136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933. hier den vorigen keer naar voren zijn gekomen, wel een beetje zijn aangedikt, dat men die te zwaar heeft laten wegen en dat een dergelijk bedrijfje, als hier wordt bedoeld, geen noemenswaardigen hinder zal veroor zaken. Als het vestigen van dit bedrijf daar werkelijk een bezwaar zou zijn voor het verder uitgeven van den grond, die daar nog bij ligt, voor bouwterrein, dan zouden Burgemeester en Wethouders zich nog wel eens bedenken voor zij daar een dergelijk bedrijf zouden laten oprichten. Burgemeester en Wethouders meenen dat dit absoluut geen bezwaar kan zijn en daarom heb ben zij gemeend, dat deze grond hiervoor wel beschik baar kan worden gesteld. Wat de heer Buiel verder heeft gezegd is meer aan enkele personen gericht en ik stel mij voor, dat de heer Buiel zich daaromtrent wel nader zal verklaren. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. De heer Muller heeft zich een beetje kwaad gemaakt, maar betrekkelijk toch een beetje ten onrechte. Ik heb gewezen op de concurrentie en ongetwijfeld -dat is wel in alle op zichten na te gaan is hier sprake van concurrentie van Hoelcsema enz. tegen Sloot. Nu heb ik er bij gezegd, dat daar een familielid van den heer Muller bij was betrokken, althans, dat die bij Hoeksema in dienst zou zijn. Kijk eens, dat is door mij gezegd, maar de heer Muller zal wel het beste op de hoogte wezen van zijn familierelaties en als hij zegt dat dit niet zoo is, dan neem ik dat graag aan. Het kan dan zijn dat het een buurman van hem is; in elk geval, dan heeft dat hier niets mee uit te staan. Als men mij dat nu kwalijk neemt en ik zie dat men ,,ja" schudt, dus men neemt het mij kwalijk dan zou ik wel willen zeggen peccavi, maar dan zou ik er toch op willen wijzen, dat men van dien kant ook wel eens, en dan op veel afschuwelijker wijze, veel erger dingen heeft gedaan, als ik alleen maar wijs op de afschuwelijke reclame, die de S. D. A. P. bij de verkiezingen heeft gemaakt tegen de Regeering. De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn spijt uit te drukken, dat hier voor de eerste maal, zoolang ik lid van den Raad ben, op een wijze een discussie naar voren komt, zooals van middag het geval is. Ik geloof dat het niet de eerste maal is dat uit den mond van den heer Buiel iets derge lijks komt De heer Buiel: Neen, en de laatste maal ook niet De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter, ik wil vanaf deze plaats er ten ernstigste tegen protesteeren dat, als wij hier verschil van meening hebben in den Raad op allerlei gebied en wij tot heden altijd elkanders meeningen, hoever die dan ook uiteen loopen, hebben v/eten te respecteeren, de heer Buiel dan zóó ver gaat, dat hij onderstelt, dat men zich hier, wie dan ook, door motieven van belanghebbenden zou laten leiden. Daar voor heb ik mijn belofte niet afgelegd en als de heer Buiel verklaart, dat het ook niet de laatste maal zal zijn, dat hij hier met dergelijke argumenten zal komen, dan zal ik die met kracht en ten sterkste bestrijden, maar dan geloof ik, mijnheer de Voorzitter, dat over den Raad van Leeuwarden, die tot nog toe met eere werd genoemd bij de Raadsverslagen, straks ook op een andere wijze zal worden geschreven dan tot op dit oogenblik het geval is. Ik kan niet genoeg betreuren, dat hier deze verdacht making in den Raad is geslingerd en ik trek mij dat aan als lid van de fractie, waarvan de heer Buiel een deel heeft beschuldigd dat men zich heeft laten leiden door het feit neem eens aan dat dit waar is -dat een familielid van een van die leden bij Hoeksema of Ozon in dienst is en dat dit van invloed is geweest op de beslissing. Wij hebben tot op heden zooiets in onze fractie nooit getoond en ik wil dan ook besluiten met een ernstig woord van protest tegen de verdachtmaking, die de heer Buiel bij deze discussie heeft geuit. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Toen de heer Buiel zoopas het woord vroeg, had ik verwacht, dat de heer Buiel zijn excuses zou aanbieden, te meer. waar ik van te voren had gezegd, dat ik absoluut niet. in welk verband ook, een familielid heb, dat in dienst is of zelf familielid is van deze firma. Toen ik dat had gezegd, had ik van den heer Buiel mogen verwachten dat hij tegenover mij, die hij beleedigd had, door te zeggen dat ik niet het gemeentebelang maar een bepaald belang in verband met mijn familie zou dienen, zijn excuses had gemaakt. Als de heer Buiel niet voelt, dat zooiets tegenover een van zijn medeleden een beleedi- ging is, dan kan ik dat niet helpen, maar dan moet hij persoonlijk zelf niet hoog staan, als hij dat niet voelt. Wanneer de heer Buiel het, nadat zijn medelid te voren heeft erkend dat het absoluut niet zoo is, nog wenscht vol te houden, dan moet hij zelf wel niet heel hoog staan. Dan zegt de heer Buiel op het oogenblik nog. dat de heer Muller zich ten onrechte kwaad heeft ge maakt en hij kan zich niet opwerken om zijn excuses aan te bieden De heer Vromen: Dat komt meer voor De heer Muller: De heer Vromen interrumpeert: ..dat komt meer voor!", maar laten wij daar in dit ver band nu niet op ingaan; ik geloof dat dat het beste is. Maar de heer Vromen zal toch ook erkennen, dat dit niet door den beugel kan De heer Vromen: Absoluut! De heer Muller: Ik ben er blij om dat de heer Vromen dat erkent en de geheele Raad zal dat erkennen. En als de heer Buiel, na zich op een dergelijke wijze te hebben uitgelaten, niet zijn excuses aanbiedt, dan houd ik het er voor. dat een dergelijk lid persoonlijk niet hoog staat. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter, ik wilde nog even mijn standpunt verklaren. Ik heb den vorigen keer gestemd tegen het verleenen van deze bouwvergunning, omdat ik van oordeel was, dat het beter was, dat een dergelijke inrichting daar niet werd gevestigd. Ik heb nu de zaak hier en daar nog even nagegaan en ik ge voel nog steeds het bezwaar dat deze en soortgelijke inrichtingen in de woonwijken gevestigd zullen worden. Maar daarnaast heb ik ook direct het bezwaar gevoeld: waar moeten deze zaken dan wèl naar toe? En hoewel ik het dus absoluut met leede oogen zal zien, dat deze inrichting daar wèl geplaatst wordt, ben ik ten slotte toch tot de conclusie gekomen, dat ik daaraan voor dezen keer mijn stem zal kunnen leenen en dat ik dus thans anders zal stemmen als den vorigen keer. Mevrouw Van Dijk Smit: Mijnheer de Voorzitter. In tegenstelling met den heer IJtsma zou ik dit willen zeggen. Ik zal mijn stem niet wijzigen, maar ik zal net als den vorigen keer tegen het voorstel stemmen en na alles, wat ik hier gehoord heb, stem ik daar dubbel tegen. Want ik geloof dat zij, die nu zoo licht over de bezwaren heen stappen, binnen enkele oogenblikken of binnen afzienbaren tijd zullen gewaar worden, dat zij toch maar bij hun oude besluit, om tegen te stemmen, gebleven moesten zijn. Ik wil dat met een enkel voorbeeld aantoonen. Wan neer men in een straat woont en de schoorsteen van zijn buurman is iets lager gelegen dan die van de andere bewoners in de straat, dan heeft men al hinder, wan neer men door den wind de brandstofproducten vanuit den schoorsteen van zijn medebewoner van de straat in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933. 137 zijn huis krijgt. En wanneer aan het eind van een straat een mastiek dak wordt gemaakt, dan heeft men, als de wind niet gunstig is, last van den rook, die van dat dak komt. Zoo kan het hier ook wezen; men kan maat regelen nemen, dat men in het bedrijf dit en dat niet mag stoken en dat men dit en dat niet zal mogen doen, maar ik geloof, dat de omgeving ten allen tijde last zal ondervinden van deze fabriek. En ik herhaal, de men- schen, die daar bouwterrein hebben gekocht, meenden, dat zij daar rustig zouden kunnen wonen; zij hebben claar ook recht op en ik vind het een onrecht hun nu ongerief aan te doen door het daar laten stichten van een chemische fabriek. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Ik iou nog een enkel woord willen verbinden aan hetgeen mevrouw Van Dijk in het midden heeft gebracht, n.l. dat, zooals de wethouder al heeft medegedeeld, er voor schriften zullen worden gegeven, waardoor het alleen mogelijk wordt gemaakt dat er magere brandstof wordt gebruikt. De roetwerking zal dus wel degelijk worden weggenomen en daarmee zijn dus de bezwaren, ook van mevrouw Van Dijk, voor een groot deel vervallen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 18 tegen 9 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Balk, Westra, Terpstra, Turksma, Weima, Van der Schoot, Stobbe. M. Mole naar, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Feitsma, Wiersma, Hofstra, IJtsma, Buiel, Ritmeester, De Boer, Botke en Hettinga. Tegen stemmen: de heer Hoogland, mevrouw Van Dijk—Smit. de heeren Muller, Vromen, Van der Meu- len. Van Kollem, Hooiring. B. Molenaar en Koopal. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders to afstand in erfpacht van bouwterrein op den hoek van de Mozart-Schubertstraat aan A. Postma. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres van 25 Januari j.l. heeft A. Postma, alhier, gevraagd hem voor den bouw van woningen in erfpacht af te staan bouwblok III der gemeentelijke terreinen ten Noordwesten van de Leeuwrikstraat, gelegen op den hoek van de Mozartstraat en de Schubertstraat. Op de hierbij overgelegde situatieteekening is het be treffende perceel grond, dat eene grootte heeft van ongeveer 585 M2., met roode arceering aangeduid. Van onze zijde bestaan tegen de gevraagde erfpachtsuitgifte geen bedenkingen. De grondwaarde van het terrein kan worden gesteld op 7.— per M2., welke prijs ook voor de andere aan het plantsoentje ter plaatse gelegen terreinen is bedongen en die voldoende is te achten. Blijkens de bij de stukken aanwezige verklaring gaat de belanghebbende met genoemden prijs, zoomede met de te stellen gebruikelijke voorwaarden accoord. Tegen het ingezonden gevelschema van de op het terrein te stichten woningen hebben wij. na ingewonnen advies van de Schoonheidscommissie, geen bezwaar. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten aan A. Postma, alhier, tot 31 December 1990 in erf pacht af te staan bouwblok III der gemeentelijke ter reinen ten Noordwesten van de Leeuwrikstraat, gelegen op den hoek van de Mozartstraat en de Schubertstraat, gelijk op de bijbehoorende situatieteekening met roode arceering is aangegeven, ter grootte van ongeveer 585 M2., de juiste grootte door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks onder de volgende voor waarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 7.— per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. het door den belanghebbende ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, gestorte bedrag ad 205. vervalt aan de gemeente indien niet aan de voor waarden wordt voldaan, tenzij Burgemeester en Wet houders in bijzondere gevallen, te hunner beoordeeling, niettemin tot geheele of gedeeltelijke teruggave van de waarborgsom besluiten. Bij voldoening aan de voor waarden wordt op aanvrage de waarborgsom terug gegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. de acte van erfpacht moet notarieel worden ver leden binnen een door Burgemeester en Wethouders te stellen termijn; 6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebe- hoorende aan de gemeente Leeuwarden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Van Leeuwenhoekstraat en de Ramstraat aan de firma H. J. Visser en H. de Boer. Dit voorstel luidt als volgt Het nog niet uitgegeven gedeelte van bouwblok X der gemeentelijke terreinen ten Zuidoosten van den Groningerstraatweg, gelegen aan de van Leeuwenhoek straat en de Ramstraat, is door de firma H. J. Visser en H. de Boer, gevestigd alhier, in erfpacht aange vraagd. Het betreffende terrein is op de hierbij over gelegde situatieteekening nader aangeduid. Tegen de gevraagde erfpachtsuitgifte bestaan van onze zijde geen bedenkingen. De grondwaarde van het terrein kan met uitzondering van de na te noemen gedeelten worden gesteld op 8.— per M2., welke prijs ook voor den naastgelegen grond is bedongen en die voldoende is te achten. Van een achtergelegen gedeelte en van een minder gegadigd gedeelte aan de van Leeuwenhoek straat kan de grondwaarde op 5.per M2. wor den gesteld. De belanghebbende firma gaat blijkens de bij de stukken aanwezige verklaring met ge noemde prijzen en de te stellen gebruikelijke voor waarden accoord. De ingezonden gevelteekening van de op het betreffende terrein te stichten bebouwing voldoet, ook naar het oordeel van de Schoonheids commissie, aan de gestelde eischen. Gelijk uit die tee- kening blijkt, zal door den voorgenomen bouw een goede hoekoplossing worden verkregen, terwijl boven dien de eenheid in de afwerking wordt bevorderd. Vermoedelijk zal voor de uitvoering van het bouw plan de rooilijn aan de van Leeuwenhoekstraat op den hoek bij de Ramstraat eenigszins moeten worden ge wijzigd, waartoe wij U alsdan tijdig een voorstel zullen doen. Wij geven U thans in overweging te besluiten aan de firma H. J. Visser en H. de Boer. gevestigd alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een bouwterrein aan de van Leeuwenhoekstraat en de Ramstraat, uitmakende een gedeelte van bouwblok X der gemeentelijke terreinen ten Zuidoosten van den Groningerstraatweg, gelijk op de bij dit besluit behoo- rende teekening is aangegeven, ter grootte van onge veer 1021 M2., de juiste grootte door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks onder de volgende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 4