118
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
zeggen dat ik toch wel gelijk heb. Er is een aparte
circulaire van den Minister uitgegaan, dat men in
privaatrechtelijke overeenkomsten er niet dergelijke
dingen bij mag maken. Ik zal t. z. t. die circulaire wel
eens opzoeken; ik ben er van overtuigd, dat de ge
meente zich in dit geval daaraan dient te houden.
De Voorzitter; Dat is niet meer noodig, Burgemeester
en Wethouders nemen het voorstel van den heer Mo
lenaar over. Bovendien, de Minister kan wel zooveel
zeggen.
De heer Vromen; De heer Buiel draait de zaak om;
bij het doen van publiekrechtelijke handelingen mag de
gemeente niet privaatrechtelijke dingen doen, maar het
omgekeerde is niet waar.
De Voorzitter. Dan wordt het voorstel van Burge
meester en Wethouders door het college aangevuld met
de voorwaarden, zooals die door den heer Molenaar
zijn voorgesteld.
Verlangt een van de leden stemming?
De heer Buiel; Dan ben ik er tegen.
De Voorzitter; Tegen die voorwaarden of tegen de
geheele verhuring
De heer Buiel; Tegen de heele geschiedenis natuurlijk.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat is aangevuld met het door Burgemeester en
Wethouders overgenomen voorstel van den heer
B. Molenaar, wordt met 27 stemmen tegen 1 stem aan
genomen.
De heer Buiel wil geacht worden te hebben tegen
gestemd.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van grond aan de Greuns aan en E.
Massolt voor den bouw van schiphuizen.
Dit voorstel luidt als volgt
Nabij de spoorbrug over het vaarwater de Greuns
bezit de gemeente een terrein, groot 3371 M2., op de
hierbij overgelegde teekening aangegeven, waarvoor
zich als huurders hebben aangemeld E. en J. Massolt,
beiden alhier. De bedoeling van adressanten is dezen
grond te bestemmen voor den bouw van schiphuizen
en hem daartoe voor den tijd van tien jaren, met de
mogelijkheid van verlenging, te huren. Den door hen
geboden huurprijs van 350.— per jaar achten wij vol
doende en aangezien het niet te voorzien is, dat de
gemeentedienst het terrein in de eerste tien jaren zal
vereischen en bovendien de gemeente zich het recht
voorbehoudt, om de huur met drie maanden op te zeg
gen, hebben wij tegen een verhuring op dezen voet geen
bezwaar.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten
aan E. en J. Massolt, alhier, in huur af te staan voor
den bouw van schiphuizen een gedeelte, groot 3371 M2.,
van het kadastrale perceel Sectie G no. 11847, gelegen
nabij de spoorbrug over de Greuns, tusschen dat vaar
water en de Tijnjestraat, onder de volgende voor
waarden
1. de huur wordt aangegaan voor den tijd van 10
jaren, ingaande met 15 April 1933 en daarna met stil
zwijgende verlenging van jaar tot jaar, indien de over
eenkomst door de huurders niet ten minste twee maan
den voor het eindigen van het loopende huurjaar schrif
telijk is opgezegd. Het huurjaar loopt van 1 Januari tot
1 Januari;
2. de huursom bedraagt drie honderd vijftig gulden
's jaars en moet bij vooruitbetaling in twee gelijke half-
jaarlijksche termijnen, telkens vóór 1 Februari en 1 Au
gustus, ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf
worden betaald;
3. de verharding van den toegang tot het terrein
moet geschieden ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders;
4. het gedeelte van het terrein, waarop de schip
huizen zullen worden gebouwd, moet langs Noord-.
West- en Zuidzijde met een waterdichte kade tot min
stens 1.10 M. boven F. Z. P. van den polder worden
afgesloten, terwijl de kruinbreedte van deze kade min
stens 2 M. moet bedragen met taluds van 1J^ op 1,
en verder op de overeengekomen en bij verhuring
van grond voor schiphuizen door de gemeente gebrui
kelijke voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in
zake de aanschaffing van vier „Faun"-autohuisvuilwagens
en tot wijziging van de begrooting voor 1933 van het
bedrijf der Gemeentereiniging.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij de behandeling van de ontwerp-begrooting voor
1933 van het bedrijf der Gemeentereiniging werd naar
aanleiding van uit Uw midden gemaakte opmerkingen
besloten de omschrijving van den post no. 70d van den
kapitaaldienst, oorspronkelijk luidende ,,4 „Faun"-
autohuisvuilwagens" te wijzigen in „aanschaffing
autohuisvuilwagens'' en het aanvankelijk daarvoor uit
getrokken bedrag van 63.000.in een memoriepost
te veranderen, zulks in afwachting van de nader
te nemen beslissing. Dit besluit vond, naar U bekend
is, zijn oorsprong in het feit dat een aantal leden van
Uwen Raad nog niet overtuigd was dat aanschaffing
van wagens van het „Faun "-type de voorkeur ver
diende boven die van wagens van een ander merk.
Hoewel naar de meening van ons College uit de des
betreffende rapporten van den Directeur der Gemeente
reiniging duidelijk en overtuigend was gebleken dat
voor het onderhavige doel „Faun "-wagens het meest
geschikt waren te achten, hebben wij, ten einde Uwe
Vergadering op dit technische gebied nog nader te
kunnen inlichten, alsnog het advies gevraagd van een
buiten deze zaak staanden deskundige, den heer R. H.
Bloembergen, werktuigkundig ingenieur, alhier, en hem
de vraag voorgelegd, welk type van autohuisvuilwagen
hetzij een „Faun "-wagen, een Ford-wagen, als hier
ter stede gedemonstreerd, dan wel een bovenbouw op
eenig ander chassis uit een oogpunt van techniek,
doelmatigheid en soliditeit, mede gelet op de financiëele
belangen van het bedrijf, het meest voor aanschaffing
door de gemeente ten behoeve van den Reinigingsdienst
in aanmerking komt.
Het door genoemden deskundige daarover uitge
brachte rapport leggen wij te Uwer kennisneming hierbij
over. Op grond van de daarin vervatte uitvoerige en
op eigen onderzoek gefundeerde motiveering komt hij
tot de volgende conclusie
„De vergelijking van prijzen tusschen den „Faun "-
wagen en het tot roltrommelwagen ingerichte Ford-
chassis, kan geen juisten maatstaf voor de beoordeeling
vormen, omdat het Fordchassis voor het vereischte
draagvermogen ongeschikt is.
Wenscht men een roltrommel te monteeren op een
chassis, dat het benoodigde draagvermogen wel heeft,
dan zal de prijs daarvan ten minste 12.500.— bedra
gen; het onderbrengen van de bewegingsinstallatie op
een niet speciaal daarvoor geconstrueerd chassis zal
steeds leiden tot een weinig overzichtelijke installatie,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933.
119
terwijl de capaciteit door den kleineren wentelingshoek
minder groot zal zijn en de vulling, wil men hetzelfde
tempo behouden, door de grootere instorthoogte meer
personeel zal vragen.
Bij den „Faun"-roltrommelwagen krijgt men bij een
prijsverschil van ten hoogste 2500.— de voordeelen
van uitvoering van het geheel in één hand, door een
fabriek met jarenlange ervaring, bovendien een grootere
capaciteit, terwijl minder bedienend personeel vereischt
wordt, en ten slotte de bedrijfservaring van de
Haagsche Gemeentereiniging, in een reeks van jaren
bij intensief gebruik met 70 wagens van dit type op
gedaan."
Deze conclusie sluit geheel aan bij het standpunt,
dezerzijds bij het indienen van ons voorstel tot aan
schaffing van 4 „Faun"-wagens ingenomen en heeft
ons, voor zoover noodig, nog gesterkt in de overtuiging
dat de belangen van het bedrijf en van de gemeente
daarmede het beste gediend zijn.
Wij hebben het advies van meergenoemden deskun
dige in handen gesteld van de Commissie voor de
Gemeentereiniging, ten einde haar gevoelen dienaan
gaande te leeren kennen. Het advies der commissie
gelieve U eveneens hierbij aan te treffen. Er blijkt uit,
dat de meeningen in de commissie ook nu nog verdeeld
zijn; twee harer leden zijn van oordeel, dat thans tot
den aankoop van de vier „Faun"-wagens behoort te
worden overgegaan, een lid, hoewel na kennisneming
van het deskundige rapport niet zooveel bezwaren meer
tegen zwaar materiaal hebbend, zou niet met de aan
schaffing van vier, doch wel van twee zulke wagens
kunnen medegaan, terwijl een ander lid van meening
blijft, dat in den tegenwoordigen tijd niet tot mechani
satie van den huisvuildienst moet worden overgegaan.
Wat dit laatste betreft, wijzen wij er op, dat Uw
Raad zich omtrent de wenschelijkheid van verdere
mechanisatie reeds positief heeft uitgesproken bij de
hierboven vermelde wijziging van den onderwerpelijken
begrootingspost.
Ons College, zijn oorspronkelijk standpunt handha
vend, geeft U in overweging alsnu te besluiten tot aan
schaffing van vier „Faun"-autohuisvuilwagens en
daartoe onder volgnummer 70d der begrooting voor
1933 van het bedrijf der Gemeentereiniging, thans voor
memorie geraamd, alsnog een bedrag van 63.000.—
uit te trekken.
De Voorzitter; Ik heb hier intusschen of bij den aan
vang van de vergadering dit voorstel gekregen
„Ondergeteekenden stellen voor bij punt 13 der
agenda in besloten zitting de heeren ingenieur Van
Rijn. van de „Netam" en Ir. Bloembergen uit te
noodigen om ons betreffende dit punt van voorlich
ting te dienen."
Het voorstel is onderteekend door de heeren Terpstra
en Feitsma. Wenschen de heeren het misschien ook
even toe te lichten
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Feitsma; Mijnheer de Voorzitter. Voordat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in be
spreking komt, zouden wij het op prijs stellen, om in
een besloten vergadering den ingenieur van de Netam
en Ir. Bloembergen gelegenheid te geven de kwaliteiten
van de aangeboden autohuisvuilwagens uiteen te zetten.
Het groote prijsverschil benevens het Nederlandsch
fabrikaat van den Fordwagen geven ons aanleiding nog
een poging te doen om in dezen ook voor de industrie
zoo moeilijken tijd deze order in het eigen land geplaatst
te krijgen.
Wij staan op het standpunt dat alles moet moet wor
den gedaan om de Nederlandsche industrie te steunen,
om de industrie zelf en om de heerschende werkloos
heid.
Nu kunnen wij als niet deskundigen de kwaliteiten
van de Fordwagens niet voldoende aantoonen, en toch
hebben wij sterk de indruk, dat we in dit geval niet
naar het buitenland behoeven te gaan voor het aan
schaffen van deze huisvuilwagens. Zelfs zijn wij van
meening dat wij in ons land voordeeliger kunnen wor
den bediend dan vanuit Duitschland.
Alle garanties kunnen worden bedongen, zelfs kun
nen wij de wagens huren. Aangeboden wordt 4 stuks
roltrommelwagens voor den tijd van 5 jaren op proef
te leveren tegen 25 cent per K.M., minimum 60,000
K.M. voor 4 wagens. Dus geen risico en geen kosten.
Nu geeft dit eenige moeite, doch wij hebben dit er
gaarne voor over en wij meenen dat de Raad, gehoord
de uiteenzeting van de deskundigen, niet direct zal be
sluiten de zooveel duurdere Faunwagens te bestellen.
De Voorzitter; Dan is voorloopig alleen het voorstel
van de heeren Terpstra en Feitsma aan de orde. Ik zou
willen zeggen dat, als ik mij nog kon verbazen, ik mij
over dat voorstel verbaasd zou hebben. Maar ik kón
mij niet meer verbazen, want de heer Feitsma heeft van
morgen al mijn medewerking voor hetgeen hier thans
wordt voorgesteld gevraagd en ik heb hem toen ge
zegde dan kunt LI niet anders doen dan een positief
voorstel daaromtrent te doen.
Men wil zich nu hier laten inlichten door een van
de belanghebbenden en dat lijkt mij absoluut verkeerd.
Ik kan mij op zichzelf voorstellen, als de Raad meent
dat hij niet voldoende is ingelicht, dat hij zich alsnog
door deskundigen wil laten inlichten, maar dan moet
hij zich niet laten inlichten door één van de deskun
digen, die hier bij betrokken is, n.l. den eigenieur van
een maatschappij, die graag de wagens wil leveren.
Dan zou men ten minste daarvoor de deskundigen van
verschillende belanghebbende maatschappijen moeten
uitnoodigen en dan kunnen wij hier misschien in ons
midden een technisch debat hooren tusschen den heer
Van Rijn en den vertegenwoordiger van de Faun-
wagens, een debat, waarvan wij de helft niet zouden
begrijpen; dan kunnen die heeren elkaar hier afkammen
en dan zouden wij kunnen zeggen: de wagen, die het
minst wordt afgekamd, nemen wij. Maar om hier een
vertegenwoordiger van een betrokken maatschappij te
laten vertellen, hoe hun wagen is ik zou zeggen, dat
weten wij wel en om deze persoon hier te laten de-
batteeren met den heer Bloembergen als absoluut onaf
hankelijk persoon, acht ik een volkomen onjuiste gang
van zaken. Ik kan mij begrijpen dat een Raadslid zegt
ik ben nog niet goed op de hoogte en hoe zal ik nu goed
op de hoogte komen Maar hoe zal men hier nu den
heer Van Rijn gaan uitnoodigen van een bepaalde
maatschappij en moet men hier dan niet een vertegen
woordiger vragen van de Faun? Waarom moet die
laatste dan niet worden uitgenoodigd en ook niet de
vertegenwoordigers van andere zaken, die ook wel
willen leveren? De heer Van Rijn zal het mij zelf niet
kwalijk nemen als ik zeg dat hij partijdig is, want als
hij dat niet was, deugde hij niet voor zijn zaak. Ik voel
er dus niets voor om zoo iemand hier te halen om het
fabrikaat van zijn eigen zaak hier te verdedigen. Dan
zou men hier ook de andere menschen moeten halen en
dan zou men hier steeds ook anderen, die goederen aan
de gemeente leveren of willen leveren, moeten halen om
hun belangen in den Raad te verdedigen.
Als de Raad dus nog zijn licht wil opsteken, dan
moet hij dat doen bij menschen, die hier geheel buiten
staan. Ik zeg niet dat dit de heer Bloembergen moet
zijn, hoewel ik diens rapport en ook zijn cijfers zeer
overzichtelijk vind, maar als de Raad meer inlichtingen
wenscht, dan moet hij die vragen aan buitenstaanders
en niet anderen hier halen, die er bij betrokken zijn.
Dat vind ik niet goed en ik geloof dat het geheele col
lege op hetzelfde standpunt staat.