162 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat wanneer de heer Terpstra dat zoo zegt, hij dan daarmee m. i. toch eenigszins blijk geeft dat hij den gang van zaken, waar wij op het oogenblik voor staan, niet goed heeft be grepen. De zaak staat er toch zoo voor. dat deze heele kwestie een gevolg is van het feit, dat deze woningen, waarover de huurverlaging gaat, gebouwd zijn in een tijdperk, waarin het particuliere bedrijf niet bouwde, omdat er geen winst te maken was en waarin de ge meenschap moest bouwen, omdat zij moest zorgen dat er woningen kwamen, doordat het vrije bedrijf dit niet deed. In het algemeen wil ik wel zeggen dat als goede regel mag worden aanvaard dat voor woningen, die worden daargesteld, door wie dan ook, wanneer zij door valide personen worden gehuurd, dan ook de kostprijs of de volle huurprijs wordt betaald. Maar wij weten ook, dat in de laatste oorlogsjaren en in de jaren daarna door verschillende omstandigheden de prijzen van de grond stoffen zoodanig waren gestegen, dat het niet mogelijk was woningen daar te stellen voor een prijs, waarvoor een valide arbeider zoo'n woning kon huren uit de inkomsten die hij toen genoot. De gemeenschap moest toen evenwel tóch bouwen, omdat het particulier bedrijf het niet kon doen, omdat dit alleen om de winst gaat bouwen en die was niet te halen en vandaar, dat er toen tè dure woningen voor de menschen zijn gebouwd. Dat is een feit en vandaar dan ook dat er een toeslag op de huren werd gegeven, waarvan werd gedragen door het Rijk en Y door de gemeente. Wanneer nu indertijd was ingegaan op het voorstel van den Nationalen Woningraad, die indertijd aan de Regeering heeft voorgesteld: ga opnieuw de woningen taxeeren en neem dan de duurdere onkosten, die door de oorlogsjaren zijn veroorzaakt, als verliespost voor Uw rekening, dan hadden wij op dit oogenblik, als de Regeering dien verliespost voor haar rekening had ge nomen, evenals zij dat heeft gedaan met andere verlies posten, die door den oorlog zijn veroorzaakt, niet voor dit feit gestaan. Dan hadden de huren van de woningen hier op een basis gestaan, die door de valide arbeiders zouden kunnen worden betaald. Nu zijn van de woningen, die het vrije bedrijf thans gaat bouwen, de bouwkosten zoo bepaald, dat het vrije bedrijf meer moderne woningen kan bouwen tegen de zelfde bouwkosten als die van de v/oningvereenigingen en van de gemeente, wanneer deze woningen opnieuw waren getaxeerd. Door het dalen van de bouwkosten en andere omstandigheden is het dus niet meer mogelijk dat de gemeente en de vereenigingen met hunne wo ningen tegen de anderen kunnen concurreeren. Maar dat is niet een gevolg van het feit dat de gemeente en de vereenigingen als zoodanig hebben gebouwd, want als er toen door particulieren was gebouwd, dan hadden die nu diezelfde huurprijzen óók niet meer kunnen be dingen. Als men hier dus spreekt van concurrentie, dan is dat niet een zuiver woord. Deze woningen moesten er komen, omdat er indertijd noodig gebouwd moest worden en ómdat ze toen gebouwd moesten worden, moesten deze woningen te duur worden. Als gevolg van de lagere loonen en van de lagere grondstofprijzen is het nu niet mogelijk dat de gemeente en de vereeni gingen kunnen concurreeren en vandaar, dat wij op het oogenblik de huren moeten verlagen. Doen wij dat niet, dan loopen onze woningen nog veel meer leeg, dan gaan er nog veel meer menschen over naar de woningen uit het vrije bedrijf. Wij moeten hier van twee kwaden het minst kwade kiezen: óf een groot aantal woningen leeg laten staan, óf een groot bedrag van de huur afnemen. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Voornamelijk naar aanleiding van datgene, waarover de heer Muller het woord heeft gevoerd zou ik wel een enkele vraag willen stellen. Ik heb ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het invoeren van een verlaging gelezen en nu komt bij mij deze vraag naar voren: de contactcommissie zal de zaak wel goed hebben bezien, maar is de voorgestelde verlaging van dien aard, dat de woningen, alsdan te huur komende, dan voor deze prijzen verhuurbaar zijn Gaat deze verlaging wel ver genoeg Ten opzichte van enkele complexen wil ik wel zeggen dat ik daar niet zoo heel rustig over ben: ik vermoed niet dat deze verlaging aanleiding zal wezen dat die woningen rechtstreeks zullen worden betrokken. In dat verband zou ik ook het volgende willen zeggen. Er is hier genoemd de concurrentie tusschen het vrije bedrijf en de gemeente; ik zou nu willen vragen wat de huurprijs is van de laatste vijf woningen van de ge meente aan de Landbuurt, waarvan de bouw nog voor zeer korten tijd is voorgesteld. Wethouder De Vries heeft toen toegezegd dat de huur hoogstens 4.<zou bedragen of 3.80 en ik heb toen gezegd dat, als de huur niet hooger werd dan 4. dan mijn bezwaar was vervallen. Ik zou nu de vraag willen doen: wat doen die vijf woningen voor huur, opdat wij aan de practijk kunnen toetsen of de gemeente kan concur reeren met het vrije bedrijf. Ik geloof zooals wij die zaak hier voor ons hebben, dat wij hiertoe wel aan leiding hebben, maar goed bezien blijkt ook dat de ge meente een knappe aderlating krijgt door den bouw van gemeentewoningen. Het is er nu niet de goede tijd voor. maar toch meen ik dat wij moeten trachten van den gemeentebouw af te komen, ook van de bestaande gemeentewoningen. Misschien zal dat direct voor de gemeente een beduidende strop zijn, maar anders zal het in de toekomst, zou ik zeggen, steeds een schadepost voor de gemeente blijven en dus moeten wij daar zien af te komen. Ik zou het college dan ook in overweging willen geven een weg te zoeken om van die woningen af te komen; ik kan het niet anders zien dan dat die bouw steeds een strop voor de gemeente is geweest. In verband hiermee zou ik nog iets willen vragen. Wij hebben het hier het vorig jaar dat gaat betrek kelijk buiten deze zaak om ook gehad over het huis. bewoond door Dubois aan de Kanaalstraat. Dat is toen voor één jaar weer verhuurd voor een verlaagde-, maar toch nog beduidende huursom. Ik zou nu willen vragen: is dat huis nü ook weer verhuurd en zoo neen. wat zal dan daarmee nu gedaan worden Ik meende deze vragen te moeten stellen. Ik wil het hierbij laten, maar juist in verband met wat de heer Muller naar voren brengt over het vrije bedrijf en den gemeentelijken bouw, zou ik willen vragen, wat voor huur die vijf woningen zullen doen dan kunnen wij zien hoe het is. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou willen vragen of het ook in de bedoeling ligt om van de overige 31 woningen aan de Jacob Binckesstraat den huurprijs eenigszins te verlagen. Deze bedraagt ongeveer 230.— nu worden daar wel de hoogere huren en misschien is dat wel redelijk verlaagd, maar van de andere 31 woningen blijft de huur 230.'Is het ook de bedoeling dat die huur wordt verlaagd De volgende vraag, die ik zou willen stellen is deze: beginnen wij met de verschillende wijzigingen van de begrooting voor 1933 niet zoo langzamerhand met een tekort op die begrooting te werken Ik heb hier ver schillende voorstellen genoteerd, die in den loop van den tijd zijn aangenomen en die alle buiten de begroo ting om gaan. Ik zou daaromtrent wel eenige inlich tingen willen hebben. De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb uit de stukken gezien, dat van eenige woningen en wel speciaal betreffende eenige typen in de Cammingha- straat, de huren tusschentijds eenigszins zijn verlaagd, omdat Burgemeester en Wethouders er van overtuigd waren dat die woningen te hoog waren geclasseerd. Daarom zijn de huren van de typen D en E verlaagd Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. 163 van 33.60 tot 29.50. Dat besluit van Burgemeester en Wethouders dateert meen ik van 20 of 23 Februari, op dien datum is door het college aan de bewoners mede- deeling gedaan van die lagere classeering, onder ver melding dat die verlaging op 12 Mei zou ingaan. Nu is mijn vraag of de billijkheid niet meebrengt, waar Bur gemeester en Wethouders zelf in Februari er reeds van overtuigd waren dat die huur te hoog was. dat deze verlaging niet ingaat op 12 Mei, maar op 12 Februari en of gedurende deze 3 maanden voor die woningen niet een hoogere huur is betaald dan zij volgens het standpunt van Burgemeester en Wethouders zelf moe ten opbrengen. De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. Ik had anders het woord niet over deze zaak gevraagd, omdat ik meen dat de verlaging, die op het oogenblik aan de orde is, zeer zeker goed onder de oogen zal zijn gezien door de contactcommissie en omdat het moeilijk is voor ieder, die niet precies de zaak kan bestudeeren, om na te gaan of alles wel juist is. Nu wordt hier echter zoo terloops en er zoo tusschen door een poging gedaan om over den geheelen ge meentelijken woningbouw een besluit te nemen; eener- zijds wordt er gezegd: in de tegenwoordige omstandig heden ziet het er niet zoo naar uit om daarmee door te gaan en in anderen zin wordt Burgemeester en Wet houders gevraagd om bij wat wij nu beleven ook in de toekomst niet meer te bouwen. Nu weet ik niet in hoe verre het college van Burgemeester en Wethouders met koffiedik zal kunnen werken, maar het blijkt wel dat de heer Terpstra e, a. tegelijk voorgoed vonnis willen vellen over gemeentewoningbouw en vragen: hoe zal de toekomst er uit zien Het is mij opgevallen dat uit sluitend hier de materieele kant van de zaak wordt be keken; men spreekt maar van concurrentie en concur rentie, terwijl men daarbij alle andere zaken er buiten laat. Ik wil het hierbij laten, om te trachten daarmee de discussies zoo te leiden, dat hier niet incidenteel ge sproken wordt over de nuttigheid en noodzakelijkheid van gemeentelijken woningbouw. Naar mijn meening moet men niet deze gelegenheid aangrijpen om zoo den gemeentelijken woningbouw een knauw te geven, maar is dat een zaak die men straks, als weer woningbouw wordt voorgesteld, opnieuw onder de oogen kan zien. De heer Stobbe: Mijnheer de Voorzitter. Er is door den heer Terpstra op gewezen dat de administrateur van het Woningbedrijf in zijn verslag over 1931 heeft opgemerkt dat woningen in een bepaalde buurt z. i. moesten worden opgeknapt, omdat ze dan beter verhuur baar zouden zijn. Ik meen goed te doen een opmerking te maken in dezelfde richting wat betreft de woningen van ,,Ons Belang". Ik heb herhaaldelijk die zaak eens nagezien en ik ben tot de conclusie gekomen dat die woningen in een buitengewoon slechten toestand komen te verkeeren. Ze verzakken hier en daar en als men er bij langs kijkt, slingert het allemaal langs de straat; niet als een gordel van smaragd", maar de goten geven het gebrek wel aan. De kwaal zit echter niet bij de goot, maar diep in den grond en ik ben tot de con clusie gekomen, dat men straks voor het herstellen van die woningen diep in de beurs zal moeten tasten. Is het college niet van oordeel dat het bestuur van die ver- eeniging er op gewezen moet worden dat die woningen inderdaad moeten worden opgeknapt? Want ik vrees ernstig dat, ook als de huurprijzen worden verlaagd, men toch die woningen zoo niet kan laten bewonen. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. In de eerste plaats heeft de heer Terpstra ge vraagd hoe het komt, dat alleen voor de woningen bij de Marssumerstraat de huurverlaging op 12 Mei ingaat. Ik wil er den heer Terpstra direct op wijzen dat ik dat in de stukken niet kan vinden, n.l. dat de verlaging voor de woningen bij de Marssumerstraat op 12 Mei zou ingaan. Er is wel sprake van een hergroepeering van enkele woningtypen van ,,Ons Belang", n.l. van de typen D en E, die de heer Van Kollem heeft te berde gebracht. Dat besluit is van Februari en dat die nieuwe groepeering op 12 Mei zou ingaan is het eenige, wat over den datum van 12 Mei in de stukken staat. Ik wil er den heer Van Kollem meteen op wijzen dat dit inder daad het geval is; Burgemeester en Wethouders hebben dat besluit in Februari genomen en zij meenden, waar het hier een jaarhuur betreft, dat het 't beste zou zijn de huur te wijzigen, wanneer het nieuwe contract zou ingaan en dat was op 12 Mei. Op dien grond is het zoo aangenomen en Burgemeester en Wethouders hebben gemeend, dat dit de beste maatstaf zou zijn. Om nu weer bij den heer Terpstra terug te komen, deze heeft er voorts op gewezen dat naar zijn meening de huurverlaging niet tijdig is aangevat. Hij is van meening, waar er al in 1930 is aangedrongen op wijzi ging van de woningen, omdat ze zoo slecht verhuurbaar zouden zijn en waar die aandrang in 1931 weer is her haald, dat het nu tijd was geweest om de zaak voor 12 Mei in orde te brengen. Ik meen er op te moeten wijzen, dat de behandeling van de begrooting, dienst 1933, in het laatst van December 1932 heeft plaats ge had en dat er toen door den Raad ook is stilgestaan bij de wijze van verhuring, enz. van de woningen, die ge bouwd zijn door de bouwvereenigingen met geld uit de overheidskassen. Er is toen van de zijde van het college de mededeeling gedaan en toegezegd, dat men zou trachten samenwerking te bewerkstelligen tusschen de bouwvereenigingen en het Gemeentebestuur. Daartoe zijn pogingen gedaan en deze zijn geslaagd in dezen zin, dat er is tot stand gekomen een z.g. contactcom missie. een commissie die zich tot taak stelt het contact tusschen de bouwvereenigingen en het Gemeentebe stuur zoo mogelijk te verbeteren en te onderhouden. Deze commissie is daarna verder aan het werk gegaan en het spreekt vanzelf, waar de hier bedoelde maat regelen na de begrooting moesten worden genomen, dat daar eenigen tijd mee gemoeid is geweest. Nu was het inderdaad beter geweest dat deze huur verlaging eenige weken voor Mei tot stand was ge komen, wij erkennen dat gaarne, maar de tijd daartoe heeft ons ontbroken. Ec is met den meest mogelijken spoed gehandeld en het resultaat ligt thans voor ons. De heer Terpstra heeft voorts opgemerkt, dat de gemeente niet kan concurreeren met de particuliere bouwers. Ik ben van meening dat de zaak op die wijze niet gesteld mag worden. Het is indertijd zoo gegaan, dat de gemeente genoodzaakt was woningen te bouwen. Dat was tijdens den oorlog, maar ook in de eerste jaren na den oorlog. Er is toen nog al wat aan woningbouw gedaan en het is bekend, dat de kostprijs van de wo ningen toen belangrijk hooger was dan op dit moment. Nu is juist dat verschil in kostprijs aanleiding dat de woningen, die in dien tijd zijn gebouwd, op het oogen blik minder goed te verhuren zijn, omdat van de wo ningen, die den laatsten tijd worden gebouwd, in de eerste plaats de kostprijs veel lager is en zij in de tweede plaats moderner worden ingericht. De thans gebouwde woningen voldoen aan de eischen van dezen tijd en het ligt voor de hand dat de menschen daarop letten. Zij letten ook op de huur, maar vooral op het uiterlijk aan zien en de indeeling van de woningen en vandaar dat er nog al eenige trek is uit de woningen van de veree nigingen en van de gemeente. Wij staan nu op het oogenblik voor die feiten en het is daarom, dat Burgemeester en Wethouders hebben gemeend op het oogenblik aan de hand van die feiten te moeten komen met het voorstel, zooals dat is gefor muleerd door de contactcommissie, dat hier thans voor ons ligt. De totstandkoming daarvan is als volgt ge gaan. Wij hebben in de eerste plaats gekregen een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 7