164
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933.
165
schema, dat is opgemaakt door het Woningbedrijf van
de gemeente; dit heeft als basis gediend bij de behan
deling in de contactcommissie en volgens die basis is
men daar te werk gegaan bij het bepalen van de huren
der woningen van de verschillende vereenigingen. Nu
is het van het grootste belang, zooals ook bij de behan
deling van de begrooting is gebleken, dat er zooveel
mogelijk overeenstemming is bij de verschillende ver
huringen; ik bedoel, dat de verhouding tusschen de
huren der woningen van de diverse woningvereenigingen
en van de gemeente zoo goed mogelijk is, zoodat niet
de eene vereeniging met haar huren aan den hoogen
kant is en de andere aan den lagen kant. Daarnaar is
dan ook door de contactcommissie zoo goed mogelijk
gestreefd en ik meen dat het resultaat vrij goed is
geworden.
Er is verder de opmerking gemaakt of de verlaging,
die op het oogenblik wordt voorgesteld, wel voldoende
is. Natuurlijk moeten wij dat even afwachten. Het is
wel gebleken dat den laatsten tijd het aantal leegstaande
woningen van vereenigingen en gemeente iets is ver
minderd; op 12 Mei stonden er nog ruim 100 woningen
leeg en vandaag nog 90. Het aantal leegstaande wonin
gen is dus deze maand reeds verminderd en als nu be
kend is dat deze huurverlaging op een bepaald tijdstip
zal ingaan, heb ik goede hoop dat dit aantal belangrijk
zal verminderen.
In de commissie is ook de opmerking gemaakt: ingang
van de huurverlaging op 12 Mei zal bezwaarlijk gaan,
omdat het voorstel niet voor 12 Mei bij den Raad aan
de orde kan worden gesteld, maar wel meende de
contactcommissie dat het van belang zou zijn, de huur
verlaging te doen ingaan op den eersten Maandag, na
dat het door den Raad genomen besluit officiéél be
krachtigd is. Dat is ook de bedoeling van het college
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Terpstra heeft verder opgemerkt, dat de
concurrentie met particulieren door de gemeente niet
is vol te houden, maar de omstandigheden waren ook
zoo verschillend. Destijds moest er door de gemeente
gebouwd worden trots het feit, dat de materiaalprijzen
schromelijk duur waren en op het oogenblik is het zoo,
dat die prijzen veel lager zijn geworden. Men heeft
daardoor ook een belangrijk verschil in kostprijs ge
kregen tusschen toen en nu en dat is op dit moment
wel van grooten invloed.
De heer Van der Schoot heeft daar ook wat van
gezegd naar aanleiding van wat de heer Muller heeft
opgemerkt en hij heeft gevraagd of deze verlaging wel
voldoende is. Dat is op het oogenblik niet te bepalen,
maar ik meen wel, als die verlaging wordt ingevoerd,
dat zij een zeer goeden invloed zal hebben op het ver
huren van de woningen.
Verder is door den heer Van der Schoot de huurprijs
gevraagd van de vijf woningen aan de Landbuurt. die
nog niet klaar zijn, maar wel vrij spoedig klaar komen.
Die huurprijs is door Burgemeester en Wethouders be
paald op 4.40 per woning.
Dan heeft de heer Van der Schoot ook nog de op
merking gemaakt of het niet van belang zou zijn om
tc trachten zoo gauw mogelijk van den gemeentelijken
woningbouw af te komen. Dat zal echter niet zoo gauw
gaan. Er zijn hier al bouwvereenigingen, die wel graag
hun woningen aan de gemeente willen overdoen zij
loopen zoo vast en zij hebben zoozeer het Gemeente
bestuur noodig, dat zij hunkeren naar het tijdstip, dat
de gemeente ze dan verder exploiteert. Ik geloof ook
dat het in die richting zal moeten gaan; de gemeente
draait tóch voor alles op, alle tekorten en stroppen
moeten tóch door de gemeente worden betaald en dan
ben ik van meening, dat de beste wijze van exploitatie
is, als de bouwvereeniging toch hopeloos vastloopt met
de exploitatie, dat de gemeente de woningen maar over
neemt.
De heer Van der Schoot heeft ook nog gevraagd
naar de woning boven de brugwachterswoning bij de
eerste Kanaalsbrug. Ik kan mededeelen dat die woning
op het oogenblik niet verhuurd is, maar dat die in huur
verkrijgbaar is tegen den huurprijs, die door den Raad
zelf is vastgesteld.
De heer Buiel heeft gevraagd naar de 39 woningen
aan de Jacob Binckesstraat. Van de 39 woningen aan
de Jacob Binckesstraat komen er op het oogenblik 8
voor verlaging in aanmerking, maar de overigen niet.
De zaak is, ook wat dit plan betreft, zeer uitvoerig be
handeld in de commissie. De contactcommissie bestaat
uit vertegenwoordigers van de gemeente en van de
diverse bouwvereenigingen, allen menschen, die bekend
zijn op dit terrein en de commissie heeft er zich accoord
mee verklaard dat die overige 31 woningen niet in
huurprijs werden verlaagd, omdat ze ook zoo nog wel
verhuurbaar zijn. Dat was hierbij de maatstaf; het ging
er in de eerste plaats om of alle woningen verhuurbaar
waren en waar er van de gemeente en van de veree
nigingen een groot deel van de woningen leeg staat,
was het dus in de eerste plaats noodig om na te gaan
hoe de commissie maatregelen kon treffen en wel op
de meest doelmatige wijze om te bereiken, dat die wo
ningen weer verhuurd konden worden.
De heer Buiel heeft verder gevraagd uit welken be-
grootingspost het bedrag der voorgestelde verlaging
gedekt kan worden, maar ik geloof dat de heer Rit
meester daarop wel zal antwoorden.
Ten slotte de opmerking van den heer Stobbe. Hij
heeft gezegd dat de woningen van ,,Ons Belang" in zeer
slechten toestand verkeeren en dat het bestuur van die
vereeniging daar naar zijn meening op dient te worden
gewezen. De zaak is echter zoo, dat bestuur wordt er
wel op gewezen dat het beter op het onderhoud moet
toezien, maar ik geloof dat dit juist een van de veree
nigingen is, waarvan het noodzakelijk wordt dat binnen
niet te langen tijd de gemeente hare woningen over
neemt, om te zorgen dat de zaak zoo goed mogelijk
loopt en dat het onderhoud plaats heeft zooals dat
noodig is.
Ik geloof dat ik hiermee, waar het voorstel zelf als
zoodanig niet in bespreking is geweest, de verschil
lende vragen en opmerkingen heb beantwoord.
De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor
zitter. In den aanbiedingsbrief van Burgemeester en
Wethouders is een bedrag genoemd van 10.774.05,
dat de gemeente als gevolg hiervan zal moeten dekken
en nu zegt de heer Buiel hoe zal men dat op de be
grooting voor 1933 verrekenen Ik zou willen opmer
ken, dat wij voorloopig niet kunnen zeggen hoe dat zal
gebeuren. De Raad weet dat het bedrag, dat hier is
genoemd, het tekort uitmaakt over een vol jaar en als wij
dus gewoon over dit jaar het tekort gaan berekenen,
zal men tot de erkenning komen dat het tekort over dit
jaar minder zou zijn. Maar de kwestie hangt ook samen
met de boekjaren van de verschillende bouwblokken,
terwijl het op het oogenblik ook in verband met de ver
rekening met het Rijk niet nauwkeurig is te zeggen hoe
groot het tekort dit jaar zal zijn. V/ij zouden dus op
het oogenblik niet kunnen komen met een voorstel tot
begrootingswijziging, omdat de berekening samenhangt
met die dingen.
Ik wil er in dit verband den Raad ook op wijzen dat,
zooals wij zien, de totale huurverlaging boven de
28.000.— uitgaat. Dit wil zeggen, ais ik aanneem dat
de gemeente van de personeele belasting ontvangt de
hoofdsom en 100 gemeentelijke opcenten, dat hieruit
ook een mindere opbrengst van 5000.— van de per
soneele belasting zal voortvloeien. Zoo kan ik de zaak
eenvoudig stellen, daarbij dan echter uitgaande van de
veronderstelling, dat het verlies door leegstaande wo
ningen ook nog niet wordt vergroot. Wij moeten dus
in elk geval rekening houden met die feiten, ook al is
dat dan voor dit jaar niet van belang.
Verder zou ik den Raad willen adviseeren om op het
oogenblik dit voorstel aan te nemen; wij zitten in het
schuitje en wij moeten nu eenmaal dien kant uit.
De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
gaarne beginnen met de erkenning, dat in het stuk, dat
op dit oogenblik mij van de tafel van Burgemeester en
Wethouders is ter hand gesteld geworden, die opmer
king van mij niet voorkomt. Maar dat is voor mij geen
bewijs, waardoor ik overtuigd ben dat ik een fout heb
gemaakt, want naast het stuk, dat ik op het oogenblik
in handen heb, kwam een soortgelijk stuk in de porte
feuille voor en juist uit dat tweede soortgelijke stuk
heb ik een zinsnede overgeschreven. Die zinsnede is
aldus luidende; zij is van den bekenden Directeur-Gene
raal van de Volksgezondheid ik geloof dat dit de
titel is en deze wijst er in die zinsnede op
,,dat de verschillen tusschen de minimum huren
der complexen van 60 gemeentewoningen en 68 wo
ningen van ,,Ons Belang" en de voorgestelde huren
door Uwe gemeente moeten worden bijgepast."
De heer Muller: Dat is van de Regeering
De heer Terpstra: Van wie dat is laat mij betrek
kelijk koud, of dat van De Geer is of van Aalberse
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Van de Re-
geering.
De heer Terpstra: O, van de Regeering.
En bij die zinsnede of onder die zinsnede staat, dat
die verlaging met 12 Mei is ingegaan
De heer Ritmeester (wethouder) toont den heer
Terpstra een van de stukken.
De heer Terpstra: Neen. dat is niet hetzelfde stuk.
Misschien mag ik na de vergadering wel even de gele
genheid hebben, mijnheer de Voorzitter, om dat tweede
gelijksoortige stuk in te zien; dan zullen wij kunnen zien
of het juist is wat ik zeg.
Over de eigenlijke kwestie zal ik mij niet verder uit
laten; primair heb ik gezegd dat ik met het voorstel
accoord ging, dus ik heb dat buiten het debat gebracht.
Wat de heer Muller heeft gezegd omtrent het oogen
blik, dat er wel degelijk gemeentewoningen moesten
worden gebouwd, is een kwestie, die betrekking heeft
op een ouden toestand, dien wij al bijna vergeten zijn
en ómdat wij die al bijna vergeten zijn, spreken we daar
niet meer over. Ik heb het echter gehad over den
nieuwen toestand en dan zie ik geen aanleiding om van
gemeentewege mee te werken aan den bouw van ge
meentewoningen, indien daartoe de uiterste noodzaak
niet blijkt.
Dan spijt het mij, dat de heer IJtsma zich zoo buiten
gewoon gevoelig heeft betoond. Ik ben dat nog niet van
hem gewend, maar ik zal daar in het vervolg rekening
mee houden. Ik heb niet aan dit of dat gedacht, maar
ik heb mijn meening weergegeven, zooals ik het alge
meen belang zie. En dan kan ik het niet anders zien,
dan dat wij er ons op het oogenblik over konden ver
heugen als wij niet in het bezit waren van gemeente
woningen.
Het heeft mij ten zeerste verblijd dat de wethouder
van Openbare Werken heeft erkend, dat dit voorstel
te laat is. Daar was het mij juist om te doen om daarop
te wijzen en ik ben daarom dankbaar voor die erken
ning.
Ik ben eveneens dankbaar voor de mededeeling,
welke hij heeft gedaan, dat op den eersten Maandag
na de bekrachtiging van dit dan hopelijk door den Raad
goedgekeurde voorstel de verlaging zal ingaan. En
eveneens heb ik mij verblijd over de conclusie, die de
heer De Boer heeft getrokken, als hij zegt dat er op
het oogenblik bouwvereenigingen zijn, die graag zagen
dat hunne woningen maar aan de gemeente werden
overgedragen. Maar daar ging het van onze zijde niet
om; van onze zijde ging het niet over de woningveree
nigingen, maar over het feit dat, als wij zien naar den
bouw van particulieren, dezen dan op het oogenblik
minstens even goed, ja zeer waarschijnlijk in 90 van de
100 gevallen goedkooper kunnen bouwen dan de ge
meente. Daarin ligt voor ons een reden om, voorloopig
althans, bij het eenmaal door ons ingenomen standpunt
te volharden.
Dan heeft het mijn aandacht getrokken, dat van
zekere zijde weder de arbeidersbeweging hierbij betrok
ken is. Dat was absoluut niet noodzakelijk, want de
verlaging van de huren, die op het oogenblik wordt
voorgesteld door het geachte college, betreft niet de
werkliedenwoningen, maar in de eerste plaats de duur
dere woningen. Dus de opmerking over de huren heeft
absoluut niet te maken met wat de heer Muller, die de
woordvoerder van de overzijde was
De heer Muller: Wat heb ik dan gezegd
De heer Terpstra: Als U goed luistert, dan zult U
hooren wat ik heb gezegd
De heer Muller: Neen, wat ik heb gezegd.
De heer Terpstra: Dat was juist zoo verkeerd, want
U hebt de werkliedenwoningen hierbij gebracht en daar
is geen sprake van, want het eerste gedeelte van het
voorstel betreft juist niet de werkmanswoningen, maar
de burgerhuizen. Dat kunt U lezen mijnheer de
Voorzitter, ik mag dit wel even via U aan den heer
Muller zeggen dat kunt U lezen in de verschillende
verslagen. De verlagingen betreffen niet de werklieden
woningen maar de middenstandswoningen
De heer Koopal: Neen
De heer Terpstra: Dat kunt U lezen in deze verslagen
en daarom moet ik daartegen protesteeren. Daaruit trek
ik de conclusie dat de heeren ten onrechte ik wil het
woord niet gebruiken, maar ik denk er wel aan de
politiek hier weer bij hebben gehaald.
De Voorzitter Naar aanleiding van wat de heer
Terpstra heeft gezegd, zou ik den heer Terpstra het
geheele dossier willen geven. Dan kan de heer Terpstra
zoo meteen openlijk verklaren wie gelijk heeft en wie
ongelijk heeft. Dat lijkt mij beter dan dat die verklaring
na de vergadering komt; voorloopig toch staan wij in
dezen nog verkeerd aangeschreven.
De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Juist in ver
band met hetgeen de heer Terpstra in zijn laatste rede
heeft gezegd, wilde ik er even op wijzen, dat de heer
De Boer hier uitdrukkelijk heeft gezegd dat de maat
regelen. waarover thans beslist moet worden, speciaal
maatregelen zijn om het verhuren van de woningen te
bevorderen. Daar blijkt dus uit dat de oorzaak der
huurverlaging niet voorkomt uit een of ander sociaal
belang, maar dat een dergelijk belang hier toevallig
mee gepaard gaat, doch dit met de voorgestelde huur
verlaging niets te maken heeft.
De heer Van Kollem: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil
toch nog een enkele opmerking maken over hetgeen ik
zooeven heb naar voren gebracht. Ik kan tot mijn spijt
niet zeggen dat het antwoord van den wethouder mij
heeft bevredigd. Ik heb gevraagd of de billijkheid niet
meebrengt dat de huurverlaging, die aan de bepaalde
woningen, waarover ik het had, is te beurt gevallen,
ingaat op 12 Februari in plaats van op 12 Mei. Het
betreft hier toch geen gewone verlaging, maar het is