kan doen. Als men aan de Graft langs
den smallen kant van het terrein dat is de kant die
daarvoor in aanmerking komt de smalle strook wei
land en de strook riet, die daar zijn waarover men
natuurlijk met ,,It Fryske Gea' nog nader kan onder
handelen laat staan, dan is er voor het oog al heel
veel gedaan en dan is er vanuit de Graft van het terrein
niet veel meer te zien. De andere zintuigen zullen waar
schijnlijk toch wel niet beschermd kunnen worden ik
vrees dat daar geen kruid voor gewassen is, evenmin
als tegen de rattenplaag.
De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. Ik wil den heer Weima eerst nog even antwoor
den, dat het toch bezwaarlijk gaat dat de gemeente per
advertentie terrein vraagt. Toen er is omgezien naar
terrein, is er bovendien rekening gehouden met wat er
te krijgen was en met wat hiervoor geschikt was. Nu
kan men op het oog wel oordeelen dat daar veel terrein
aanwezig is en dat dit ook wel geschikt is, maar ten
slotte blijkt, dat er maar enkele zijn, die geschikt zijn.
dus die de noodige ruimte hebben en in verband met
den eventueelen koopprijs niet te duur zijn.
Het gaat hier over het algemeen zoo, men heeft hier
het eigenaardige geval dat, hoe geschikter zoo'n terrein
voor ons is, hoe minder waarde het heeft voor anderen,
maar het is ook zoo, dat de uitgestrekte terreinen water,
die daar zijn, niet te koop zijn: deze vormen wel een
geschikt terrein, maar ze zijn absoluut niet te krijgen.
De heer Weima zegt, dat er in de omgeving van de
Holsmeer toch ook wel terreinen zijn, maar die liggen
toch ook in zekeren zin ten Zuiden van de Saiter, dus
daar, waar ,.It Fryske Gea" ons niet graag wilde heb
ben. Misschien liggen ze niet precies ten Zuiden van
de Saiter, misschien is het meer in Zuidwestelijke rich
ting, maar ik weet in ieder geval, dat wij via de Hols
meer naar die andere terreinen geweest zijn. Bovendien
zijn ook daarom niet alle terreinen geschikt, omdat zij
ook gemakkelijk moeten zijn te bereiken. Er zijn ook
terreinen, die anders hiervoor wel in aanmerking zouden
komen, maar die veel te duur worden in de exploitatie,
omdat ze te ver weg liggen en zoo zijn er ook andere,
die te duur worden, omdat er eerst een behoorlijke
vaarweg naar toe gegraven zou moeten worden. Daar
mee moet men rekening houden, daarmee is rekening
gehouden en vandaar dat Burgemeester en Wethouders
met dit voorstel zijn gekomen.
De heer Vromen heeft gelijk, dat ik verzuimd heb
hem nog op een paar dingen te antwoorden. Ten eerste
heeft hij een vraag gedaan omtrent de berging. Daar
is intusschen van mij wel eenig antwoord op gekomen,
omdat ik heb gezegd dat een ander terrein, dat wij óók
op het oog hadden, iets meer berging had. Maar ook
dit terrein wordt geacht voldoende berging te hebben
voorloopig voor het aantal jaren, dat in de stukken is
genoemd.
Dan is er nog gevraagd of wij toestemming hebben
van de gemeente Idaarderadeel. Ik kan daaromtrent
mededeelen, dat de heer Boekema ons persoonlijk heeft
geschreven dat hij persoonlijk vergunning heeft voor
vuilberging op dit terrein, wat ook nog is gebleken uit
een later stuk, dat hij heeft overgeled en waaruit blijkt,
dat Burgemeester en Wethouders of de Raad van
Idaarderadeel aan J. J. Boekema voor zoover noodig
vergunning heeft verleend tot berging van afval op dit
terrein. Burgemeester en Wethouders staan echter op
het standpunt dat een dergelijke vergunning niet noodig
is. Op het oogenblik bergen wij ons vuil ook op een
terrein onder Wartena en van eenig bezwaar van de
gemeente Idaarderadeel is ons tot nu toe niets gebleken.
Burgemeester en Wethouders zijn er van overtuigd, dat
het Gemeentebestuur van Idaarderadeel het wel degeijk
op prijs zal stellen, dat deze werkgelegenheid daar voor
een aantal menschen in die gemeente behouden zal
blijven en dat wij daarmee niet naar een andere ge
meente verhuizen.
Ik meen hiermee alsnog de verschillende vragers te
hebben beantwoord.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 27 stemmen tegen 1 stem aangenomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 19o3.
115
Voor stemmen: de heeren Feitsma, Wiersma. Van
der Schoot, Ritmeester, Hettinga, mevrouw Van Dijk—
Smit, de heeren Van der Meulen, B. Molenaar, Balk,
De Boer, Vromen, Oosterhoff, Muller, Botke, Westra.
Buiel, M. Molenaar, Hooiring, Koopal, Hofstra,
Turksma, Van Kollem, mevrouw Buisman—Blok Wij-
brandi, de heeren IJtsma, Terpstra. Hoogland en
Stobbe.
Tegen stemt de heer Weima.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop van strooken grond aan en nabij de Bleeker-
straat.
Dit voorstel luidt als volgt
Aan de straat, welke de verbinding vormt tusschen
de Bleekerstraat en de Westerstraat, ligt vóór de ka
dastrale perceelen Sectie E nos. 1851, 1852 en 1853 een
strook gemeentegrond, die, daar zij onverhard is, vooral
in tijden van regenval voortdurend aanleiding tot
klachten geeft en aan de omwonenden veel last veroor
zaakt. De eigenaren van de bovenvermelde perceelen
zijn genegen bedoelden grond, ieder voor zoover zijn
perceel strekt, van de gemeente over te nemen en bij
hun eigendom te voegen, waardoor de toestand ter
plaatse aanmerkelijk zal worden verbeterd. Vermits de
grond voor de gemeente weinig waarde heeft, hebben
wij tegen den verkoop geen bedenkingen. De belang
hebbenden zijn bereid een koopprijs te betalen van
1.50 per M'2. zonder verdere kosten hunnerzijds. Naar
onze meening is de geboden prijs in dit geval voldoende
te achten en kunnen met het oog op de tot stand te
brengen verbeteringen de op de eigendomsoverdracht
vallende kosten voor rekening der gemeente worden
genomen.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten tot
verkoop aan
A. de erfgenamen van wijlen den heer H. Feddema,
alhier, tegen een som van 40.50, van een strook grond,
uitmakende een gedeelte ter grootte van ongeveer 27
M2. van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu
warden, Sectie E no. 2132, gelegen ten Noorden van
en grenzende aan het perceel kadastraal bekend als-
voren. Sectie E no. 1853;
B. J. van der Weide, alhier, tegen een som van
19.80, van een strook grond, uitmakende een gedeelte
ter grootte van ongeveer 13.20 M2. van het perceel
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie E no.
2132, gelegen ten Noorden van en grenzende aan het
perceel kadastraal bekend alsvoren, Sectie E no. 1851;
C. Mej. Fedje Cramer, alhier, tegen een som van
22.65, van een strook grond, uitmakende een gedeelte
ter grootte van ongeveer 15.10 M2. van het perceel
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie E no.
2132, gelegen ten Noorden van en grenzende aan het
perceel kadastraal bekend alsvoren Sectie E no. 1852,
een en ander gelijk op de bij dit besluit behoorende
situatieteekening is aangegeven, onder bepaling dat de
op de eigendomsoverdracht vallende kosten ten laste
der gemeente komen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van een perceeltje weiland bij de Boerhaave-
straat aan J. Jongma.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij de gemeenteschool no. 17 aan de Boerhaavestraat
bevindt zich een perceeltje weiland, groot ongeveer 73
Are, dat ten vorigen jare voor 50.— was verhuurd
aan D. A. Jongma. Thans heeft zijn zoon, J. Jongma,
verzocht, hem dien grond in huur af te staan voor den
zelfden huurprijs,doch voor den tijd van drie jaren. De
deskundige voor de gemeentelijke landerijen is van
oordeel dat dit verzoek kan worden ingewilligd en ook
wij hebben tegen een verhuring op dezen voet geen
bezwaar.
Wij geven U daarom in overweging
aan J. Jongma, alhier, voor den tijd van drie jaren,
gerekend te zijn ingegaan 5 Maart 1.1. en eindigende
alzoo op 5 Maart 1936, in huur af te staan een per
ceeltje weiland nabij de gemeenteschool no. 17 aan de
Boerhaavestraat, deel van het kadastrale perceel ge
meente Leeuwarden Sectie G no. 12912 (oud no. 2855),
voor den prijs van vijftig gulden 50.per jaar en
onder de voorwaarden, voor de verhuring van weiland
bij de gemeente gebruikelijk.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik lees in
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders dat bij
gemeenteschool no. 17 aan de Boerhaavestraat een per
ceeltje weiland in huur gegeven zal worden aan
J. Jongma. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders dat
J. Jongma heeft verzocht dit terrein voor drie jaar te
mogen huren, maar ik heb de stukken gezien, maar een
aanvraag van hem daar niet bij gezien. Wel heb ik van
den deskundige een advies gezien, waarin staat dat
J. Jongma bereid is dien grond te nemen, maar in het
voorstel van Burgemeester en Wethouders lees ik het
zoo, dat J. Jongma zelf het terrein heeft aangevraagd
en uit de stukken krijg ik den indruk en ik wil dat
nu maar bij een indruk laten dat de deskundige bezig
is dit land van de hand te doen. Ik zou daar graag van
Burgemeester en Wethouders een antwoord op willen
hebben, te meer. waar dit land verleden jaar voor drie
jaar aan den ouden Jongma, den vader van J. Jongma.
is verhuurd.
De Voorzitter: Ik kan U antwoorden, dat ik Uw be
doeling eigenlijk niet heel goed heb begrepen. Dit per
ceel van 73 Are, dus van ongeveer 2 pondemaat, was
vroeger verhuurd aan D. A. Jongma, en nu is J. Jongma
genegen het te huren voor 50.— per jaar. De deskun
dige rapporteert daarover en Burgemeester en Wethou
ders stellen dat voor. De vader wil het niet meer hebben.
De heer Hofstra: Dat is juist mijn bezwaar, dat lijkt
mij bedenkelijk. Hij heeft het het vorig jaar toch voor
drie jaar gekregen.
De Voorzitter. Dus U zou meenen dat dit land het
vorig jaar voor drie jaar verhuurd is aan D. A. Jongma?
De heer Hofstra: Ja, dat staat hier toch?
De Voorzitter: Neen, dit land is later aan de huur
onttrokken voor den bouw van school 17. De huur van
D. A. Jongma is dus weg, die is vervallen en nu wordt
het opnieuw verhuurd aan zijn zoon J. Jongma.
De heer HofstraDat heb ik hier niet uit kunnen
lezen.
De Voorzitter: Ja, daarom zeg ik het.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van terrein aan den Sneekertrekweg aan de
N.V. Vereenigde Kolenmaatschappijen te Rotterdam
en de N.V. Internationale Petroleum Producten Maat
schappij te 's Gravenhage.