158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933.
wij U in overweging te besluiten
A. in eigendom over te nemen van J. Paardekam,
alhier, den grond van de stoep, gelegen voor het perceel
Weaze no. 42, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den, Sectie B no. 3369, zulks op de volgende voor
waarden
1. de koopprijs bedraagt l.<
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het
uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van
den verkooper en wordt het door de gemeente kosteloos
naar een door hem, aan te wijzen plaats binnen de
gemeente vervoerd;
4. wanneer ten gevolge van trottoiraanleg werk
zaamheden aan den gevel van bovenvermeld gebouw
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der
gemeente;
en overigens op de gebruikelijke en andere, door
Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor
waarden;
B. de onder A bedoelde strook grond te bestemmen
voor den publieken dienst.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van het verslag betreffende de wijze, waarop
het op de gemeentebegrooting voor 1932 toegestane
bedrag voor het in art. 36 der Leerplichtwet omschreven
doel is besteed.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verstrekken van gelden aan het bestuur der Leeu
warder Schoolvereeniging voor vergrooting van het speel
terrein bij zijne jongensschool in de St. Anthonystraat,
voor het maken van een nieuwen aanbouw aan den
Noordelijken gevel van het gymnastieklokaal in de Zak
enz. en tot ruiling van grond met dat bestuur.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij schrijven van 20 Februari j.l. vraagt het Bestuur
der Leeuwarder Schoolvereeniging maatregelen te tref
fen voor eene vergrooting van het speelterrein bij zijne
jongensschool in de St. Anthonystraat, voor het maken
van een nieuwen aanbouw aan den Noordelijken gevel
van het gymnastieklokaal in de Zak, alsmede voor het
aanbrengen van een nieuw (ijzeren) hek ter afscheiding
van het speelplein in genoemde straat en de in verband
daarmede benoodigde gelden uit de gemeentekas be
schikbaar te stellen.
Op een mogelijke vergrooting van het hierbij be
doelde speelterrein wezen wij reeds in ons voorstel
betreffende ruiling van grond in de Zak en de St.
Anthonystraat tusschen de gemeente en de vereeniging
..Eigen brood bovenal", waarin wij o. m opmerkten
(Handelingen 1931 blz. 108), dat indien het school
bestuur daar prijs op stelt, tengevolge van de daarbij
voorgestelde ruiling van grond gelegenheid zou worden
geboden het speelterrein daar ter plaatse, dat aan den
kleinen kant is, te vergrooten.
Nu blijkt, dat het Schoolbestuur inderdaad deze ver
grooting noodig acht, vinden wij voldoende redenen
aanwezig inwilliging van dit verzoek te bevorderen.
Omtrent de gevraagde medewerking voor den nieu
wen aanbouw, zulks overeenkomstig de hieraan toege
voegde teekening, zij opgemerkt dat, om zich te ver-
kleeden, de leerlingen thans eerst het gymnastieklokaal
dwars moeten oversteken naar het daarachter gelegen
(westelijk) bijgebouwtje. Door de beoogde vergrooting
van het speelplein kan de ingang van het gymnastiek
lokaal noordwaarts, naar een aldaar ook nu reeds aan
wezig (Noordelijk) bijgebouwtje worden verplaatst. In
dezen laatsten aanbouw worden thans privaten met
urinoirs, alsmede een bewaarplaats voor brandstoffen
aangetroffen. Door een meer practische inrichting van
dit gebouwtje, zou daarin, na moderniseering van het
sanitair, tevens de bovenbedoelde kleedgelegenheid
kunnen worden ondergebracht, waardoor de kinderen
gelegenheid krijgen zich te verkleeden alvorens het
gymnastieklokaal te betreden. De benoodigde opper
vlakte kan dan nog iets kleiner worden dan tegen
woordig het geval is. De tweede. Westelijke, aanbouw,
welke, gelijk hierboven werd medegedeeld, thans voor
kleedkamer wordt gebruikt, lean dan geheel vervallen.
Het wegbreken daarvan en het vervangen van het
Noordelijk bijgebouwtje door een van beter aanzien,
zal eene, naar onze meening, niet ongewenschte ver
betering in den welstand ter plaatse brengen.
Het verzoek van het schoolbestuur om gelden toe te
staan voor een nieuw (ijzeren) hek is, op ons verzoek,
in zooverre gewijzigd, dat thans verzocht wordt voor
rekening der gemeente te nemen de kosten van dat ge
deelte van het hek hetwelk zal worden geplaatst voor
het terrein dat aan de speelplaats ter vergrooting zal
worden toegevoegd.
Ingevolge de bepalingen der Lager Onderwijswet
1920 moet de strook grond welke bestemd is voor het
vergrooten van het schoolplein, in eigendom aan het
schoolbestuur worden overgedragen, nadat de waarde
daarvan door eene commissie van drie deskundigen,
van wie een door den Onderwijsraad, een door het
gemeentebestuur en een door het schoolbestuur wordt
benoemd, is geschat. Ter voorkoming van al deze be
moeiingen met de daaraan verbonden kosten, zou ge
voegelijk eene ruiling van grond kunnen plaats vinden
en wel in dien zin, dat de gemeente den eigendom ver
krijgt van den grond die aan de Westzijde vrijkomt
gedeeltelijk door afbraak van den Westelijken aanbouw
en door de verkleining van het Noordelijk bijgebouwtje,
terwijl aan het schoolbestuur in eigendom wordt over
gedragen de strook grond ter vergrooting van het
speelterrein. Deze grondruilingen, welke op de hierbij
overgelegde teekening met arceeringen en letters zijn
aangeduid, zullen dan met gesloten beurzen geschieden
en dragen de goedkeuring van het schoolbestuur weg.
Onder mededeeling, dat met deze voorzieningen de
normale eischen, welke aan het geven van lager onder
wijs gesteld mogen worden, niet worden overschreden
en dat verder door het Bestuur der schoolvereeniging,
j voor zoover noodig, is voldaan aan de bepalingen der
Lager Onderwijswet, geven wij U, onder overlegging
I van de betrekkelijke stukken, in overweging te besluiten:
a. aan het Bestuur der Leeuwarder Schoolvereeni
ging gelden uit de gemeentekas te verstrekken voor
eene vergrooting, respectievelijk betegeling, van het
schoolplein in de St. Anthonystraat, voor een nieuwen
aanbouw aan den Noordelijken gevel van het gymnas
tieklokaal in de Zak en voor het ter afscheiding van
de St. Anthonystraat te plaatsen ijzeren hek voor het
terrein dat aan het schoolplein ter vergrooting zal
worden toegevoegd;
b. tot ruiling met het onder a genoemde bestuur,
zonder bijbetaling van de eene of de andere zijde, van
het aan de gemeente Leeuwarden in eigendom toebe-
hoorende gedeelte ter grootte van ongeveer 94 M2. van
het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden.
Sectie C no. 614, gelijk op de bij dit besluit behoorende
teekening met roode arceering en letter A is aangeduid
tegen een aan het Bestuur der Leeuwarder Schoolver
eeniging in eigendom toebehoorend gedeelte ter grootte
van ongeveer 24 M2., van het perceel, kadastraal be
lcend gemeente Leeuwarden, Sectie C no. 2012, gelijk
op de bij dit besluit behoorende teekening met groene
arceering en letter B is aangeduid.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
toekenning van vergoedingen ingevolge art. 100 der
Lager Onderwijswet 1920 over het jaar 1931 aan be
sturen van bijzondere scholen.
Dit voorstel luidt als volgt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933.
159
Ingevolge artikel 12 van het Koninklijk besluit van
4 September 1923 (Staatsblad no. 432), zooals dit be
sluit nader is gewijzigd bij dat van 19 December 1930
(Staatsblad no. 490), zijn aan U ingezonden de aan
vragen van de hieronder vermelde schoolbesturen om
vergoeding over het jaar 1931. als bedoeld bij artikel
100 der Lager Onderwijswet 1920.
Om na te gaan van hoeveel onderwijzers, verbonden
aan bijzondere scholen, de jaarwedden voor rekening
der gemeente komen, strekt tot grondslag der bereke
ning het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer
aan de gezamenlijke overeenkomstige openbare scholen.
Voor de vergoeding over 1931 moet worden genomen
het gemiddelde aantal leerlingen over 1930, berekend
naar de teldata aangegeven in artikel 28 der wet. Dit
aantal bedroeg
a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs
3737.25
b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs
289.5.
Volgens de gevestigde jurisprudentie moet voor de
sterkte van het onderwijzend personeel worden ge
nomen het grootste aantal onderwijzers op zekeren dag
in 1931 aan de scholen voor openbaar lager onderwijs
verbonden, behoudens het geval van tijdelijke vervan
ging, in welk geval de afwezige leerkracht niet mag
worden medegerekend. Ook blijven de reserve-onder
wijzers hier buiten beschouwing.
Dit aantal bedroeg
a. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs 120;
b. aan de school voor uitgebreid lager onderwijs 15.
Het gemiddelde aantal leerlingen per onderwijzer be
droeg derhalve in 1931 aan de scholen voor gewoon
lager onderwijs 3737.25 120 31.144 en aan de school
voor uitgebreid lager onderwijs 289.5 15 19.3.
Het quotient, dat verkregen wordt door het gemid
delde aantal leerlingen, dat over 1930 als werkelijk
schoolgaande aan de scholen voor bijzonder gewoon en
uitgebreid lager onderwijs bekend stond, te deelen door
respectievelijk 31.144 en 19.3, geeft het maximum getal
leerkrachten aan, wier jaarwedden door Rijk en Ge
meente moeten worden vergoed. Uit de rechtspraak
over het tweede lid van art. 100 blijkt, dat de in dat
lid vastgelegde garantie bedoelt een klassedeeler, wan
neer die voor de schoolbesturen voordeeliger blijkt, nog
gedurende 2 jaren na het jaar der vergoeding te hand
haven. Onderstaand overzicht geeft aan welke klasse
deeler moet worden toegepast.
Klasse
deeler
Kalenderjaar
L. O.
U. L. O.
1929
31.556
19.438
1930
31.137
18.411
1931
31.144
19.3
De klassedeeler voor de te berekenen vergoeding
over 1931 is dus voor het lager onderwijs 31.137 en
voor het uitgebreid lager onderwijs 18.411. Over het
jaar 1931 moet dus voor beide soorten van scholen de
klassedeeler over 1930 worden toegepast.
Voor een volledig overzicht verwijzen wij naar de
beide bij de stukken gevoegde staten, waarop de bere
kening der vergoeding meer gedetailleerd is aangege
ven. Opgemerkt worde nog, dat in navolging van het
Rijk, hetwelk steeds de wedden der duurste leerkrachten
vergoedt, in de daartoe leidende gevallen de goed
koopste leerkrachten ten laste van het schoolbestuur
worden gelaten. Uitkomsten met een fractie moeten
worden afgerond naar de gebruikelijke methode voor
den halven cent.
Voor zoover uit de stukken is na te gaan, kunnen de
door de schoolbesturen berekende en na enkele wijzi
gingen onzerzijds ten laste van de gemeente komende
jaarwedden als juist worden aangemerkt.
Wij geven U alsnu in overweging te besluiten
A. over het jaar 1931 uit te keeren aan
1. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver
eeniging voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Baljeebuurt no. 52, een bedrag van 436.67;
2. het bestuur van het St. Lucia Gesticht (gevestigd
te Rotterdam, Aert van Nesstraat no. 29) voor zijne
school voor gewoon lager onderwijs aan de Groote
Kerkstraat no. 89, een bedrag van 1552.50;
3. het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging
voor zijne school voor gewoon lager onderwijs aan de
St. Anthonystraat no. 4, een bedrag van 1744.38;
4. het bestuur der Nederlandsch Hervormde School
vereeniging. voor zijne school voor gewoon lager onder
wijs aan de Druifstreek no. 72, een bedrag van
2391.75;
5. het bestuur der Vereeniging tot stichting en
instandhouding van eene of meer kweekscholen ter
opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan
Christelijke scholen, voor zijne school voor gewoon
lager onderwijs aan de Margaretha de Heerstraat no. 2,
een bedrag van 1826.83;
6. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs
a. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Leeuwrikstraat no. 10, een bedrag van 2287.58;
b. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Fonteinstraat no. 16, een bedrag van 1596.42;
c. voor zijne school voor gewoon lager onderwijs
aan de Margaretha de Heerstraat no. 1een bedrag van
1940.
d. voor zijne school voor uitgebreid lager onderwijs
aan de Margaretha de Heerstraat no. 1, een bedrag van
4417.
e. voor zijne school voor géwoon lager onderwijs
aan de Willem Sprengerstraat no. 77, een bedrag van
1722.
B. het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging
te berichten, dat voor zijne school voor gewoon lager
i onderwijs aan het Raadhuisplein no. 25 over het jaar
1931 geen aanspraak kan worden gemaakt op de ver
goeding, bedoeld bij art. 100 der Lager Onderwijswet
1920.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het instellen van een rechtsvordering tegen M. Visser
te Leens tot betaling van schadevergoeding aan de ge
meente wegens aanrijding van een lantaarnpaal aan
den Oostergrachtswal.
Dit voorstel luidt als volgt
Op 30 December 1.1. heeft Jan Visser met een door
hem bestuurden automobiel een lantaarnpaal aan den
Oostergrachtswal beschadigd. Het motorrijtuig be
hoorde in eigendom aan Marten Visser te Leens, den
in dezen aansprakelijken persoon, die niet bereid bleek
de kosten van herstelling van den lantaarnpaal ad
62.65 te vergoeden.
Volgens het overgelegde advies van den rechtskun
digen raadsman der gemeente kan in dit geval met kans
op goeden uitslag een rechtsvordering tegen den eige
naar van den automobiel worden ingesteld.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten
tegen M. Visser te Leens een rechtsvordering in te
stellen, zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie,
tot betaling van een bedrag ad 62.65 als kosten van
herstelling van een lantaarnpaal aan den Oostergrachts
wal, welke paal door een hem in eigendom behoorend
motorrijtuig op 30 December 1932 is beschadigd.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen-