166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. meer een verlaging naar aanleiding van het feit dat Burgemeester en Wethouders hebben geconstateerd dat deze woningen te hoog waren geclasseerd. Daaruit vloeit voort dat, strikt genomen, vroeger voor die wo ningen te veel huur is betaald. Ik heb nu geen aanlei ding om daar dieper op door te gaan, maar als er een besluit van Burgemeester en Wethouders is gevallen, waarbij die woningen lager zijn geclasseerd, dan vind ik het niet goed om daarna nog de oude huur te laten doorbetalen. Dat acht ik een onbillijkheid en daarom vraag ik voor die panden deze huurverlaging te laten ingaan op 12 Februari. Het argument dat het jaarwo ningen zijn kan ik niet aanvaarden, want ook bij de woningen, genoemd in dit voorstel, zijn jaarwoningen en daarvan zullen thans de huren volgenden Maandag worden verlaagd, dus ook midden in het jaar. Ik voor mij voel dat meer de billijkheid wordt betracht, wan neer van de door mij bedoelde woningen de huur met ingang van 12 Februari wordt verlaagd, juist omdat Burgemeester en Wethouders toen gebleken is, dat zij een te hoog classement hadden en daarom ben ik van meening, dat alsnog dient te worden vastgesteld dat die verlaging zal ingaan op 12 Februari. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik moet op twee dingen, die de heer Terpstra heeft gezegd, nog even ingaan. In de eerste plaats heeft de heer Terpstra gezegd, dat nu toch wel gebleken is dat particulieren goedkooper kunnen bouwen dan de gemeente De heer Terpstra: Nu De heer Muller: Nu drukt de heer Terpstra op nu, maar als ik op het oogenblik den heer Terpstra zou vragen kunt U dat ook bewijzen dan zou hij daar misschien heel wat werk van hebben. Ik zou dan ook deze vraag aan den heer Terpstra willen stellen om dat zoo te zeggen, doet er niet veel toe, maar als U dat zegt moet U ook trachten dat te bewijzen. Ik zou dan ook gaarne den heer Terpstra nog de gelegenheid geven van hem aan te hooren de bewijzen, die hij er voor heeft dat het inderdaad juist is dat de gemeente niet zoo ge schikt kan bouwen als particulieren dat kunnen. In de tweede plaats tracht de heer Terpstra ons nu in de schoenen te schuiven dat de politiek er door ons is bijgehaald en deze zou dan schuilen in het feit, dat ik heb gesproken over arbeiders. Ik was bekend met het feit, dat bij deze verlaging een aantal middenstands woningen betrokken zijn De heer KoopalEr is geen kwestie van midden standswoningen De heer Muller: Laten wij nu maar zeggen dat dit zoo is, laten wij den heer Terpstra maar de volle maat geven. Maar als wij nu zien naar de woningen van Volkshuisvesting, wat toch alle arbeiderswoningen zijn, evenals die van Patrimonium, van St. Joseph en van Beter Wonen en wij zien dat de huren van al die wo ningen worden verlaagd met die van de in dit voorstel genoemde woningen van de gemeente, dan moet men niet den schijn wekken alsof deze verlaging bijna uit sluitend middenstandswoningen betreft. Dat is een uit eenzetting van de zaak, die kant noch wal raakt, dat is een absoluut onjuiste uitdrukking. Als de heer Terp stra het zoo niet heeft bedoeld, dan had hij m. i. beter gedaan ten opzichte daarvan te zwijgen, want het gaat hier voor het overgroote deel over arbeiderswoningen van 5.— en daar beneden. De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Ik moet nog even terugkomen op het antwoord, dat de wethouder mij heeft gegeven. Op mijn eerste vraag of deze verlaging van huur wel voldoende zal zijn, meende de wethouder, in verband met wat daarover in de contactcommissie is besproken, dat dit wel zal gaan. Ik zal het daar nu maar bij laten. Maar ik moet ook nog even terugkomen op het bouwen door de gemeente en nu brengt de heer Muller wel iets over het parti culier initiatief naar voren; hij meent dat de gemeente beter kan bouwen dan het particulier initiatief en hij I vraagt dat de heer Terpstra de bewijzen zal leveren voor het tegendeel, maar ik heb een vraag gedaan aan f den wethouder over de huur van de nu pas door de i gemeente gebouwde woningen. Toen dat voorstel is gedaan, is hier in den Raad uitdrukkelijk de toezegging gedaan dat die woningen niet duurder zouden worden dan hoogstens 4.— en dat de huur vermoedelijk 3.80 of 3.90 zou bedragen. Nu blijkt echter in de practijk dat die huur 4.40 wordt en ik meen, dat daar ook nog 10 cent overheen komt, dus dan wordt het 4.50. Dat I is voor mij absoluut een tegenvaller De heer Koopal: De gemeente bouwt solide De heer Van der Schoot: De gemeente bouwt solide, maar U wilt daar toch niet mee zeggen, dat de parti culieren niet solide bouwen De heer Koopal: Nou, dan moet U maar eens bij mij komen De heer Van der SchootMisschien dat U in een verkeerden hoek woont, maar het blijkt toch wel dat de woningen, die door het particulier initiatief worden gebouwd, onmiddellijk worden verhuurd. En dan zou ik in antwoord op hetgeen de heer IJtsma heeft gezegd willen vragen: wie zijn er het meest mee gebaat dat er I woningen door particulieren worden gebouwd Ik zou I zeggen de menschen, omdat zij daar goedkooper terecht ;j kunnen dan bij de gemeente. Als wij dus de zaak wer- I kelijk willen dienen, dan moeten wij het particulier initiatief steunen, want de menschen kunnen daar heusch goedkooper terecht. Bij de gemeente betaalt men nog 4.50 voor deze woningen en nu zegt de heer Koopal wel dat de gemeente solide bouwt, maar deze huizen zijn absoluut niet beter dan die door particulieren worden gebouwd en die kosten nog geen 4. Op grond van die overwegingen heb ik gezegd dat de gemeente zooveel mogelijk met eigen bouw moet op houden. Het materiaal is wel allemaal veel goedkooper geworden, maar door de particulieren kan beter en I goedkooper worden gebouwd en dat is veel voordeeliger voor de inwoners van de gemeente Leeuwarden. Moet ik nog meer bewijzen geven Als U dat niet kunt ac cepteeren, dan is dat jammer voor U. Wij hebben nu gehoord dat de woning van Du Bois thans niet verhuurd is. Deze was verleden jaar verhuurd voor 9.50, maar op voorstel van den heer Van Kollem is toen besloten de huur maar voor één jaar te laten loopen in plaats van de woning voor 3 jaar te verhuren, zooals het voorstel van Burgemeester en Wethouders was. Uit het oogpunt dat de woning nu leeg staat, was I voor dat laatste toch wel iets te zeggen geweest. Ten opzichte van het laatste punt, waarover ik heb gesproken, zal ik thans geen voorstel er van maken, I maar ik geef Burgemeester en Wethouders toch in overweging het punt van den woningbouw eens ernstig te bekijken. De wethouder zegt: met den woningbouw loopt het vast en de gemeente zal de woningen van de vereenigingen wel moeten overnemen, maar ik zeg dat de gemeente er wel mee zal vastloopen. Daarom zeg ik: bezie de zaak ernstig en zie dat wij daar af komen, want daar zal ook de middenstand en de arbeider mee gediend zijn. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor- zitter, de heer Terpstra heeft er nog even op gewezen dat particulieren even goed en goedkooper kunnen bouwen dan de gemeente. Dit is wel een punt dat op Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Mei 1933. 167 het oogenblik niet in bespreking behoeft te komen, maar het is toch ook zoo, dat de particulieren zich bepalen tot het bouwen van een bepaald type van woningen. Zij komen niet beneden een bepaalden huur prijs; als er b.v. woningen gebouwd moesten worden van een huurprijs van ƒ3.— dan was er geen kans op dat particulieren daarmee zouden beginnen. De heer Muller heeft er al op gewezen dat deze huur verlaging alleen geldt voor woningen van vereenigingen en van de gemeente en dat dit grootendeels arbeiders woningen zijn. Van de Woningvereeniging Leeuwarden worden verschillende arbeiderswoningen door dezen maatregel verlaagd, ook de woningen van Volkshuis vesting aan de Merelstraat en de Kievitstraat enz. deelen in deze verlaging, evenals die van Patrimonium aan de Eillartstraat en bij de Warmoezenierstraat, wat toch ook allemaal arbeiderswoningen zijn. Hetzelfde geldt voor de woningen van St. Joseph. Dus uitsluitend mid denstandswoningen zijn het niet, maar juist in hoofdzaak arbeiderswoningen. De heer Van Kollem heeft opgemerkt dat de billijk heid meebrengt dat de hergroepeering van een paar bouwblokken van Ons Belang niet op 12 Mei maar op 12 Februari ingaat. Ik wil er op wijzen dat die her- croepeering ook een hulpmiddel voor Burgemeester en Wethouders is geweest om tot eenige huurverlaging te komen. Het is dus niet zoozeer een maatregel geweest om de huurders tegemoet te komen en waarvan men zou kunnen zeggen, zooals de heer Van Kollem doet: het blijkt nu dat de huurders altijd te veel huur hebben betaald, maar deze hergroepeering was voor Burge meester en Wethouders een middel om een verlaging van die huren tot stand te brengen en daardoor de verhuurbaarheid van die woningen te verhoogen. Bur gemeester en Wethouders hebben dat besluit in Februari genomen, maar zij hebben daarbij gemeend dat de nieuwe bepaling zou moeten ingaan na beëindiging van het loopende huurjaar. Dat besluit is genomen en ik geloof dat er op het oogenblik geen reden is om daarvan al te wijken. Het blijkt ook uit den staat, die is over gelegd, dat de huren van dezelfde woningen thans wéér zijn herzien en als men nu in het besluit van Burge meester en Wethouders wijziging wil brengen, dan zouden Burgemeester en Wethouders misschien geneigd zijn om de hergroepeering en de nieuwe huur van die woningen op het reeds door mij genoemde tijdstip gelijk tijdig te doen ingaan. Wij hebben nu het besluit ge nomen om die hergroepeering op 12 Mei te doen ingaan en ik zou zeggen, laat dat nu zoo blijven. De argu menten, die de heer Van Kollem aanvoert om die huur verlaging dadelijk op 12 Februari te doen ingaan, zijn naar mijn meening niet van dien aard, dat de Raad daarop moet ingaan. De heer Van der Schoot heeft nog opgemerkt, dat de huurbepaling van de woningen, die van gemeente wege zijn gebouwd achter de Landbuurt hooger is ge worden dan oorspronkelijk de bedoeling was. Ik geloof dat dit zit in het verschil van systeem om de huur te berekenen; wij hebben hier een verordening, welke ook geldt voor deze woningen en nu is in eerste instantie de berekening van de huur anders geweest. Het is dus niet zoo dat de aanbestedingskosten zijn tegengevallen; het is gebleken dat die woningen zijn gebouwd voor de sommen, waarop de bouwkosten zijn begroot, zoodat op grond daarvan niet kan worden gezegd dat de ge meente bij het bouwen van woningen duurder uit is. De heer Ritmeester (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Ik zou nog een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van wat de heer Van der Schoot heeft ge zegd. Deze sprak over verkoop van de woningen en natuurlijk klinkt dat wel heel mooi, maar het is niet zoo eenvoudig uitvoerbaar. Ik heb mij drie jaar geleden al in verbinding gesteld met den Directeur-Generaal van de Volksgezondheid om een middel te vinden, volgens het systeem van de Landarbeiderswet, waarbij de be woners tegen betaling van een jaarlijksche annuïteit en een bedrag ineens van 10 op den duur de woningen in hun bezit krijgen. Dan zouden echter de woningen moeten worden geschat naar de werkelijke waarde van den tegenwoordigen tijd en het verlies zou dan worden geleden door de gemeenschap, zou ik gaarne zeggen, maar helaas, dat is niet zoo, want het zou worden geleden door de gemeente, immers het Rijk past daarin niet bij. Als wij dus op het oogenblik zouden overgaan tot verkoop van de woningen, dan zouden al die groote verliezen, die worden gevormd door het verschil tus- schen de boekwaarde en de verkoopwaarde van de woningen door de gemeente moeten worden geleden. De gemeente zou die dan direct moeten betalen en zij zou in kapitaal moeten omzetten wat nu als verlies over 60 jaar loopt. Dat is niet uitvoerbaar. Het eenige middel zou zijn toepassing van het stelsel van de commissie-Vliegen, een stelsel, waarbij de ge- heele gemeenschap de verliezen krijgt te dragen. Maar wij staan hier nu voor een toestand, waarbij de ge meente voor het geheel verantwoordelijk is en waarbij alle lasten voor rekening van de gemeente komen, zonder dat het Rijk daarin bijdraagt. Die toestand zal moeten veranderen, willen wij een gezonderen toestand krijgen. Daarom is het ook zoo fataal, dat er in ons land zoo verschrikkelijk veel woningvereenigingen zijn; als er in iedere gemeente één vereeniging was, dan zou dat ook veel beter zijn dan dat men al die verschillende vereenigingen heeft. Dat is het grootste bezwaar, waarom het idee van den heer Van der Schoot op het oogenblik niet uitvoerbaar is. De Voorzitter stelt voor de discussies te sluiten en vraagt of de Raad ook stemming wenscht over het voorstel. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben aan mijn eer tegenover U verplicht nog even het woord te vragen. Ik ben begonnen met te zeggen dat ik wel het v/oord vroeg over dit voorstel hoewel ik met de con clusie daarvan meeging, maar dat ik het toch als mijn plicht voelde enkele opmerkingen te maken, waarvan ik hoopte dat zij in geen geval als aanmerkingen zouden worden beschouwd. Natuurlijk heb ik dat met opzet zoo gezegd en daarop beroep ik mij als ik deze zaak nog even toelicht. Ik wensch er nog niet van terug te komen dat ik bij de stukken heb gevonden een lijst, die bijna identiek is aan deze lijst. Waar die lijst gebleven is, weet ik niet, maar er moet nog een tweede lijst zijn. Ik heb een oogen blik gedacht: is het ook de lijst, die de heer De Boer voor zich had maar er was een lijst bij, waaruit ik heb opgeschreven wat ik zooeven heb voorgelezen. Ik meen dat het niet een geschreven maar een getypte lijst was en dat ik daaruit heb overgeschreven die zin snede, die ik zooeven heb voorgelezen. Ik wensch daar nog niet van terug te komen. Ofschoon ik natuurlijk van meening ben dat het nooit iemand vreemd staat, wanneer hij het boetekleed aantrekt, ben ik ook van meening dat dit op het oogenblik nog niet voor mij geweven is en dus kan ik het ook niet aantrekken. Dan heb ik ook nog een schuldige plicht tegenover den heer Muller, die mij ook iets in de schoenen heeft geschoven, waarvan hij zelf bij nader inzien zal zeggen dat hij zich ten zeerste vergist heeft. Wat is de be doeling van wat ik heb gezegd Dat is dit. Het eerste, waarvan bij de wiskunde sprake is, is het axioma, dat zijn dingen, die wij niet kunnen bewijzen en die wij ook niet behoeven te bewijzen. Zoo n axioma is ook dit ver schijnsel dat zij, die een goede huur kunnen betalen, uit de gemeentewoningen trekken en gaan naar andere deelen van de stad De heer Muller: Dat behoeft II mij niet te vertellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 9