120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 4 April 1933. 121 De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Als U begint te zeggen, dat U zich verbaasd hebt over dit voorstel, dan wil ik daar graag bijvoegen dat U, wat die verbazing betreft, niet alleen staat en dat er meer menschen zijn, die zich verbaasd hebben de laatste tijden en dat die verbazing mede is uitgesproken in het voorstel, dat door ons, zeer onschuldig wil ik wel zeg gen, is ingediend geworden. Wat is het geval? Deze zaak is ook bij de begrooting ter sprake gebracht en naar aanleiding daarvan hebben wij nu eindelijk het definitieve voorstel. Nu meenen wij te kunnen constateeren dat tusschen de dagen van de begrooting en heden een hiaat is geweest. En nu zeg ik niet dat die hiaat de schuld is van Burgemeester en Wethouders, maar het maakt op ons toch wel den in druk, dat die hiaat tot gevolg heeft, dat wij op het oogenblik geroepen worden te oordeelen over een zaak, waar wij, ik zal niet zeggen absoluut geen, maar toch te weinig verstand van hebben, omdat wij meenen dat het college en, laat ik het maar ronduit zeggen, dat vooral de Directeur van het betrokken bedrijf zich op het standpunt heeft geplaatst het is een indruk, die ik hier weergeef en ik hoop dat U de gelegenheid zult hebben om ons duidelijk te maken dat die indruk ver keerd is, maar wij hebben die indruk in de gegeven omstandigheden dat hij de Faunwagens wilde en dat er dientengevolge te weinig notitie is genomen van het aanbod van een andere firma. En het is uitsluitend naar aanleiding daarvan, dat wij meenden goed te doen ons voorstel in te dienen, omdat wij meenen dat het college tè weinig notitie heeft genomen van deze zaak. Het mag dan een belanghebbende zijn, die wij hier vragen, maar in de gegeven omstandigheden konden wij moeilijk met een ander voorstel komen. Nu moet U natuurlijk doen en denken wat U wilt en wij zullen U dat niet kwalijk nemen, maar wij bedoelen hiermee niets anders dan dat, waar hier de meeste Raadsleden ondeskundig zijn, wij het in het belang van de gemeente achten om ons van beide zijden nog eens voldoende te laten in lichten. En daar hebben wij alle mogelijke reden voor. Het is ons toch allen bekend, dat er gebreken zaten en waren aan den wagen, die hier een tijd is gestald ge weest. Daar waren inderdaad gebreken aan, maar wij meenen ook dat de betrokken firma heeft aangeboden om die gebreken weg te nemen en wij meenen ook dat de betrokken firma duidelijk heeft aangetoond, dat de Directeur en het college van Burgemeester en Wethou ders alle mogelijke eischen zouden kunnen stellen en dat die firma zou trachten aan die eischen te voldoen. Zoo is onze indruk en ik hoop nog eens dat II dien indruk zult kunnen wegnemen dat dit niet is ge schied geworden en dus hebben wij daarin aanleiding gevonden om alsnog een poging te doen en laat ik zeggen een onschuldige poging om ons te laten in lichten, van welke zijde dan ook, opdat wij straks een besluit kunnen nemen, dat in het algemeen belang is en tegelijk ook in het financieel belang van de gemeente en dus ook in het belang van het betrokken bedrijf. De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, het gaat op het oogenblik over de vraag of wij ons nog nader zullen laten voorlichten door deskundigen. Het gaat er nu voor mij niet direct om op welke wijze dat zal gebeuren: U keurt nog al fel af, dat dit van de zijde van belanghebbenden zal gebeuren, maar toch acht ik het feit, dat wij voorgelicht zullen worden, zeer belang rijk, juist met het oog daarop, dat wij kort voor de Raadszitting een stuk in huis hebben gekregen, afkom stig van de fabriek Netam te Schiedam en waarin onder zeer aanlokkelijke voorwaarden dergelijke wa gens worden aangeboden Verschillende leden interrumpeeren: Wij niet De heer M. Molenaar: Ik kreeg dat stuk in een ge sloten envelop in huis, ik vermoed dus dat ook andere Raadsleden het wel hebben gekregen of nog zullen krijgen. De prijzen, die daarin worden genoemd, zijn in vergelijking met die uit het voorstel van Burge meester en Wethouders zoo aanlokkelijk, dat ik er wel voor gevoel, overeenkomstig het voorstel van de heeren Feitsma en Terpstra, om daarover alsnog nadere ge gevens te ontvangen. De heer Hoogland: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mij tot op zekere hoogte vereenigen met hetgeen de heer Terpstra zoo pas heeft gezegd. Ik ben na het nieuwe licht, dat over deze zaak heeft geschenen, na het rap port van den heer Bloembergen, ook nog niet volkomen bevredigd. Ik heb van het begin af den indruk gehad, dat de Directeur van de Reiniging hier is gekomen met het idee, dat wij Faunwagens moesten hebben en dat hij aan dat idee is blijven hangen. Ik acht dat wel ver klaarbaar; de Directeur van de Gemeentereiniging is. evenals wij, meen ik niet deskundig op het gebied van auto's, maar hij is deskundig in een andere richting en ik kan mij voorstellen dat hij zegt: deze wagen voldoet elders goed en ik blijf daarbij. Dat is verklaarbaar. Maar toch heb ik den indruk, dat hier op twee dingen tè weinig is gelet. In de eerste plaats heeft men zich tè weinig afgevraagd: is het niet mogelijk hiervoor Neder landsch fabrikaat te gebruiken, dat aan redelijke eischen voldoet De Voorzitter: Mag ik U opmerken, dat het nog alleen gaat over het voorstel van de heeren Terpstra en Feitsma. De heer Hoogland: Daar gaat het bij mij ook juist om, mijnheer de Voorzitter, daar kom ik direct op. In de tweede plaats heb ik den indruk, dat men zich tè weinig heeft afgevraagd, afgezien van de kwestie van het Nederlandsch fabrikaat, of er in het algemeen niet een goedkooper systeem is te krijgen. Ik wil wel zeggen dat ik tegen het Faunsysteem twee bezwaren heb. In de eerste plaats is het een Duitsch systeem en daar voel ik in deze omstandigheden heel i weinig voor. gezien de houding, die van Duitsche zijde, ook speciaal ten opzichte van onze Friesche zuivelpro ducten, wordt aangenomen. Dat maakt dat, wanneer het eenigszins anders kan, ik liever geen Duitsch fabrikaat zou willen aanschaffen. In de tweede plaats komt het mij voor dat wij hier met een monopolistische onder neming te doen hebben, doordat zoo langzamerhand alle gemeenten Faunwagens gaan gebruiken. Dit spreekt natuurlijk wel voor de Faun, maar dat bedrijf komt daardoor in deze conditie, dat het met heele dure wa gens kan uitkomen. Daarom zou ik willen voorstellen, dat de Raad aan Burgemeester en Wethouders opdraagt alsnog te on derzoeken of de Nederlandsche industrie huisvuilwa- gens kan leveren, die voldoen aan de eischen, die in het belang der gemeente moeten worden gesteld. Dat moet naar mijn meening in de eerste plaats op den voorgrond staan, of wij kunnen komen tot de aanschaffing van wagens van Nederlandsch fabrikaat. Maar bovendien, mocht de deskundige, die daarvoor wordt aangewezen en ik wil wel zeggen dat ik tegen den heer Bloem bergen als zoodanig geen bezwaar heb bij de beant woording van die vraag komen tot een negatief resul taat, dan zou ik graag een onderzoek ingesteld willen hebben naar de vraag of geen ander goed systeem dan dit verschrikkelijk dure Faunsysteem is te verkrijgen. Ik zou dus in het kort aan een commissie van deskun digen willen opdragen een onderzoek naar de vraag wat kan de Nederlandsche industrie doen en, zoo het antwoord daarop negatief is, of het niet goedkooper kan dan bij het Faunsysteem. De Voorzitter geeft eenige oogenblikken gelegenheid tot het houden van onderlinge beraadslaging. De Voorzitter: Ik heb maar even, niet officieel, den !aad laten spreken, omdat zoowel het voorstel van de heeren Feitsma en Terpstra als dat van den heer Hoog- hand tijdens de zitting gedaan werd. Nu zegt de heer olenaar: ik voel wel iets in die richting. Als hij zegt: ik ben niet volkomen op de hoogte en ik wil nog graag deskundige voorlichting hebben, dan kan ik mij dat begrijpen en dat de Raad zegt dat hij niet voldoende is ingelicht en daarom nog nadere deskundige voor lichting wenscht, kan ik mij óók begrijpen, maar ik kan mij niet begrijpen dat men zegt: laten wij hier nu den fabrikant van één speciale soort van huisvuilwagens hier laten komen met iemand, die daar buiten staat en laten die dan hier de zaak maar naar voren brengen en ons van alle kanten inlichten. Dat gaat toch niet op. Men kan dan zeggen dat dit voorstel heel onschuldig is, maar ik vind het wel wat heel erg onschuldig in dezen zin: ik begrijp niet, hoe men er toe komt dat men speciaal dien fabrikant hier wil halen en waarom men ook de anderen er niet bij haalt. Dat is toch de bedoe ling. Dan moet men toch ook vragen ook die anderen hier te krijgen: waarom zou alleen speciaal die man hier moeten komen Ik kan mij voorstellen dat men zegt dat men twee onpartijdige menschen in ons midden wil halen, die ons van alle kanten inlichten over dit en over dat systeem :n wat het beste is en het goedkoopste, maar dat men gaat zeggen dat iemand, die belang bij de zaak heeft, ons midden moet komen om ons in te lichten, kan ik mij niet voorstellen. Dat kan bovendien ook niet, want Iin besloten vergadering mag niemand anders aanwezig zijn; dan moet het dus een onder onsje van de Raads leden worden, waar zoo iemand zou worden toegelaten en verschillende leden zouden daaraan niet willen mee werken. Verder zou ik ook dit nog willen zeggen. Indien men van deze zijde, als de heer Terpstra zegt, ingelicht wil worden het gaat hier blijkbaar tusschen het systeem, dat de heer Terpstra noemt en de Faun De heer Vromen: Bij ons niet De Voorzitter: als het gaat tusschen die aange boden Fordwagen, waarvan, zooals de heer Terpstra zegt. de betrokken firma alle gebreken wilde wegnemen en den anderen wagen en men wil dan beide menschen, die deze wagens fabriceeren, in de gelegenheid stellen om ons daarover in te lichten, dan lijkt mij dat een absoluut gevaarlijken weg toe. Stel voor, dat wij hier bezig zijn over den bovenbouw van een brug, dat de Directeur van Gemeentewerken daaromtrent inlichtin gen vraagt aan een bepaalde machinefabriek, dat daarna zoo langzamerhand begint door te dringen dat die het wel zal krijgen en dat hier dan plotseling een vertegen woordiger van een andere fabriek zou komen met de vraag, of hij in besloten vergadering mag komen: dan zal ik li eens vertellen hoe de bovenbouw van mij is. Dat gaat toch niet op Dat men hier van deskundige zijde voorlichting wenscht omdat men het zelf niet weet, is niets op tegen, maar laten wij die voorlichting dan laten geven door onpartijdige en buiten elk belang staande menschen. Wat betreft de kwestie, die door den heer Hoogland is naar voren gebracht, geloof ik dat de heer Westra daarop wel zal antwoorden. De heer Westra (wethouder): Mijnheer de Voor- jzitter. Ik zou graag op een paar punten willen wijzen. en eerste is de heer Terpstra begonnen met te zeggen dat de indruk is gewekt, dat het hier uitsluitend is te doen om de Faunwagens en dat men per sé niets anders ilde. Ook de heer Hoogland had dien indruk, maar ik weet niet waar men dien indruk vandaan haalt De heer Van Kollem: Nou, lees de stukken maar De heer Westra (wethouder)Natuurlijk is het voor stel van Burgemeester en Wethouders over te gaan tot aanschaffing van Faunwagens, maar daarbij gaat het niet om het bevoordeelen van de Faunwerke, het gaat niet om het bevoordeelen van de fabriek of het land, maar het gaat eenvoudig hierom, dat wij, na langdurige overweging en nadat wij de zaak van alle kanten heb ben bekeken en niet alleen het tegenwoordige college maar ook onze voorgangers reeds tot de overtuiging zijn gekomen, dat dit type ten slotte het beste was. Wij hebben dus de Faunwagen niet gewild óm de Faun werke, zooals nu blijkbaar een gedeelte van den Raad werkelijk de Netamwagen wil óm de Netamfabriek en wij hebben niet voorgesteld om den Raad te laten voorlichten door de Faunfabrieken, maar juist van anderen kant schijnt men hier op een bepaald systeem te willen doorwerken. Die indruk is er althans zeer sterk bij Burgemeester en Wethouders. Ik wil wel verzekeren, dat Burgemeester en Wethou ders absoluut neutraal staan tegenover elk fabrikaat en dat zij ook neutraal zijn, uit welk land de wagen ook komt De heer Wiersma: Eerst Nederlandsch fabrikaat De heer Westra (wethouder): maar Burgemeester en Wethouders hebben de zaak onderzocht en zij zijn tot deze slotsom gekomen, dat wij in dit opzicht slechts tot half-Nederlandsch fabrikaat kunnen komen. Ik heb hier de offerte van de Netam-fabrieken en daarin schrijft men uitdrukkelijk ,,Wij kunnen U mededeelen, dat voor onzen bo venbouw het Krupp-chassis buitengewoon geschikt is." Is Krupp nu Nederlandsch fabrikaat? De heer Van Kollem: Er zijn ook andere offertes De heer Westra (wethouder): Dit is een chassis van Krupp. Die offerte is van een firma, die hier de nood zakelijkheid zou moeten demonstreeren om te koopen bij de Nederlandsche industrie en die firma acht juist een Krupp-chassis noodig voor haar wagen. Het staat vast, dat wij niet volledig Nederlandsch fabrikaat kun nen krijgen, als wij een goeden wagen willen hebben; wij zullen een buitenlandsch chassis moeten hebben met een bovenbouw, die hier kan worden gefabriceerd en dat is het. wat Burgemeester en Wethouders voor stellen; de Faun is een wagen, waarvan ook de boven bouw in Nederland kan worden gefabriceerd. Wij heb ben dat dus niet uitgeschakeld. Ik wil echter hier den nadruk op leggen ten slotte, als de Raad deze wagens niet wil, de Raad is het hoofd der gemeente en de Raad zal dus beslissen welk systeem wagens er moet worden aangeschaft en welk systeem van vuilverwijdering hier zal worden gevolgd maar ik wil hier den nadruk op leggen, dat Burgemeester en Wethouders absoluut te goeder trouw, zonder voorkeur van nationaliteit en ook De heer Wiersma: Dat is juist niet in orde De heer Westra (wethouder): en ook zonder voorkeur van een bepaalde fabriek hun voorstellen heb ben gedaan in het belang van de gemeente Leeuwarden, omdat Burgemeester en Wethouders er van overtuigd zijn dat het belang van Leeuwarden en het belang van een goedkoope, althans niet dure, exploitatie eischen, dat wij dat systeem hier invoeren, dat proefondervin delijk het beste is gebleken en waaromtrent wij adviezen hebben van deskundigen, die absoluut op geenerlei wijze bij een van de fabrieken zijn betrokken, deskun digen als de heer Bloembergen en de heer De Groot, de Directeur van de Gemeentereiniging in Den Haag. die ons zeer uitvoerige en zeer belangrijke mededeelir:-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 9