140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933. malige sportterrein, kadastraal bekend gemeente Leeu warden Sectie G no. 8245, groot 0.95.60 H.A., nabij den Poppeweg, tegen een huurprijs van vijftig gulden 50. per jaar en voorts onder de overeengekomen bepalingen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Turksma: Mijnheer de Voorzitter. Het is al weer tegen de wijze, waarop deze verhuring plaats vindt, dat ik een ernstig woord van protest moet laten hooren. Ik heb ook reeds in een vorige vergadering er op gewezen, dat het systeem, dat hier wordt toegepast, om stukjes land, die los komen, telkens maar in onder ling overleg te geven aan een bepaald persoon, mijn goedkeuring niet kan wegdragen. Het is misschien wel mogelijk, dat het hier een terrein betreft, waarvan Jongma vroeger huurder is geweest en ik weet niet, of hem is toegezegd dat, als dit terrein weer werd ont trokken aan de bestemming, die het oorspronkelijk is toegedacht, hij weer no. 1 zou zijn, maar als dat niet het geval is, dan prefereer ik toch, dat men bij het ver huren van losse landerijen aan iedereen gelijke rechten toekent. Ik wil niet spreken over het feit, dat de huur voor dit stukje land laag, zelfs te laag is en dat er zeer gemak kelijk een hoogere prijs voor zou kunnen worden ge maakt; die kwestie is niet van zoodanige importantie, dat die voor mij een rol speelt, maar deze manier van doen is voor mij wel een aanleiding om voor dezen keer niet mijn stem aan dit voorstel te geven. En ik hoop dat men in het vervolg, zooals ik ook reeds in een vorige vergadering daarop heb aangedrongen, het zoo zal doen, dat men bij de verhuring van landerijen ook aan anderen de gelegenheid zal geven dan alleen aan iemand, die waarschijnlijk in onderlinge bespreking wordt bevoorrecht. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil mij aansluiten bij hetgeen door den heer Turksma is gezegd. Ik heb ook reeds in een vorige vergadering een opmer king gemaakt naar aanleiding van de toewijzing van een stuk land: ik meen wel dat dit een stukje weiland betrof, waarvan Burgemeester en Wethouders voorstel den het te geven aan den zoon van dezen Jongma en ik heb ook in die vergadering duidelijk gemaakt, dat ik de manier, zooals de Raad tot die verhuring moest over gaan, niet juist vind. Ik meen ook, als wij ons op het standpunt stellen dat alle gemeentenaren, hoofd voor hoofd, dezelfde rechten hebben, dat het niet aangaat dat de deskundige maar in overleg treedt met de be trokkenen; ik neem aan dat men den een liever heeft dan den ander, maar ik meen dat het niet aangaat, dat de deskundige alles te regelen krijgt en dat Burge meester en Wethouders dat dan maar aan den Raad voorstellen, zonder dat daarbij gelijke rechten aan de burgers worden toegekend. Ik meen ook dat de manier, waarop het hier is gegaan, niet de juiste is; al heb ik tegen deze verhuring op zichzelf geen bezwaar, met de manier, waarop die tot stand komt, kan ik mij niet ver eenigen. De heer Hettinga: Mijnheer de Voorzitter. Wat door de heeren Turksma en Hofstra hier is betoogd, daar kan in theorie wel een principe in zitten, waar wat voor valt te zeggen; alleen komt daarmee ook iets naar voren, wat in de practijk de menschen in Friesland geweldige parten heeft gespeeld. Niets toch is verderfelijker dan dat een stuk land of een boerderij, die los is of wordt losgemaakt, publiek wordt verhuurd. Met het oog daarop meen ik dat Burgemeester en Wethouders een practischen en billijken weg hebben gevolgd, door op het oogenblik dit stukje land aan Jongma te verhuren. Ik meen mij toch te herinneren, dat Jongma dit land vroe ger ook heeft gehuurd en nu het weer los komt, ligt het dus in den aard van de zaak dat hij er de meeste aan spraak op kan maken als de vroegere huurder. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik geloof dat deze zaak wel een klein beetje tc veel wordt opgeschroefd. Het betreft hier een klein stukje terrein aan het Sumatra- of Deliplein hoe men het maar noemen wil en dit terreintje werd vroeger gebruikt als speelterrein de naam sportterrein is eigenlijk een beetje te weidsch voor de kinderen uit de zoogenaamde Indische buurt. Nu is later het Deli plein opgehoogd en vlak gemaakt, waardoor dit als speelterrein kan worden gebruikt en nu kan het andere terrein weer in huur worden gegeven aan Jongma senior, die dat vroeger ook heeft gebruikt. Alleen omdat daar behoefte was aan speelterrein, heeft men vroeger dit terrein uit de huur genomen en het beschikbaar gesteld als speelterrein voor de kinderen uit de omgeving van de Indische buurt, maar nu het Deliplein in een zoo- danigen toestand is gebracht, dat het kan worden ge bruikt voor speelterrein, kan dit perceel weer aan zijn oude bestemming worden teruggegeven en als zoodanig weer aan Jongma worden verhuurd. Meer zit hier niet in; het is niet een kwestie van landverhuring in het algemeen, maar het betreft hier een stukje land, dat indertijd, toen daaraan een andere bestemming werd gegeven, uit de huur is genomen bij Jongma, en dat, nu het als speelterrein niet meer noodig is, weer aan Jongma in huur zal worden teruggegeven. De heer Turksma; Mijnheer de Voorzitter. Ik heb daarom ook uitdrukkelijk in mijn eerste woorden doen uitkomen de vraag, of er indertijd ook een toezegging aan Jongma is gedaan, dat hij dit terrein, dat hij vroeger in huur had, later eventueel weer zou kunnen krijgen. Men moet mij goed verstaan; het gaat bij mij absoluut niet tegen de verhuring aan Jongma, want ik ken hem als een goed landgebruiker en als zeer preferabel voor Leeuwarden om iets van de gemeente in huur te hebben. Maar het ging bij mij ik wil daar nog eens op wijzen tegen de wijze, waarop enkele stukjes door de ge meente worden verhuurd, maar daarom is het niet juist, mijnheer Hettinga, dat ik hier een systeem wil toepas sen, waarbij het verderfelijke systeem van de publieke verhuring weer in zwang komt. Ik heb het woord pu blieke verhuring absoluut niet genoemd; ik bedoel al leen verhuring bij sollicitatie; ik vraag alleen om ook anderen in de gelegenheid te stellen om in aanmerking te komen en dat is heel wat anders dan het bevriezings systeem, dat de heer Hettinga wenscht. Maar na de verklaring van den wethouder, dat als het ware nu wel niet een bepaalde toezegging aan Jongma is gedaan, maar dat men op de door den wet houder genoemde gronden bij den ouden huurder is teruggekomen, wil ik ook ditmaal nog wel meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar ik hoop toch, dat Burgemeester en Wethouders in mijn woorden een aanwijzing zullen vinden om in het ver volg, als er weer landerijen los komen, ook andere in woners in de gelegenheid te stellen om daarnaar den bal te gooien. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van de woning Menno van Coehoornstraat no. 3 aan P. Hettema. De woning Menno van Coehoornstraat no. 3 is tot 12 Mei e.k. verhuurd aan P. Hettema, die ons heeft verzocht te bevorderen dat het pand weder aan hem op de bestaande voorwaarden in huur wordt afgestaan. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 Mei 1933, 141 De huurprijs, 416.— per jaar, is voldoende te achten en aan het verzoek van Hettema, om een watercloset in het perceel aan te brengen, kan worden voldaan. In overeenstemming met het hierbij overgelegde advies van den Administrateur van het Gemeentelijk Woning bedrijf zouden wij den huurtijd uiterlijk op drie jaar willen stellen. Vermits tegen een verhuring op dezen voet naar onze meening geen bezwaar bestaat, geven wij U in over weging te besluiten aan P. Hettema voor den tijd van een jaar, ingaande 12 Mei 1933 en eindigende dus 12 Mei 1934, met stil zwijgende verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot 12 Mei 1936, in huur af te staan de woning Menno van Coehoornstraat no. 3 voor den prijs van 416.— per jaar en voorts onder de voorwaarden van het loopende huurcontract. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van lichtreclames en toonvensters aan de Tuinen Zuidzijde-hoek Voorstreek aan L. Joles en A. J. van Hulsen. Dit voorstel luidt als volgt Ten vorige jare zijn aan L. Joles en J. A. J. van Hulsen verhuurd lichtbakken en toonvensters in den muur aan de Tuinen-Zuidzijde—hoek Voorstreek. De verhuring is aangegaan voor den tijd van een jaar, eventueel te verlengen met twee jaren, tegen een huur prijs van 1300.— voor elk der eerste twee huurjaren en van i 500. voor het derde jaar. Thans wordt ons verzocht de jaarlijksche huur voor het tweede en derde jaar terug te brengen tot 700.— per jaar. Wij doen hierbij opmerken, dat volgens art. 3 van het huurcontract d.d. 2 December 1932 de huur beperkt blijft tot het loopende huurjaar, omdat adressanten niet vóór 1 April 1.1. hebben te kennen gegeven dat zij ver lenging der huur wenschen op den voet als in het con tract is vastgelegd. De vraag is dus nu, of na afloop van de huur op 30 November a.s, een nieuwe overeen komst op een basis van 700.— met de adressanten behoort te worden aangegaan. Gezien de tegenwoordige tijdsomstandigheden, die op de rentabiliteit van de te verhuren objecten een drukkenden invloed oefenen, komt het ons met den Directeur der Gemeentewerken, wiens advies hierbij wordt overgelegd, voor, dat er aanleiding bestaat op het verzoek van de pachters in te gaan. Wij zouden den huurtijd echter willen bepalen op één jaar. Blijkt de toestand te verbeteren, dan kan na afloop van het nieuwe huurjaar opnieuw worden onderzocht of de huurprijs verandering dient te onder gaan. Wij geven U derhalve in overweging te besluiten aan L. Joles en J. A. J. van Hulsen, alhier, na afloop van het huurjaar 1932/1933 voor den tijd van één jaar, ingaande 1 December 1933, in huur af te staan de licht reclames en toonvensters van den straatwand Tuinen- Zuidzijdehoek Voorstreek, met uitzondering van den lichtbak, benedengedeelte der lichtzuil van den winkel hoek Tuinen-Zuidzijde—Voorstreek, voor een bedrag van zeven honderd gulden 700.— en voorts op de voorwaarden, in hoofdzaak overeenkomende met die van het bestaande huurcontract. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van kohieren wegens rioolbelasting be treffende den Harlingerstraatweg, de Spoorstraat en den Mr. P. J. Troelstraweg Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders sub 9—11. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot overdracht van de voormalige herberg „De Bleek", met omliggend terrein, van het Woningbedrijf aan de Gemeentelijke Gasfabriek. Dit voorstel luidt als volgt De voormalige herberg ,,de Bleek" met omliggend terrein, tot 12 Mei 1932 door het Gemeentelijk Woning bedrijf verhuurd, is na het eindigen van den huurtijd niet opnieuw ter verhuring aangeboden, doch in gebruik genomen door de Gemeentelijke Gasfabriek ter voor ziening in een noodzakelijk gebleken behoefte aan uit breiding van de voor laatstgemeld bedrijf beschikbare ruimte. Op 1 Januari 1932 bedroeg de boekwaarde van dit gebouw met aanhoorigheden nog 20.930. Wij stellen U voor, dit perceel van het Woningbedrijf aan de Gasfabriek over te dragen tegen genoemde boekwaarde van 20.930.— en deze som te bestrijden uit het uitbreidings- en vernieuwingsfonds van laatst genoemd bedrijf. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra; Mijnheer de Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik mij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders zeer goed kan vereenigen. Maar ik zou daar wel een opmerking bij willen plaatsen en dat is wel deze. Nu het gebouw van ,,De Bleek" dan meer bestendiging krijgt en nu ook de formeele kwestie wordt geregeld, dat het wordt gevoegd bij de Gasfa briek, is het nu ook wenschelijk, dat door het college onder de oogen wordt gezien om een zoodanige bestem ming aan het gebouw te geven, dat althans wordt be reikt. dat wij een beter gezicht op de entrée van onze stad krijgen Zooals ik mij de zaak daar in perspectief voorstel, is daar wel iets te bereiken. Zooals door den Directeur wordt medegedeeld, wordt op het oogenblik dit gebouw in hoofdzaak gebruikt voor de berging van materiaal. Is het nu ook de moeite waard, dat het college overweegt in zekeren zin een reorganisatie bij het bedrijf, niet in volstrekten zin, maar in beperkten zin? Waar nu de kantoren zijn geplaatst op het terrein van de Gasfabriek zelf en dit gebouw vooraan bij den ingang van de stad staat en niet zoo'n heel blij aanzicht vormt voor Leeu warden, zou ik willen vragen dat het college eens over weegt om van dit gebouw kantoorgebouwen te maken, waardoor men bereikt, dat de kantoorgebouwen op het oude terrein zeer zeker voor berging van materialen dienst kunnen doen. Ik bedoel dus dat men de zaak gaat omkeeren. Ik heb het altijd zoo gevoeld, dat de gereed schappen en de materialen beter bij het bedrijf onder dak kunnen worden gebracht dan op een afzonderlijk terrein. Nu weet ik wel dat daar in den lateren tijd een brug over de vaart is gekomen, waardoor een beter transport is mogelijk geworden, maar dat neemt niet weg, als men het materiaal bij het bedrijf kan plaatsen, dan is dat daarvoor een betere plaats en men kan dan meteen een betere entrée voor de stad tot stand brengen. Ik meende deze opmerking hier te moeten maken. Ook in verband met den slechten tijd kan men nu de opmerking maken, dat het thans niet wenschelijk is om hieraan te beginnen, maar men moet niet vergeten, ook met het oog op de werkverschaffing zou men hier iets kunnen bereiken. Ik zou mij dan ook best kunnen voor stellen, dat Burgemeester en Wethouders met een voor stel kwamen, dat niet al te diep zou grijpen in de ge meentekas en waardoor wij daar een iets mooier entrée zouden krijgen en voor de werkverschaffing iets pro ductiefs zou worden gevonden. De heer Vromen; Mijnheer de Voorzitter. Ik heb geen bezwaar tegen dit voorstel, maar ik zou daar toch

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 6