160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. komstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders sub 10—15. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake verlaging der huurprijzen van onderscheidene wo ningen der gemeente en van woningbouwvereenigingen. Dit voorstel luidt als volgt In het verslag van Rapporteurs omtrent het verhan delde in de sectie-vergaderingen, betreffende de ont- werp-begrootingen voor 1933 (bijlage no. 24 van 1932) zijn op bladzijde 560 enkele vragen gesteld omtrent de mogelijkheid van samenwerking tusschen de woning- vereenigingen en de woningbeurs en werd voorts ge vraagd of Burgemeester en Wethouders bereid zijn de kwestie van de huurverlaging en het onverhuurd blijven van eenige woningtypen met de besturen van de in deze gemeente bestaande woningvereenigingen te be spreken. Ons College antwoordde, dat de bedoelde samenwerking nog niet verkregen was en dat het on verhuurd blijven van gemeentelijke en vereenigings- woningen zijn aandacht had. Waar sindsdien het ledig komen van woningen bedenkelijke afmetingen ging aan nemen, achtte ons College het noodzakelijk met de be sturen van de hier ter stede werkende woningveree nigingen eene samenspreking te houden, ten einde tot oplossing van de gerezen verhuursmoeilijkheden te komen. In de bedoelde conferentie, welke op 9 Maart j.l. is gehouden, werd besloten tot de instelling van een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente en de gemelde woningvereenigingen. Deze commissie heeft tot taak gekregen om in onderlinge samenwerking een doelmatige distributie van de ge meente- en de vereenigingswoningen te bevorderen en deze zoo goed mogelijk verhuurd te houden. Uit het hierbij overgelegde schrijven van 25 April j.l. van ge melde commissie die „contactcommissie" is genoemd blijkt, dat zij van meening is dat een der eerste maat regelen moet zijn, zal het beoogde doel worden bereikt, een zoo spoedig mogelijk in te voeren verlaging van de huurprijzen van een belangrijk aantal woningen. Met de daarvoor aangevoerde motieven van de commissie kunnen wij ons geheel vereenigen; ook wij zijn van ge voelen dat het noodzakelijk is, om tot verlaging van de huren van onderscheidene woningen over te gaan, daar anders ongetwijfeld het getal ledig staande woningen voortdurend grooter zal worden. Dat inderdaad het aantal ledige woningen van sommige complexen reeds groot is, moge blijken uit het feit, dat op 12 Mei j.l. o. a. van de 68 woningen van de woningstichting „Ons Belang" 20 en van het complex van 19 woningen van „Patrimonium" aan de Warmoezenierstraat 12 ledig stonden, terwijl de gemeente zelf op dien datum 45 van hare woningen onverhuurd had. Verhuring van ge noemde woningen is met een redelijke kans op slagen alleen mogelijk indien tot verlaging van de huurprijzen wordt overgegaan. De contactcommissie heeft bij haar bovenaangehaald schrijven van 25 April j.l. een gespe- cificeerden staat gevoegd van de huurverlagingen, welke naar hare meening moeten worden ingevoerd. Deze staat, welke zich bij de ter visie liggende stukken bevindt, is in onderling overleg samengesteld; daarbij is getracht de huren van de onderscheidene woning typen zooveel mogelijk met elkander in overeenstem ming te brengen, ten einde concurrentie te weren. Met de voorgestelde nieuwe huurprijzen kunnen wij ons vereenigen. Uit den genoemden staat blijkt, dat bij invoering van de verlagingen een bedrag, geraamd op 28.041.28, minder aan huur zal worden ontvangen dan thans het geval is, in beide gevallen berekend bij het bezet zijn van alle woningen. Van het gemelde bedrag wordt een gedeelte gedragen door het Rijk. terwijl een ander ge deelte, voor zoover het woningen betreft die gebouwd zijn met steun krachtens de Woningwet, kan worden gevonden uit de batige saldi van andere complexen der zelfde vereeniging, overeenkomstig de bepalingen in het rondschrijven van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid van 2 Augustus 1926, no. 5844 M/PC, af- deeling V. Met betrekking tot de door een tweetal vereenigingen met rijksbouwpremie gestichte woning complexen kan de mindere huuropbrengst öf geheel öf voor een gedeelte bestreden worden uit batige saldi van die complexen. Voor zoover de mindere huuropbrengst niet door het Rijk wordt vergoed en niet uit aanwezige saldi kan worden gevonden, zal deze ten laste van de gemeente behooren te komen, daar laatstgenoemde borg is voor de rente en aflossing van de leeningen die aan de vereenigingen zijn verstrekt. De deswege benoodigde som bedraagt blijkens het bij de stukken aanwezige gespecificeerde overzicht 10.774.05. Met betrekking tot de voorgestelde huurverlagingen van de woningen, welke met steun ingevolge de Wo ningwet zijn gebouwd en voor het bekomen van bij dragen uit 's Rijks kas hebben wij de volle medewerking verkregen van den Directeur-Generaal van de Volks gezondheid. Diens desbetreffend schrijven van 10 Mei j.l. leggen wij hierbij over. De Financiëele Commissie kan zich met de voorge stelde huurverminderingen vereenigen. Wij geven U in overweging te besluiten a. met wijziging, zoover noodig, van vroegere be sluiten, de huren van de na te noemen gemeentewonin gen te verlagen en te bepalen als volgt 1. complex van 10 woningen aan de Tjerk Hiddes- straat van 3 woningen van 480.— op 364.— per jaar, 4 442.— 390.— 3 416.— 364.— 2. complex van 39 woningen aan de Jacob Binckes- straat van 2 woningen van 250.op 230.— per jaar, 2 300.— 275.- 4 285.— 250.— 3. complex van 40 woningen aan de Auke Stelling werfstraat van 34 woningen van ƒ345.— op ƒ312.— per jaar. 6 365.- „332.- 4. complex van 151 woningen aan de Balistraat van 4,— per week op 3.75 per week; b. Burgemeester en Wethouders te machtigen de huren van de overige in den bij dit besluit behoorenden staat vermelde woningen, voor zoover de vaststelling daarvan niet van Regeeringswege is geschied, te ver lagen en vast te stellen op de daarbij vermelde be dragen; c. tot dekking van de mindere huuropbrengst, als gevolg van de onder a en b vermelde verlagingen, een bedrag van 10.774.05 beschikbaar te stellen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil wel beginnen met te zeggen, dat ik dit voorstel met ge mengde gevoelens heb ontvangen. Echter kwam ik bij ernstig nadenken tot de overtuiging, dat dit voorstel, zooals het ons van het college is geworden, moet wor den aangenomen. Wanneer ik echter die conclusie meedeel, wil ik die laten vergezellen van enkele opmerkingen, opmerkin gen, die speciaal als zoodanig moeten worden opgevat en waarin dus absoluut niet de geringste aanmerking ligt opgesloten. In de eerste plaats geloof ik, dat dit voorstel niet zóóveel effect zal sorteeren als men zich op dit oogen- blik voorstelt. Immers meen ik dat het voorstel ons veel te laat is geworden. Wat toch is het geval? Het zal meerderen Raadsleden bekend zijn en in alle geval is het mij bekend, dat, wanneer tijdig die mededeeling was Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. 161 gedaan aan verschillende huurders, niet „er komt ver laging van huur", maar „die zaak is in overweging", dan vele huurders daarin aanleiding zouden hebben ge vonden om zich tien maal te bedenken voor zij het door hen bewoonde huis gingen verlaten. Wanneer die mededeeling vroegtijdig was gedaan, had men daardoor vele moeilijkheden kunnen voorkomen. Het is toch een bekend feit, ofschoon er in Leeuwarden elk oogenblik verhuisd wordt, dat de tijd, waarin wordt verhuisd, is en blijft 12 Mei. Daarom had ik voor mij zeer gaarne gezien, dat niet nü, maar lang voor 12 Mei deze zaak haar beslag had gevonden; dan ben ik er van overtuigd, dat vele huurders waren gebleven waar zij vóór Mei zaten en dan ben ik er van overtuigd, dat velen zouden hebben genoten van de reductie, die hun nu op deze of gene wijze ontgaat. Ik kan mij daarom niet begrijpen waarom deze zaak niet eerder is behandeld geworden. Er is toch herhaal delijk bij de begrooting besproken, en misschien ook wel in een latere vergadering, dat deze zaak dringend was. Nu kunnen wij ons verblijden, dat er een contact commissie is gekomen, die, zooals het woord zegt, ver band houdt tusschen de verschillende vereenigingen aan de eene zijde en de gemeente aan de andere zijde, maar wanneer de instelling van die contactcommissie eerder had plaats gehad en wanneer deze eerder had gewerkt, dan hadden wij, daarvan ben ik overtuigd, een vroeger en een beter resultaat gehad dan nu. En daarvoor was toch alle aanleiding. Wanneer ik naga de verslagen van de verschillende woningvereenigingen en de verslagen van het Woningbedrijf, o. a, het verslag over 1930, dan wordt daarin ook op het feit gewezen, dat die woningen noodig verbeterd moeten worden, in dezen zin n.h, dat de Directeur of de ambtenaar van het Woningbedrijf sterk adviseert dat. óm die woningen pasklaar te maken, Ier in elk geval erkers of een bepaalde uitbouw moeten worden aangebracht. Dat komt reeds voor in het ver slag over 1930. In het verslag over 1931 dat over 1932 heb ik, geloof ik, nog niet in mijn bezit wordt eveneens op hetzelfde feit gewezen, n.l. dat, om de woningen in een zoodanigen toestand te krijgen, dat zij verhuurd kunnen worden, het noodig is dat er bepaalde J verbeteringen plaats hebben. Nu ligt het voor de hand, waar die verbeteringen niet kwamen en waar eveneens geen uitzicht werd ge- geven op een verlaging van huur veel of weinig, daar kom ik aanstonds op terug dat de bewoners hebben gezegd, dat zij tijdig maatregelen wenschten te nemen en het ligt ook voor de hand dat dit is gegaan 4en koste van de gemeentefinanciën. Ik zou, indien dit eenigszins mogelijk is, daar graag een antwoord op ontvangen. Dan wordt er op gewezen dat deze verlaging aan de gemeentefinanciën ruim 10.000.— zal kosten en dat het resteerende door het Rijk zal worden betaald en ook door de batige saldi van de verschillende woningveree nigingen. Nu is die laatste oplossing vooral wel aardig, maar ik zou willen vragen wat zal er gebeuren als straks die batige saldi verdwenen zijn? Dat zal niet zoo lang duren, want voor zoover ik heb kunnen nagaan, zijn er verschillende vereenigingen, wien het, als deze toestand wordt aangenomen, nu een 4600.- zal kosten ik noem maar een getal en waar de batige saldi omstreeks 14.000.zijn, zal natuurlijk die nieuwe toestand maar 3 jaar kunnen duren, dan zijn de gelden op. In dat verband en ook in verband met een zinsnede, die voorkomt op bladzijde 2 van het voorstel, zou ik de vraag willen stellen hoe komt het dan zullen, als die gelden verdwenen zijn, de eventueele tekorten ten laste komen van de gemeente Eén zinsnede uit het voorstel geeft er aanleiding toe om dat te denken; deze is aldus luidende „Voor zoover de mindere huuropbrengst niet door het Rijk wordt vergoed en niet uit aanwezige saldi kan worden gevonden, zal deze ten laste van de ge meente behooren te komen, daar laatstgenoemde borg is voor de rente en aflossing van de leeningen die aan de vereenigingen zijn verstrekt." Wanneer ik dat goed lees, dan ligt daarin opgesloten dat straks, als die batige saldi verdwenen zijn, meerdere tekorten ten laste van de gemeente zullen komen. Wij hebben ons dus voor te stellen, dat dit in vergelijking met de jaren, die zullen komen, nog een vrij gunstige toestand is. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof, hoe waardeerend ik ook sta tegenover den arbeid van de contactcom missie, ik geloof toch, dat bij het bepalen van de huur zoo zie ik het althans één factor vergeten is. Dat is n.l. deze, dat niet voldoende rekening is gehouden met de inkomsten van verschillende personen, bewo nende onderscheidene perceelen. Zoo is het mij b.v. opgevallen dit komt voor onder 2 van het voorstel dat er van het complex van 39 woningen aan de Jacob Binckesstraat slechts 10 zijn, die voor verlaging in aan merking komen. Ik heb in de stukken niet kunnen vin den waarom aldus een zoodanige nieuwe toestand ge schapen zal worden. Mijnheer de Voorzitter, ik zou in dit verband nog een derde of vierde opmerking willen maken, n.l. deze, dat het ook nü al weer gebleken is dat de gemeente door het bouwen van vele woningen in een eigenaardig moeilijk parket komt. Mag ik daaruit de conclusie trek ken dat ook het college van oordeel is, dat er de eerste jaren geen aanleiding zal wezen voor de gemeente om nieuwe huizen te bouwen, voor welken stand dan ook, dan ga ik daar volkomen mee accoord. Ik geloof dat de toestand ten opzichte van het bouwen van nieuwe woningen, voor welke groep dan ook, op het oogenblik zoodanig is, dat daartoe absoluut geen aanleiding is. omdat ook uit dit voorstel duidelijk blijkt dat in den toestand, dien wij op het oogenblik beleven, de ge meente ik wil het woord liever niet gebruiken, maar een ander schiet mij thans niet te binnen niet kan concurreeren met particulieren. Ik weet wel dat de toe stand zich de laatste twee jaren heeft gewijzigd, maar het blijkt toch dat velen uit de gemeentewoningen gaan naar den Westkant van de stad, waar door particu lieren vele woningen worden gebouwd. Daarom zou ik deze vraag willen stellen of, waar het een bekend feit is dat de gemeentewerklieden in den tegenwoordigen tijd woningen koopen, het Gemeentebestuur, als er een dergelijke aanvraag mocht komen, daaraan gevolg denkt te geven. Op één ding zou ik nog graag een antwoord hebben, n.l. waar ik heb gezegd dat ik niet recht heb begrepen waarom het college van Burgemeester en Wethouders zóó laat ik zeg niet te laat bij den Raad komt met dit voorstel. Ik dank U. Alleen wil ik nog deze op merking maken dat, wanneer ik beweer dat het voorstel te laat is, ik daarmee bedoel, dat ik natuurlijk gaarne zou hebben gezien dat voor alle woningen die verlaging van de huur op 12 Mei in zou gaan. Nu is het mij op gevallen dat ten opzichte van de 60 woningen aan de Marssumerstraat die zinsnede wél voorkomt dat de reductie ingaat op 12 Mei, maar dat dit niet het geval is ten opzichte van de andere woningen. In verband nu met mijn opmerking, waarbij ik constateer dat dit voor stel te laat is gekomen, zou ik willen vragen wanneer gaat voor die andere perceelen deze verlaging van de huur in De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik had anders niet veel behoefte om naar aanleiding van deze kwestie het woord te voeren, maar nu de heer Terpstra heeft gesproken en zeer zeker aanstonds van de zijde van Burgemeester en Wethouders wel zal worden be antwoord, meen ik toch goed te doen op één feit de aan dacht te vestigen en wel waar de heer Terpstra zegt dat uit dezen gang van zaken blijkt, dat de gemeente niet met het vrije bedrijf kan concurreeren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 6